Uitspraak
Parketnummer: 96-217158-15
Gerechtshof Den Haag
enkelvoudige kamer voor strafzaken
Proces-verbaal
van de op 28 oktober 2016 in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof.
Tegenwoordig zijn:
mr. R.M. Bouritius, voorzitter, en
mr. L.S. van Es, griffier.
Voorts is aanwezig mr. R.C. Tdlohreg, advocaat-generaal.
De voorzitter begint het onderzoek door het doen uitroepen van de zaak tegen na te noemen verdachte.
De verdachte, gedagvaard als:
[verdachte],
geboren op [geboortejaar] 1989 te [geboorteplaats],
[adres],
is niet ter terechtzitting verschenen.
Het hof is van oordeel dat sprake is van een rechtsgeldige betekening van de dagvaarding in hoger beroep.
Het hof overweegt daarbij dat de dagvaarding blijkens de akte van uitreiking is betekend door uitreiking op 15 augustus 2016 aan [persoon], die zich bij aanbieding van de dagvaarding op [adres] te ’s-Gravenhage, op dat adres bevond en die zich bereid verklaarde de brief in ontvangst te nemen en onverwijld aan de geadresseerde te doen toekomen.
Het hof neemt in aanmerking dat het relevante BRP-adres van de verdachte blijkens de SKDB-staat ten tijde van belang luidde: [adres] te ’s-Gravenhage.
Het hof is uit talrijke andere strafzaken ambtshalve bekend met de naam [persoon] als naam van degene die zich bij aanbieding van de voor in de BRP op het adres [adres] te ’s-Gravenhage ingeschreven personen bestemde dagvaardingen op laatstgenoemd adres bevindt en door uitreiking aan wie dan dagvaardingen
worden betekend. Laatstgenoemd adres fungeert als daklozenopvang.
Het moet er naar het oordeel van het hof derhalve voor worden gehouden dat [medewerker], medewerker van de IPKD, die de akte van uitreiking heeft opgemaakt en ondertekend, een schrijffout heeft begaan door in plaats van “119-1” te schrijven: “119”.
Het gerechtshof leest deze kennelijke schrijffout dan ook verbeterd als [adres] 119-1 en verleent verstek tegen de niet-verschenen verdachte.
De advocaat-generaal draagt de zaak voor en vordert, nu de verdachte geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend noch heden ter terechtzitting is verschenen, dat de verdachte op grond van artikel 416, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk wordt verklaard in het hoger beroep.
Na sluiting van het onderzoek door de voorzitter doet het gerechtshof terstond uitspraak.
Aantekening mondeling arrest
als bedoeld in artikel 425, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 7 januari 2016, gegeven naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van heden.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte heeft geen schriftuur met grieven tegen het vonnis ingediend. Evenmin heeft zij ter terechtzitting in hoger beroep mondeling bezwaren tegen het vonnis opgegeven. Het hof ziet ambtshalve geen redenen voor een inhoudelijke behandeling van de zaak in hoger beroep. Daarom zal de verdachte, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep.
Beslissing
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit proces-verbaal is door de voorzitter en de griffier vastgesteld en bij ontstentenis van de griffier alleen door de voorzitter ondertekend.