U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Zeer belast verleden tussen partijen; de vader zit in verband met een ernstig geweldsmisdrijf tegen de moeder op dit moment in detentie. De voor de uitoefening van gezamenlijk gezag benodigde communicatie van partijen ontbreekt totaal, hetgeen het gezamenlijk nemen van beslissingen over minderjarig kind op dit moment onmogelijk maakt en niet in het belang van minderjarig kind is. Hoewel de raad heeft geadviseerd het gezamenlijk gezag in stand te laten zolang minderjarig kind nog onder toezicht is gesteld, is aannemelijk geworden dat een wijziging van het gezag in het belang van minderjarig kind noodzakelijk is. Hoewel de gezinsvoogd ervoor kan zorgen dat de ouders niet in direct contact met elkaar hoeven te komen, is het doel van een ondertoezichtstelling niet om op een dergelijke wijze het gezamenlijk gezag tussen de ouders in stand te houden. Bovendien is een ondertoezichtstelling naar zijn aard een tijdelijke maatregel, die voor de beoordeling van het hier voorliggende verzoek van de moeder geen blijvende invloed kan hebben.

Uitspraak



GERECHTSHOF ARNHEM

Sector civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.105.397

(zaaknummer rechtbank 223869 / FA RK 11-12965)

beschikking van de familiekamer van 4 oktober 2012

inzake

[appellante],

wonende te [woonplaats],

verzoekster in hoger beroep,

verder te noemen “de moeder”,

advocaat: mr. M.M.P. Gerrits te Wijchen

en

[geïntimeerde],

verweerder in hoger beroep,

verder te noemen “de vader”,

advocaat: mr. E.R.T. Tromp te Nijmegen.

Als overige belanghebbende is aangemerkt:

de Stichting Bureau Jeugdzorg Gelderland,

gevestigd te Arnhem,

verder te noemen “de stichting”.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Arnhem van 1 februari 2012, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2. Het geding in hoger beroep

2.1 Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 17 april 2012, is de moeder in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking. De moeder verzoekt het hof die beschikking, voor wat betreft het afwijzen van het verzoek van de moeder tot beëindiging van het gezamenlijk ouderlijk gezag te vernietigen en te bepalen dat het gezamenlijk ouderlijk gezag van partijen over na te noemen [kind] ex artikel 1:253n BW wordt be ëindigd met dien verstande dat het ouderlijk gezag over [kind] alleen komt te rusten bij de moeder, met compensatie van proceskosten tussen partijen.

2.2 Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie van het hof op 21 mei 2012, heeft de vader het verzoek in hoger beroep van de moeder bestreden. De vader verzoekt het hof bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het beroep van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

2.3 De minderjarige [kind] heeft bij brief van 11 juni 2012, ingekomen te griffie van het hof op 13 juni 2012, aan het hof haar mening kenbaar gemaakt met betrekking tot het verzoek.

2.4 Ter griffie van het hof zijn binnengekomen:

- op 9 augustus 2012 een brief van de stichting;

- op 14 augustus 2012 een brief van mr. Gerrits van diezelfde datum met bijlagen.

2.5 De mondelinge behandeling heeft op 14 augustus 2012 plaatsgevonden. De ouders zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de raad) is E. Sigmond verschenen. De stichting heeft bij brief van 9 augustus 2012 aangegeven niet ter mondelinge behandeling te zullen verschijnen.

2.6 Artikel 1.4.3 van het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven luidt: “Een belanghebbende legt de stukken waarop hij zich wenst te beroepen, zo spoedig mogelijk over. Uiterlijk op de tiende kalenderdag voorafgaand aan de mondelinge behandeling kunnen nog stukken worden overgelegd, mits in vijfvoud en met toezending in kopie aan iedere overige belanghebbende. Op stukken die nadien worden overgelegd en op stukken waarvan tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat zij niet door iedere overige belanghebbende zijn ontvangen en tegen overlegging waarvan bezwaar is gemaakt, wordt geen acht geslagen, tenzij het hof anders beslist. Omvangrijke stukken die zonder noodzaak op of vlak voor de tiende kalenderdag voorafgaande aan de mondelinge behandeling worden overgelegd, kunnen als in strijd met de goede procesorde buiten beschouwing worden gelaten.”

2.7 Desgevraagd hebben de advocaten ter mondelinge behandeling meegedeeld dat zij voldoende hebben kennisgenomen van de brief van de stichting van 9 augustus 2012, dat zij zich voldoende hebben kunnen voorbereiden op een verweer daartegen en dat zij instemmen met overlegging van die brief met bijlagen zonder nadere maatregel van het hof. Het hof slaat daarom ook acht op die brief.

2.8 Desgevraagd heeft mr. Tromp ter mondelinge behandeling bezwaar gemaakt tegen overlegging van de brief van mr. Gerrits van 14 augustus 2012 met bijlagen aangezien deze stukken eerder hadden moeten worden ingediend en zij zich niet voldoende heeft kunnen voorbereiden op een verweer daartegen. Het hof heeft daarop beslist dat op die brief met bijlagen geen acht wordt geslagen, omdat deze zonder noodzaak pas op 14 augustus 2012 zijn ingekomen ter griffie van het hof en mr. Tromp in redelijkheid niet voldoende heeft kunnen kennisnemen van de brief met bijlagen en zich onvoldoende heeft kunnen voorbereiden op een verweer daartegen.

2.9 Na de mondelinge behandeling is met toestemming van het hof op 11 september 2012 binnengekomen een brief van mr. Gerrits van 10 september 2012 met als bijlage een verslag van het Multidisciplinair Overleg dat op 17 augustus 2012 heeft plaatsgevonden.

2.10 Bij brief van 12 september 2012, ingekomen ter griffie van het hof op 13 september 2012 heeft mr. Tromp daarop gereageerd.

3. De vaststaande feiten

3.1 Uit de relatie van partijen is op [geboortedatum] 2000 [kind] geboren. De vader heeft [kind] erkend. Partijen zijn op [datum] 2008 met elkaar gehuwd.

3.2 Bij beschikking van 17 december 2009 heeft de rechtbank echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 15 januari 2010 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Bij die beschikking heeft de rechtbank bepaald dat [kind] haar hoofdverblijfplaats bij de moeder heeft en als regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld dat [kind] bij de vader verblijft:

- één weekend per veertien dagen van vrijdagavond 17.00 uur tot zondagavond 18.00 uur;

- afwisselend de krokus- en herfstvakantie en de eerste en tweede week van de kerstvakantie;

- eventueel gedurende drie weken tijdens de zomervakantie in 2010.

Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit over [kind].

3.3 [kind] is onder toezicht gesteld van de stichting.

3.4 Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank Arnhem op 8 december 2011, heeft de moeder verzocht:

- het gezamenlijk ouderlijk gezag van partijen over [kind] te beeindigen in die zin dat het gezag bij de vader wordt weggenomen en het gezag alleen bij de moeder komt te rusten;

- te bepalen dat de omgangsregeling tussen de vader en [kind] primair volledig wordt beëindigd en subsidiair wordt teruggebracht naar een omgangsmoment eenmaal per zes weken gedurende één uur onder begeleiding van de gezinsvoogd, dan wel een andere deskundige of beveiligingspersoneel.

3.5 Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking heeft de rechtbank de zorgregeling die is vastgelegd in de echtscheidingsbeschikking beëindigd en als minimale regeling ter verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders vastgesteld dat [kind] contact heeft met de vader ten minste één uur per zes weken in het bijzijn van de gezinsvoogd of een andere derde en één belcontact per twee weken, waarbij de aard, de frequentie en de duur van de contacten, alsmede de wijze van begeleiding worden bepaald door de gezinsvoogd. De rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

4. De motivering van de beslissing

4.1 Ter mondelinge behandeling heeft de advocaat van de moeder de grief I ingetrokken, zodat het hof die verder niet meer zal bespreken.

4.2 Ingevolge artikel 1:253n BW kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond van waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter kan dan bepalen dat het gezag over een kind aan één van hen toekomt indien:

a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of

b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.

4.3 Het hof is van oordeel dat de omstandigheden zijn gewijzigd in die zin dat sinds de echtscheiding van partijen er sprake is geweest van een geweldsmisdrijf van de vader jegens de moeder in verband waarmee de vader gedetineerd zit, zodat de moeder op grond van het bepaalde in artikel 1:253n BW in haar verzoek kan worden ontvangen.

4.4 Uit de stukken en ter mondelinge behandeling is gebleken dat sprake is van een zeer belast verleden tussen partijen. De vader zit in verband met een ernstig geweldsmisdrijf tegen de moeder op dit moment in detentie. Communicatie tussen partijen is – zo bleek ook tijdens de mondelinge behandeling – op geen enkele wijze mogelijk en evenmin is te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zal komen. Dit betekent dat de voor de uitoefening van gezamenlijk gezag benodigde communicatie van partijen totaal ontbreekt, hetgeen het gezamenlijk nemen van beslissingen over [kind] op dit moment onmogelijk maakt en niet in het belang van [kind] is. Hoewel de raad heeft geadviseerd het gezamenlijk gezag in stand te laten zolang [kind] nog onder toezicht is gesteld, is het hof van oordeel dat met inachtneming van het voorgaande aannemelijk is geworden dat een wijziging van het gezag in het belang van [kind] noodzakelijk is. Hoewel de gezinsvoogd ervoor kan zorgen dat de ouders niet in direct contact met elkaar hoeven te komen, is het doel van een ondertoezichtstelling niet om op een dergelijke wijze het gezamenlijk gezag tussen de ouders in stand te houden. Bovendien is een ondertoezichtstelling naar zijn aard een tijdelijke maatregel, die voor de beoordeling van het hier voorliggende verzoek van de moeder geen blijvende invloed kan hebben. Dit betekent dat de grieven II en III slagen.

5. De slotsom

5.1 Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking voor zover aan zijn oordeel onderworpen te vernietigen en te beslissen als volgt.

5.2 Het hof zal de proceskosten in beide instanties compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn en de procedure het uit die relatie geboren kind betreft.

6. De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

vernietigt de beschikking van de rechtbank Arnhem van 1 februari 2012, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en (in zoverre) opnieuw beschikkende:

belast de moeder met het gezag over [kind];

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

compenseert de kosten van het geding in beide instanties in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. S.M. Evers, G.J. Rijken en M.L. van der Bel en is op

4 oktober 2012 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature