Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Is de overeenkomst tot het volgen van een tweejarige cursus een overeenkomst van opdracht (7:400BW)

Uitspraak



GERECHTSHOF ARNHEM

Sector civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.073.549

(zaaknummer rechtbank 629965)

arrest van de vijfde civiele kamer van 19 juli 2011

inzake

[appellante],

wonende te [woonplaats],

appellante,

advocaat: mr. A. van Oosten,

tegen:

[geïntimeerde],

enig beherend vennoot van de commanditaire vennootschap College de Paris C.V.,

wonende te [woonplaats],

geïntimeerde,

advocaat: mr. W.I. Wisman.

1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1 Voor de procedure in eerste aanleg en het verloop van het geding in hoger beroep wordt verwezen naar het tussenarrest van dit hof van 28 september 2010.

In dit tussenarrest heeft het hof een comparitie van partijen gelast. Op eenparig verzoek van partijen heeft deze comparitie (na aanbrengen) geen doorgang gevonden en hebben partijen ervoor gekozen om verder te procederen in hoger beroep.

1.2 [appellante] heeft bij memorie van grieven drie grieven tegen het bestreden vonnis geformuleerd, de stukken van de eerste aanleg en de appeldagvaarding overgelegd en overeenkomstig deze dagvaarding geconcludeerd dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis zal vernietigen en (zo begrijpt het hof) de vordering van [geïntimeerde] alsnog zal afwijzen en [geïntimeerde] zal veroordelen in de kosten van de procedure in beide instanties.

1.3 [geïntimeerde] heeft bij memorie van antwoord de grieven bestreden, één nieuwe productie overgelegd en geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, zo nodig met verbetering of aanvulling van gronden, met veroordeling van [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep en met verklaring dat deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad zal zijn, zulks met bepaling dat over die proceskostenveroordeling de wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van veertien dagen na datum van het te wijzen arrest.

2. De grieven

[appellante] heeft de volgende grieven aangevoerd.

Grief 1

Ten onrechte heeft de kantonrechter geoordeeld dat geen sprake is van onvoorziene omstandigheden als bedoeld in artikel 6:258 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Althans, de motivering die de kantonrechter aan zijn beslissing ten grondslag legt, is niet begrijpelijk.

Grief 2

Ten onrechte heeft de kantonrechter geoordeeld dat geen sprake is van te verstrekkende algemene voorwaarden. Althans, de motivering die de kantonrechter aan zijn beslissing ten grondslag legt, is niet begrijpelijk.

Grief 3

Ten onrechte heeft de kantonrechter geoordeeld dat het niet-opzegbeding uit de overeenkomst niet in strijd is met de redelijkheid en billijkheid en dat daarom het beroep van [appellante] op de niet-toepasbaarheid ervan niet kan opgaan alsmede heeft de kantonrechter ten onrechte geoordeeld - zij het op impliciete wijze - dat [appellante] de overeenkomst tussen partijen niet rechtsgeldig heeft opgezegd op 11 mei 2004, in dier voege dat [appellante] vanaf dat moment niet al dan niet partieel werd bevrijd van haar betalingsverplichtingen jegens [geïntimeerde]. Althans, de motivering die de kantonrechter aan zijn beslissing ten grondslag legt, is niet begrijpelijk.

3. De vaststaande feiten

3.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist, staan in hoger beroep de navolgende feiten vast.

3.2 [appellante] heeft een aanmeldingsformulier van College de Paris ingevuld, gedateerd op 30 augustus 2003, ondertekend en vervolgens toegestuurd aan College de Paris.

Op dit formulier heeft [appellante] aangegeven dat zij wil deelnemen aan de opleiding tot schoonheidsspecialiste en daarbij de volgende keuzes aangekruist:

“Tweejarige dagcursus met één vaste dag in de week, aanvang in okt.

Overeenkomst voor de gehele cursusduur.

(…)

Ik betaal de onderwijsbijdragen met de aangepaste afbetaling, zie hieronder bij **

(…)

** Aangepaste afbetaling tweejarige cursus:

Ik verzoek spreiding van de betaling over een periode van drie jaar:

Bij inschrijving € 180 en 36 termijnen van € 165 eind okt 2003 t/m

eind sep 2006;

(…)”

3.3 Op 3 september 2003 heeft [appellante] op de school van College de Paris te Den Haag een intakegesprek gehad en vervolgens een overeenkomst - overeenkomstig haar keuzes in het onder 3.2 genoemde aanmeldingsformulier - met aanhef “Algemene voorwaarden” ondertekend en het inschrijfgeld voldaan.

3.4 Artikel 3 van de algemene voorwaarden houdt in:

“De overeenkomst eindigt met betrekking tot het te geven onderwijs door ommekomst van de in artikel 1 beschreven volledige cursusduur, met betrekking tot de betalingsverplichtingen van de cursist op het moment waarop de cursist aan alle financiële verplichtingen jegens de school heeft voldaan, en kan niet door de school noch door de cursist worden opgezegd.”

3.5 [appellante] heeft op 25 maart 2004 voor het laatst aan de opleiding deel genomen. Zij heeft de termijn over maart 2004 niet voldaan. Eind mei 2004 heeft [appellante] voor het laatst een maandtermijn voldaan.

3.6 Bij brief van 11 mei 2004 aan College de Paris verklaart [appellante] haar afwezigheid bij de cursus, legt zij haar persoonlijke situatie uit en vraagt om de automatische incasso te stoppen omdat zij € 165,- per maand niet meer kan missen.

4. De motivering van de beslissing in hoger beroep

4.1 [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg nakoming gevorderd van de overeenkomst met [appellante] en onder andere betaling gevorderd van € 4.950,-, het ingevolge de overeenkomst nog verschuldigde cursusgeld. De kantonrechter heeft deze vordering toegewezen en daarbij -kort weergegeven- overwogen dat de overeenkomst niet door [appellante] tussentijds kon worden opgezegd, dat artikel 3 van de toepasselijke algemene voorwaarden niet onredelijk bezwarend is en dat [appellante] geen beroep op onvoorziene omstandigheden als bedoeld in artikel 6:258 BW toekomt. In hoger beroep komt [appellante] op tegen deze oordelen van de kantonrechter.

4.2 In het kader van de vraag of artikel 3 van de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is als bedoeld in artikel 6: 233 onder a BW moet onder andere worden gelet op “de aard” van de overeenkomst. De aard van de overeenkomst komt ook aan de orde in het kader van de vraag of sprake is van onvoorziene omstandigheden die noodzaken tot wijziging of ontbinding van de overeenkomst, aldus artikel 6:258 lid 2 BW .

4.3 Partijen hebben zich over de aard van de overeenkomst nog niet uitgelaten anders dan dat het betreft een overeenkomst tot het volgen van een tweejarige cursus. Partijen hebben deze overeenkomst niet nader juridisch gekwalificeerd en zich niet de vraag gesteld of het een bijzondere overeenkomst betreft waarvoor Boek 7 BW een regeling geeft.

4.4 Indien de overeenkomst tot het volgen van een tweejarige cursus moet worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht zoals bedoeld in artikel 7:400 BW geldt dat artikel 7:408 lid 1 BW bepaalt: “De opdrachtgever kan te allen tijde de overeenkomst opzeggen.” Ingevolge artikel 7:413 lid 2 BW kan van de ze bepaling niet ten nadele van de opdrachtgever worden afgeweken. Uit artikel 7:408 lid 3 BW volgt dat de opdrachtgever, “onverminderd artikel 406, ter zake van een opzegging geen schadevergoeding verschuldigd is ”. Ingevolge artikel 7:413 lid 1 BW kan hiervan niet worden afgeweken.

4.5 Hof hof heeft behoefte aan inlichtingen en zal een comparitie van partijen bepalen. Bij die gelegenheid kunnen partijen zich nader uitlaten over hetgeen onder 4.2 – 4.4 is overwogen. De comparitie zal ook worden aangewend om te onderzoeken of partijen tot overeenstemming kunnen komen. Een partij die bij gelegenheid van die comparitie nog een proceshandeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, dient ervoor te zorgen dat het hof en de wederpartij uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen.

5. De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:

bepaalt dat partijen in persoon tezamen met hun advocaten zullen verschijnen voor het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. H. Wammes, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem op een nader door deze te bepalen dag en tijdstip, zulks tot het geven van inlichtingen als onder 4.5 aangegeven en opdat kan worden onderzocht of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden;

bepaalt dat partijen de verhinderdagen van partijen en hun advocaten in de maanden september, oktober en november 2011 zullen opgeven op de roldatum 16 augustus 2011, waarna dag en uur van de comparitie (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;

houdt verder iedere beslissing aan.

Dit arrest is gewezen door mrs. I.A. Katz-Soeterboek, P.L.R. Wefers Bettink en H. Wammes en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature