Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Beslissing op het verzoek ex artikel 557, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het hof bepaalt dat de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf die aan verzoeker is opgelegd, wordt geschorst.

Uitspraak



GERECHTSHOF ARNHEM

Parketnumer: 21-004214-12

AVNR: 1282-12

De voorzieningenrechter van het gerechtshof Arnhem heeft te beslissen op het verzoek ex artikel 557, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering van:

[verzoeker],

geboren [geboortedatum] te [geboorteplaats] ([geboorteland]),

wonende [adres],

thans gedetineerd in de P.I. [naam],

verder te noemen verzoeker,

ingediend door mr. W.J.J. Lunsingh Tonckens, advocaat te Maastricht, naar aanleiding van de beslissing van 19 oktober 2012 van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht om de tenuitvoerlegging van de op 13 september 2011 door de politierechter in de rechtbank Utrecht aan verzoeker opgelegde gevangenisstraf voor de duur van vijf weken te schorsen.

Het hof heeft kennis genomen van de aantekening mondeling vonnis van de politierechter in de rechtbank Utrecht van 13 september 201, de akte van 11 oktober 2012 waarbij verzoeker hoger beroep heeft ingesteld tegen dat vonnis, en van de overige stukken in het dossier.

Het hof heeft op 31 oktober 2012 gehoord de advocaat-generaal en verzoeker, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. L. Schyns, advocaat te Maastricht en kantoorgenoot van mr. Lunsingh Tonckens.

OVERWEGINGEN:

1. Van de volgende vaststaande feiten kan worden uitgegaan:

1.1

De politierechter in de rechtbank Utrecht heeft verzoeker ter terechtzitting van 13 september 2011 ter zake van diefstal bij verstek veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf weken. De dagvaarding voor deze terechtzitting is niet in persoon aan verzoeker betekend. Hij noch een (gemachtigde) raadsman is op die zitting verschenen.

1.2

De raadkamer van de rechtbank Den Bosch heeft in een andere zaak tegen verzoeker op 16 oktober 2012 de voorlopige hechtenis geschorst. Verzoeker is toen echter niet in vrijheid gesteld omdat het openbaar ministerie de bij voornoemd vonnis opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer heeft doen leggen.

2. Het verzoek is tijdig ontvangen en in zoverre ontvankelijk.

3. Het verzoek strekt tot schorsing van de tenuitvoerlegging van voornoemde gevangenisstraf in afwachting van een onherroepelijke uitspraak. De raadsvrouw heeft zich – kort samengevat – primair op het standpunt gesteld dat verzoeker niet op de hoogte was voornoemde veroordeling en dat aan hem die uitspraak niet is meegedeeld en subsidiair, als op grond van de akte van uitreiking van 9 januari 2012 moet worden aangenomen dat het vonnis wel is meegedeeld, dat verzoeker niet heeft begrepen waar het om ging. Zij heeft daarom bepleit dat verzoeker tijdig in hoger beroep is gekomen en dat de tenuitvoerlegging van het vonnis dient te worden geschorst.

4. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat voornoemd vonnis onherroepelijk is geworden door de betekening van die uitspraak aan verzoeker in persoon op 9 januari 2012 en het niet tijdig instellen van een rechtsmiddel tegen die uitspraak. De advocaat-generaal heeft onder verwijzing naar de gelijkenis tussen de handtekening op de akte van uitreiking van 9 januari 2012 en de handtekening op een zich in het dossier bevindende kopie van een Pools identiteitsbewijs van verzoeker aangegeven dat bij hem geen twijfel bestaat dat aan verzoeker op die datum het vonnis is meegedeeld. Bovendien heeft hij aangevoerd dat verzoeker, als deze al niet heeft begrepen waar het om ging, gelegenheid heeft gehad zich daaromtrent te doen informeren.

5. Vooropgesteld dient te worden dat gelet op het voorlopige karakter van de procedure het onderzoek naar aanleiding van een verzoek ex artikel 557, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering een summier karakter draagt en dat de aangevoerde juridische en feitelijke standpunten dan ook slechts met in achtneming van dit summiere karakter van het onderzoek kunnen worden beoordeeld.

6. In het dossier bevinden zich verschillende akten van uitreiking om voornoemd vonnis aan verzoeker te betekenen. Blijkens die akten heeft dit, met uitzondering van de akte van 9 januari 2012, niet geleid tot een uitreiking in persoon. De vraag is echter of op die datum het vonnis aan verzoeker is uitgereikt. Verzoeker ontkent dat, ook nadat hem ter zitting die akte (verder: de akte) is getoond. Verzoeker bevond zich, naar het hof voorshands moet aannemen, op 9 januari 2012 op vrije voeten. Het hof constateert dat uit de akte blijkt dat deze door een zekere [naam] met (kennelijk) een dienstnummer 83588 is opgemaakt maar verder blijkt niet in welke hoedanigheid hij dat heeft gedaan en waar hij dat heeft gedaan. De advocaat-generaal heeft daarover ook geen informatie kunnen verschaffen. Verder blijkt uit de akte van uitreiking dat degene aan wie is uitgereikt, zich heeft gelegitimeerd met een Pools identiteitsbewijs maar het nummer van dat identiteitsbewijs is niet vermeld. Voorts vertoont de handtekening van degene aan wie is uitgereikt, gelijkenis met die op het Poolse identiteitsbewijs van verzoeker dat zich in het dossier bevindt, maar - anders dan de advocaat-generaal - is het hof voorshands van oordeel dat het niet gaat om een zodanig treffende gelijkenis dat er geen twijfel kan bestaan dat die door verzoeker is geplaatst. Verzoeker heeft ter zitting niet bevestigd dat de handtekening op de akte door hem is geplaatst. De advocaat-generaal heeft er nog op gewezen dat in de akte de naam-, adres- en woonplaatsgegevens van verzoeker volledig en correct zijn vermeld, maar dat wil op zichzelf niet zoveel zeggen omdat de uitreikende ambtenaar die gegevens uit de hem ter beschikking staande informatiesystemen kan hebben verkregen.

7. Het een en ander brengt het hof tot het voorlopige oordeel dat, ook in onderling verband en samenhang bezien, er thans te veel onzekerheid bestaat over de vraag of voornoemd vonnis op 9 januari 2012 aan verzoeker in persoon is uitgereikt, en dat er derhalve een gerede kans bestaat dat het hof later ten gronde zal oordelen dat verzoeker op 11 oktober 2012 tijdig daartegen in hoger beroep is gekomen. Het hof zal daarom het verzoek toewijzen en bepalen dat de (verdere) tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf die verzoeker bij voornoemd vonnis is opgelegd, wordt geschorst.

DE BESLISSING:

Het hof:

- bepaalt dat de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf die aan verzoeker bij voornoemd vonnis is opgelegd, wordt geschorst.

Aldus gegeven te Arnhem op 1 november 2012 door mr. E.A.K.G. Ruys, senior raadsheer als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. G.J.B. van Weegen, griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature