U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Een 51-jarige man wordt veroordeeld wegens het doden van zijn toen 45 jarige levenspartner. Moord of doodslag?

Het hof acht voorbedachte raad niet bewezen.

Per saldo overwegen contra-indicaties tegen voorbedachte raad.

Veroordeling tot onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht jaar. Strafmatigende factoren wegen per saldo even zwaar als strafverzwarende factoren.

Uitspraak



,

Sector strafrecht

Parketnummer: 21-004515-11

Uitspraak d.d.: 6 juli 2012

TEGENSPRAAK

Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van 7 november 2011 in de strafzaak tegen

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [1961],

thans verblijvende in [detentieplaats]

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 22 juni 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr W.J. Ausma, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 26 februari 2011 tot en met 28 februari 2011 te [plaatsnaam], gemeente [plaatsnaam] en/of te [plaatsnaam], althans in het arrondissement [plaatsnaam], in elk geval in Nederland, opzettelijk en met voorbedachte rade, althans opzettelijk, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, die [slachtoffer] gewurgd en/of verstikt, door meermalen, althans eenmaal, een (honden)riem om de hals/nek van die [slachtoffer] te leggen en/of (vervolgens) aan te trekken, en/of aangetrokken te houden, althans de hals/nek van die [slachtoffer] te omsnoeren en/of samen te drukken en/of omsnoerd en/of samengedrukt te houden, althans die [slachtoffer] gedurende een lange/ruime periode het vrije ademhalen belemmerd, althans enige (gewelddadige) handeling verricht, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Volgens de advocaat-generaal kan moord bewezen worden. De advocaat-generaal heeft betoogd dat de verdachte weloverwogen en koelbloedig heeft gehandeld. Verdachte heeft de gelegenheid benut en de tijd gehad en genomen om opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg het slachtoffer van het leven te beroven.

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat er geen sprake is van voorbedachte rade. Hiertoe heeft hij – kort gezegd – aangevoerd dat verdachte in een opwelling heeft gehandeld. Dat er sprake zou zijn van een ‘plotselinge hevige drift’ en van een korte tijdsspanne tussen besluit en (verdere c.q. voorzetting van de) uitvoering.

Het hof overweegt het volgende:

Het hof leidt in het bijzonder uit de aard van de gedragingen van verdachte – verwurging door middel van het gedurende langere tijd aantrekken van een hondenriem om de hals van het slachtoffer – af dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk om het leven heeft gebracht.

Over de vraag of er sprake is van voorbedachte raad lopen de opvattingen van openbaar ministerie en de verdediging uiteen.

Bij de beoordeling van deze vraag gaat het hof uit van de overwegingen van de Hoge Raad in zijn arrest van 28 februari 2012 (LJN: BR2342):

Voor een bewezenverklaring van dit bestanddeel moet, zoals hierboven ook is weergegeven, komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.

Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld.

Mede met het oog op het hierboven aangeduide strafverzwarende gevolg dat dit bestanddeel heeft, moeten - anders dan wel uit eerdere rechtspraak van de Hoge Raad wordt afgeleid - aan de vaststelling dat de voor voorbedachte raad vereiste gelegenheid heeft bestaan, bepaaldelijk eisen worden gesteld en dient de rechter, in het bijzonder indien de voorbedachte raad niet rechtstreeks uit de bewijsmiddelen volgt, daaraan in zijn motivering van de bewezenverklaring nadere aandacht te geven.

Het hof acht op de volgende gronden niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] met voorbedachte rade om het leven heeft gebracht.

De rechtbank heeft haar andersluidende oordeel gegrond op – kort gezegd – de omstandigheid dat verdachte na het lichaam van [slachtoffer] naar buiten te hebben gebracht de hondenriem nog een keer om haar hals zou hebben aangetrokken omdat hij haar borstkas zag of meende te zien bewegen, zoals hij bij zijn verhoren op 1 en 2 maart 2010 heeft verklaard. De juistheid van de verklaring van verdachte op dit punt wordt door de verdediging betwist.

Naar het oordeel van het hof is echter niet buiten redelijke twijfel komen vast te staan dat [slachtoffer], nadat de verdachte haar uit de woning had gesleept, nog leefde. De opvatting van het hof is in het bijzonder gebaseerd op hetgeen verdachte tegenover de politie en ter zitting van het hof heeft verklaard omtrent het door hem in de woning uitgeoefende geweld en omtrent zijn waarnemingen daarna van het slachtoffer, nu aan de rapporten van het NFI geen dwingend uitsluitsel over deze kwestie kan worden ontleend. Daaruit komt naar voren dat verdachte de riem aanzienlijk langer aangetrokken heeft gehouden dan de periode gedurende welke een mens zonder lucht kan en dat hij gedurende langere tijd heeft gezien dat de borstkas van het slachtoffer niet meer bewoog.

Naar het oordeel van de advocaat-generaal is er sprake van voorbedachte raad. Voor zover in het requisitoir als scenario naar voren komt dat de verdachte het plan zou hebben gehad om zijn vrouw - van wier inkomen hij afhankelijk was - uit de weg te ruimen als er voor hem geen financieel profijt van haar meer zou zijn, acht het hof dit niet alleen niet bewezen, maar ook onwaarschijnlijk. Volgens de advocaat-generaal heeft verdachte bij het bepalen van zijn gedragingen weloverwogen en koelbloedig gehandeld. Het hof komt evenwel tot een andere conclusie.

De vraag is of uit de omstandigheden op de avond van de dood van [slachtoffer] blijkt van voorbedachte rade bij verdachte. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er die avond over enkele onderwerpen irritaties waren, zonder dat er sprake was van een ruzie tussen beiden. Verdachte ging naar de wc om aan de gespannen sfeer te ontkomen en omdat hij moest plassen. Toen hij de wc verliet pakte hij de hondenriem van de kapstok. Verdachte heeft wat volgt beschreven bij zijn verhoor door de politie in de volgende termen: bij hem is toen iets “geknapt”, er is “een knop omgegaan”, hij is “in een roes gekomen”, “er is een switch”. Hij is vervolgens met de hondenriem naar het achter de computer gezeten slachtoffer gelopen, heeft de riem om haar hals gedaan en is die vervolgens gaan - en daarna gedurende langere tijd blijven - aantrekken. De afstand tussen de plaats waar de hondenriem hing en het slachtoffer was 5.40 meter.

Van een uitdrukkelijk besluit om [slachtoffer] te doden blijkt niet uit de verklaring van verdachte. Uit de omstandigheid dat verdachte na uit de wc te zijn gekomen, de hondenriem heeft gepakt en daarmee naar het in de woonkamer gezeten slachtoffer is gelopen en de hondenriem om haar hals heeft gedaan, leidt het hof echter af dat verdachte dat besluit wel heeft genomen. Verdachte heeft vanaf het moment waarop hij de riem pakte tijd en gelegenheid gehad tot nadenken. Dat levert – in de termen van het eerder vermelde arrest van de Hoge Raad – een (belangrijke) objectieve aanwijzing op dat met voorbedachte raad is gehandeld.

Tegen het op grond hiervan aannemen van voorbedachte raad bestaan evenwel contra-indicaties.

- De tijdsspanne moet erg kort - enkele seconden - zijn geweest. Verdachte heeft zelf verklaard op dat moment niet te hebben nagedacht.1 Het hof begrijpt de verklaringen van verdachte aldus dat hij niet toen maar eerst tijdens de uitvoering eraan dacht dat de kinderen wakker zouden kunnen worden.2

- Het hof begrijpt verdachte aldus dat hij stelt dat er sprake is geweest van een na het bezoek aan de wc opgekomen hevige gemoedsopwelling. Deze zou het resultaat zou kunnen zijn van een opeenstapeling van frustraties, irritaties en ergernissen over diverse onderwerpen aan zijn kant welke hij toeschreef aan het slachtoffer. Dit zou dan als het ware zijn uitgebarsten in het begaan van het feit. Het hof acht deze lezing niet onaannemelijk. Hetzelfde geldt voor de handelingen die verdachte tijdens de uitvoering en kort daarna heeft verricht: als verdachte buiten de woning de riem nog een keer heeft aangetrokken bij het mogelijk nog in levende zijnde slachtoffer3, acht het hof het niet onaannemelijk dat hij in dezelfde toestand verkeerde, ook al dacht hij op dat moment aan het voorkomen van het wakker worden van de kinderen en heeft hij gesproken in termen van “het afmaken” van hetgeen waaraan hij begonnen was, toen hij “de lijn” over was gegaan.

- Het overlijden van het slachtoffer heeft de kwaliteit van het leven van de nabestaanden, waaronder de nog jonge kinderen van het slachtoffer en de verdachte, sterk in negatieve zin aangetast. Dat dit gevolg zou intreden na het overlijden van het slachtoffer stond vast. Het is daarom aannemelijk dat als verdachte in zijn normale doen was geweest en daadwerkelijk de gelegenheid had gehad om na te denken over zijn daad en de gevolgen ervan, hij – als zeer betrokken vader – dit verdriet zijn kinderen (en andere nabestaanden) zou hebben bespaard en dus het slachtoffer niet zou hebben gedood.

De vraag welk gewicht aan aanwijzingen en contra-indicaties moet worden toegekend, is niet in een precieze berekening te vatten. Per saldo is het hof van oordeel dat aan de contra-indicaties tegen de aanwezigheid van voorbedachte raad een zwaarder gewicht toekomt. Daarvoor geven dan in het bijzonder de zeer korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering en het plotselinge karakter van het opkomen van de emoties en van de besluitvorming de doorslag.

Opgemerkt zij nog dat de omstandigheden dat verdachte vervolgens het lijk van het slachtoffer heeft weggemaakt en haar dood heeft verhuld, naar het oordeel van het hof niet relevant zijn voor de vraag naar de voorbedachte raad. Van een vooropgezet plan waarvan een en ander deel uitmaakte, is immers niet gebleken.

De verdediging heeft verzocht om het benoemen van een “betrouwbaarheidsdeskundige” in verband met de beoordeling van de delen van de politieverhoren waarin verdachte heeft verklaard omtrent het aantrekken van de riem nadat hij het lichaam van [slachtoffer] naar buiten had gebracht in verband met de vraag of voorbedachte raad bewezen kan worden verklaard. Dit verzoek moet worden afgewezen, reeds omdat het belang daaraan is komen te ontvallen omdat de ten laste gelegde voorbedachte raad niet bewezen wordt geacht.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op 26 februari 2011 te [plaatsnaam], opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk die [slachtoffer] gewurgd en/of verstikt, door een hondenriem om de hals/nek van die [slachtoffer] te leggen en vervolgens aan te trekken, en aangetrokken te houden, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het bewezen verklaarde levert op:

Doodslag.

 

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld wegens moord tot onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren.

De rechtbank Utrecht heeft de verdachte veroordeeld wegens moord tot onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld wegens moord tot onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren.

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Terwijl verdachte in eerste aanleg is veroordeeld wegens moord, is door het hof doodslag bewezen verklaard. Hierbij past een andere strafhoogte als uitgangspunt voor de strafbepaling. Op grond van een vergelijking van de feiten in deze zaak met de feiten en de strafhoogte in andere zaken stelt het hof het uitgangspunt op acht jaar.

Verdachte heeft zijn levenspartner van het leven beroofd. Doodslag is een bijzonder ernstig delict. Het meest elementaire van een mens, zijn leven, wordt hem ontnomen. Daarmee heeft hij bovendien onherstelbaar leed aangericht aan haar en zijn kinderen, haar moeder, haar zus en alle anderen die haar na hebben gestaan. Zij zullen de rest van hun levens met het verlies van [slachtoffer] en het leed moeten leven. Verdachte heeft zijn vier kinderen moederloos gemaakt. In plaats van gezamenlijk in gezinsverband te leven, zijn de kinderen nu verdeeld over twee andere gezinnen die hen hebben opgenomen. Het hof verwijst naar de slachtofferverklaringen van de moeder van het slachtoffer, mevrouw [benadeelde], en haar zus, mevrouw [slachtoffer].

Als strafverzwarende omstandigheden neemt het hof in aanmerking dat verdachte het stoffelijk overschot van [slachtoffer] heeft doen verdwijnen en het gedumpt heeft in een sloot. Als gevolg daarvan werd het aangetast en verminkt, wat voor de nabestaanden extra kwetsend is geweest. Bovendien heeft hij enkele dagen geveinsd dat zij als vermist moest worden beschouwd nadat zij op de avond van haar dood naar haar broer zou zijn gegaan. In dat kader heeft hij allerlei handelingen verricht om anderen op een dwaalspoor te brengen en om sporen uit te wissen.

Aan de andere kant is er sprake van strafmatigende factoren.

In de eerste plaats ontbreekt eerdere min of meer relevante documentatie.

Van aanzienlijk méér gewicht is de volgende factor. Verdachte is zwaar aangeslagen door de dood van [slachtoffer], ook al is hij daarvoor zelf verantwoordelijk. Hij is gedurende vele jaren met haar samen geweest. Samen met haar had hij vier kinderen. Voorts acht het hof aannemelijk dat door de dood van [slachtoffer] de verhouding tussen verdachte en zijn kinderen lange tijd, zo niet voor altijd, ernstig verstoord zal blijven. Deze consequenties zal verdachte naar de inschatting van het hof nog sterker ervaren na invrijheidstelling dan tijdens de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf. Hij zal geen contact met zijn kinderen kunnen hebben of aan contact met hen kunnen denken zonder daarbij zich te herinneren wat hij heeft aangericht.

Het hof kan zich weliswaar vinden in de conclusie van de gedragskundige rapportage van

I. Maksimovic, M.F. Raven en W. van Kreel over de dynamiek in de persoon van verdachte bij het begaan van het feit. Deze komt erop neer dat verdachte “overspoeld” door niet eerder herkende of toegelaten agressieve emoties terwijl hij in mindere mate in staat was om de opbouw van de agressie tegenover [slachtoffer] te kunnen aanvoelen. Het hof is van oordeel dat met deze factor bij de straftoemeting niet nog apart rekening dient te worden gehouden, omdat deze al een rol heeft gespeeld bij de vrijspraak van het bestanddeel voorbedachte rade met als gevolg dat niet moord maar doodslag bewezen is verklaard.

Ook de vraag welk gewicht aan de strafverzwarende en strafmatigende factoren toekomt, is niet in een precieze berekening te vatten. Per saldo weegt het hof deze ongeveer even zwaar. Dat brengt het hof tot het oordeel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht jaar passend en geboden te achten. Noch uit een oogpunt van vergelding noch van preventie is oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur noodzakelijk.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 50.633,09. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 10.000,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 10.000,00. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.

Voor het overige is het hof – met de rechtbank en de advocaat-generaal - van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Evenals de rechtbank en – naar het hof begrijpt – de advocaat-generaal ziet het hof wegens de bijzondere omstandigheden van het geval geen aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36f en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) jaren.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren werkstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] terzake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van € 10.000,00 (tienduizend euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.

Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Aldus gewezen door

mr J.A.W. Lensing, voorzitter,

mr J.D. den Hartog en mr M.C.J. Groothuizen, raadsheren,

in tegenwoordigheid van B. Moorlag, griffier,

en op 6 juli 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

1 Het hof merkt op dat enkele zinnen in het verhoor van 2 maart 2011 wel door verdachte zijn uitgesproken maar niet in de schriftelijke uitwerking zijn opgenomen. Verdachte spreekt ervan dat het (het hof begrijpt het nemen van het besluit) in een split second is gebeurd en dat hij heeft gehandeld “zonder erbij na te denken”.

2 Zie p. 91 van het proces-verbaal.

3 Het hof heeft hier boven al opgemerkt dat het niet vindt vaststaan dat het slachtoffer nog in leven was toen zij buiten was; het hof kan dit evenwel ook niet uitsluiten.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature