Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Het hof heeft verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 27 maanden met aftrek van voorarrest ter zake van (onder meer) valsheid in geschrift en oplichting.

Wegens schending van de redelijke termijn zijn er negen maanden van de gevangenisstraf afgetrokken afgetrokken.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



Sector strafrecht

Parketnummer: 21-002488-07

Uitspraak d.d.: 4 mei 2011

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Arnhem van 24 mei 2007 in de strafzaak tegen

[Verdachte]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 april 2011 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr B.T. Nooitgedagt, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis waarvan beroep vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde. Hoger beroep tegen deze gegeven vrijspraak staat niet open. Het hof zal verdachte daarom in zoverre niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep verklaren.

Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

De raadsman heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard vanwege de overschrijding van de redelijke termijn.

Het hof overweegt hieromtrent als volgt.

De Hoge Raad heeft bij arrest van 17 juni 2008, LJN: BD2578, bepaald dat overschrijding van de redelijke termijn niet leidt tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, ook niet in uitzonderlijke gevallen. Bij arrest van 19 april 2011, LJN: BP5361, heeft de Hoge Raad nog overwogen dat het geen aanleiding ziet om deze vuistregel aan te passen. Gelet op deze uitspraken van de Hoge Raad acht het hof het openbaar ministerie ontvankelijk in zijn strafvervolging. Het hof zal de overschrijding van de redelijke termijn compenseren door de straf te verlagen, die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het hof tot een andere bewijsbeslissing komt.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - voor zover in hoger beroep nog aan de orde - tenlastegelegd dat:

1.

hij in of omstreeks de periode van 29 maart 1999 tot en met 12 mei 2000 te Warnsveld en/of Arnhem, althans in Nederland en/of Antwerpen, althans in België meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft afgeleverd en/of voorhanden gehad (een) vals(e) of vervalst(e) Certificate(s) of Deposit (CD's), te weten zogenoemde [afkorting bank 1]-CD's in de reeks UCI-TI 001 tot UCI-TI-010, zijnde voor omloop bestemd handels en/of kredietpapier, (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, terwijl hij, verdachte, en of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het/deze (telkens) echt en onvervalst, immers op voornoemd(e) Certificate(s) of Deposit staat vermeld dat door [vennootschap 1] BV een geldbedrag van 10 miljoen US Dollar is gestort bij de [bank 1] te Mexico, terwijl er in werkelijkheid niets is gestort door [vennootschap 1] BV, althans een ander bedrag dan op voornoemde CD's staat/staan vermeld en/of (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) Certificate(s) of Deposit (CD's), te weten zogenoemde [afkorting bank 1]-CD's in de reeks UCI-TI 001 tot UCI-TI-010, zijnde voor omloop bestemd handels en/of kredietpapier, (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware het/zij echt en onvervalst, immers

op voornoemd(e) Certificate(s) of Deposit staat vermeld dat door [vennootschap 1] BV een geldbedrag van 10 miljoen US Dollar is gestort bij de [bank 1] te Mexico, terwijl er in werkelijkheid niets is gestort door [vennootschap 1] BV, althans een ander bedrag dan op voornoemde CD's staat/staan vermeld

en bestaande dit gebruik uit

- het aanbieden van die CD('s) tot zekerheid voor een krediet van de [bank 2] Antwerpen (april 1999) en/of

- het tot zekerheid in bewaring geven van die CD ('s) bij de registeraccountant van [vennootschap 2] B.V. (april 1999) en/of

- uitbreiding van het aandelenkapitaal van [vennootschap 1] BV met die CD ('s) (oktober 1999).

2.

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 1998 tot en met

19 juni 2001 Arnhem en/of Zutphen en/of Warnsveld althans in Nederland en/of London en/of Devon althans in het verenigd Koninkrijk en/of Toronto althans in Canada, en/of Campodarsego, althans in Italië (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,

- [gelduitlener 1] (Doc 307/313, GBP 312) en/of

- [gelduitlener 2] (Doc 363, GBP 80) en/of

- [gelduitlener 3] (Doc 197, USD 1.000.000) en/of

- [gelduitlener 4] (Doc 329, USD 750.000) en/of

- [gelduitlener 5] (Doc 0264, USD 1.000.000) en/of

- [gelduitlener 6] BV en/of

- [gelduitlener 7] B.V. (ca HFL 15.000.000, OPV Geldstromen);

hierna te noemen "gelduitleners"

heeft bewogen tot de afgifte van geld , in elk geval van enig goed, hierin bestaande dat verdachte (telkens) tezamen met verdachtes mededader(s), althans alleen, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid tegen de gelduitleners onjuiste verklaringen heeft afgelegd over de financiële gegoedheid van verdachte en/of verdachtes mededader en/of

tegen de gelduitleners onjuiste verklaringen heeft afgelegd over een rijke familietrust van verdachte en/of verdachtes mededader en/of

- tegen de gelduitleners onjuiste verklaringen heeft afgelegd over een rijke familietrust van verdachte en/of verdachtes mededader en/of

- valse dan wel onjuiste jaarstukken over het jaar 1996 van [onderneming] heeft getoond en/of

- heeft verklaard dat er sprake zou zijn van een integriteitsonderzoek door de Franse Centrale Bank met betrekking tot verdachte en/of verdachtes mededader en/of

- heeft verklaard dat de waarde van tot zekerheid gedeponeerde waardepapieren (aandelen) GBP 10 miljoen beliep, althans een zeer aanzienlijke waarde vertegenwoordigde en/of

- Certificates of Deposit (CD's) tot zekerheid heeft verstrekt terwijl die CD's feitelijk dienden tot zekerheid van een derde, te weten een Italiaanse bankinstelling, ter zake van leningen door verdachte en/of verdachtes mededader zelf was opgenomen en/of

- tegen de gelduitleners heeft verklaard dat er met het uitgeleende geld hoge rendementen zouden worden behaald door deze te beleggen in de handel met "derde wereldschulden" en/of

- ten opzichte van de gelduitleners middellijk (via de VK-garanties) dan wel onmiddellijk zekerheid heeft gesuggereerd met valse CD's.

4.

[vennootschap 1] op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 juni 1998 (oprichtingsdatum) tot en met 20 september 2001 (datum faillissement) te Arnhem en/of Zutphen en/of Warnsveld althans in, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk bedrijfsmatig, al dan niet op termijn opvorderbare gelden, van het publiek heeft aangetrokken, ter beschikking heeft gekregen en/of ter beschikking heeft gehad terwijl hij, verdachte tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, tot dat feit opdracht heeft gegeven , althans feitelijk leiding heeft gegeven aan die verboden gedraging.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

In algemene zin heeft de raadsman naar voren gebracht dat het gebruik van de verklaringen van [getuige 1] schending van artikel 6 EVRM oplevert voor zover een bewezenverklaring in beslissende mate op die verklaringen wordt gestoeld. Hetgeen het hof bewezen acht is niet in beslissende mate gestoeld op de verklaringen van [getuige 1] en in zoverre zal het hof (voor zover deze relevant zijn) gebruik maken van de verklaringen van [getuige 1]. Dat levert naar het oordeel van het hof geen schending op van artikel 6 EVRM .

Ten aanzien van feit 1

Gedeeltelijke vrijspraak

Het hof acht niet bewezen dat verdachte in april 1999 de CD’s tot zekerheid voor een krediet van de ABN Amro heeft aangeboden. [getuige 2] (werkzaam bij de [bank 2] te Antwerpen) heeft verklaard dat hij op 12 maart 1999 bezoek kreeg van [getuige 1] waarin [getuige 1] onder andere meedeelde dat er binnenkort USD 2,5 miljoen op de rekening binnen zou komen van een diamanttransactie en een onroerend goed transactie welke op termijndeposito geplaatst moesten worden, [vennootschap 1] België werd gerund door een oud IMF-er (…) dat men voorts van plan was voor USD 100 miljoen aan Mexicaans schuldpapier van een building society te kopen en dat [getuige 1] vroeg onder welke condities de bank dit wilde bevoorschotten. Op 5 of 6 april 1999 ontving hij in één zending en ongevraagd deze CD’s. Men heeft om deze CD’s onbedaarlijk gelachen en op 9 april 1999 zijn die CD’s aan [getuige 1] teruggegeven.

Verdachte heeft ontkend aan [getuige 1] te hebben gevraagd om de [bank 2] te vragen op basis van de CD’s een krediet te verstrekken. [getuige 1] heeft op 13 april 2001 hierover verklaard dat hij bij de [bank 2] is geweest en dat [verdachte] hem letterlijk gevraagd heeft de CD’s in de rekening te leggen. Er is sprake van een misverstand. [getuige 1] heeft de [bank 2] nooit gevraagd om op basis van die CD’s een krediet te verstrekken.

Op 24 september 2002 heeft [getuige 1] verklaard: ‘Ik geef toe dat ik met [getuige 2] over een kredietlijn op waardepapieren heb gesproken. (….) Het was een vraag in zijn algemeenheid. (….) Ik begrijp dat u denkt aan het bevoorschotten van de Mexicaanse CD’s die later via de bank naar [vennootschap 1] zijn gekomen. Maar daar was de vraag echt niet op gericht. Als [verdachte] op dat moment de bedoeling heeft gehad krediet op de Mexicaanse CD’s te verkrijgen dan weet ik daar echt niets van af.’

Gelet op de verklaringen van verdachte en [getuige 1] staat het voor het hof onvoldoende vast dat verdachte door middel van [getuige 1] aan de [bank 2] CD’s tot zekerheid voor een krediet heeft aangeboden.

Bewijsoverweging

Uit de later eventueel uit te werken bewijsmiddelen volgt dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde CD’s voorhanden heeft gehad en er gebruik van heeft gemaakt door die CD’s tot zekerheid in bewaring te (laten) geven bij de registeraccountant van [medeverdachte] en door het aandelenkapitaal van [vennootschap 1] uit te breiden. Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Meer in het bijzonder overweegt het hof nog:

Door de raadsman is betoogd dat niet bewezen kan worden dat de Mexicaanse CD’s vals waren. Het hof verwerpt dit verweer. Op elk van de CD’s staat vermeld: ‘This document certifies that [vennootschap 1] had deposited the sum op $ 10.000.000,00 (ten million american dollars), with this financial institution (o.a. doc. 162). Op 29 september 2010 is [getuige 3] gehoord. Hij was in de tenlastegelegde periode algemeen directeur van [bank 1]. Hij heeft verklaard dat deze bedragen nimmer zijn gestort. Daarmee komt de tekst van de CD’s niet overeen met de werkelijkheid en zijn ze dus vals. Gelet op de positie van de verdachte binnen [vennootschap 1] kan het niet anders dan dat verdachte heeft geweten dat dit geld nimmer was gestort en dus dat de CD’s niet overeen kwamen met de werkelijkheid.

Ten aanzien van feit 2

Gedeeltelijke vrijspraak

Het hof acht niet bewezen dat verdachte [gelduitlener 4] heeft opgelicht. [gelduitlener 4] zelf is niet gehoord. Het is mede daardoor onvoldoende bekend geworden op welke wijze zij is bewogen om geld af te geven. [getuige 1] heeft summier verklaard over [gelduitlener 4], namelijk dat haar net als bij de anderen is aangetoond dat er dekking was voor de leningen. Hoewel dat een aanwijzing is dat [gelduitlener 4] hierdoor bewogen is geld af te geven, staat dit voor het hof onvoldoende vast.

Gelet op de vrijspraak van dit onderdeel van de tenlastelegging, heeft de verdachte geen belang bij het horen van [gelduitlener 4]. Dat verzoek zal derhalve worden afgewezen.

Bewijsoverweging

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het overige tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Ten aanzien van feit 4

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.

Meer in het bijzonder overweegt het hof dat zich in het dossier verschillende zogenaamde ‘loan agreements’ bevinden tussen [vennootschap 1] en particulieren. Document 177 betreft een loan agreement tussen [betrokkene 1] en [rechtspersoon 1]. De overeenkomst is opgemaakt op 1 november 1999 en er wordt overeengekomen dat er door [betrokkene 1]

€ 5.000,- wordt overgemaakt. Soortgelijke overeenkomsten zijn door [rechtspersoon 1] afgesloten met [betrokkene 2] (waarbij het gaat om een bedrag van

€ 10.000,-, doc. 173) en [betrokkene 3] (waarbij het gaat om een bedrag van € 17.500,-, doc. 171).

Door de raadsman is aangevoerd dat bij verdachte het opzet ontbrak. Hij zou na een advies van een advocaat hebben gedacht dat hij in overeenstemming met de Nederlandse wetgeving handelde.

Het hof verwerpt het verweer. Als het al zo zou zijn dat de verdachte dacht in overeenstemming te handelen met de Nederlandse wet, dan staat dit aan een bewezenverklaring van het opzet – gelet op de handelingen waarop volgens de tenlastelegging het opzet moet zijn gericht – niet in de weg. In de tenlastelegging staat noch expliciet noch impliciet dat verdachte opzettelijk in strijd met de Nederlandse wet heeft gehandeld. Dat hoeft dus ook niet te worden bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

1.

hij in de periode van 29 maart 1999 tot en met 12 mei 2000 in Nederland voorhanden heeft gehad valse Certificate(s) of Deposit (CD's), te weten zogenoemde [afkorting bank 1]-CD's in de reeks UCI-TI 001 tot UCI-TI-010, elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, terwijl hij, verdachte wist dat die geschriften bestemd waren voor gebruik als ware deze telkens echt en onvervalst,

immers op voornoemde Certificates of Deposit staat vermeld dat door [vennootschap 1] B.V. een geldbedrag van 10 miljoen US Dollar is gestort bij de [bank 1] te Mexico, terwijl er in werkelijkheid niets is gestort door [vennootschap 1] B.V.

en telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van valse Certificates of Deposit (CD's), te weten zogenoemde [afkorting bank 1]-CD's in de reeks UCI-TI 001 tot UCI-TI-010, elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware zij echt en onvervalst, immers

op voornoemde Certificates of Deposit staat vermeld dat door [vennootschap 1] BV een geldbedrag van 10 miljoen US Dollar is gestort bij de [bank 1] te Mexico, terwijl er in werkelijkheid niets is gestort door [vennootschap 1] en bestaande dit gebruik uit

- het tot zekerheid in bewaring geven van die CD's bij de registeraccountant van [vennootschap 2] B.V. (april 1999) en

- uitbreiding van het aandelenkapitaal van [vennootschap 1] BV met die CD's (oktober 1999).

2.

hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 1998 tot en met 19 juni 2001 in Nederland en/of in het Verenigd Koninkrijk en/of in Canada, en/of in Italië telkens met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,

- [gelduitlener 1] en

- [gelduitlener 2] en

- [gelduitlener 3] (= USD 1.000.000) en

- [gelduitlener 5] (= USD 1.000.000) en

- [gelduitlener 6] BV en/of [gelduitlener 7] B.V. (ca HFL 15.000.000, =);

hierna te noemen "gelduitleners"

heeft bewogen tot de afgifte van geld, hierin bestaande dat verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid

- valse dan wel onjuiste jaarstukken over het jaar 1996 van [onderneming] heeft getoond en/of

- heeft verklaard dat er sprake zou zijn van een integriteitsonderzoek door de Franse Centrale Bank met betrekking tot en/of

- heeft verklaard dat de waarde van tot zekerheid gedeponeerde waardepapieren (aandelen) GBP 10 miljoen beliep, althans een zeer aanzienlijke waarde vertegenwoordigde en/of

- Certificates of Deposit (CD's) tot zekerheid heeft verstrekt terwijl die CD's feitelijk dienden tot zekerheid van een derde, te weten een Italiaanse bankinstelling, ter zake van leningen door verdachte zelf opgenomen en/of

- tegen de gelduitleners heeft verklaard dat er met het uitgeleende geld hoge rendementen zouden worden behaald door deze te beleggen in de handel met "derde wereldschulden" en/of

- ten opzichte van de gelduitleners middellijk (via de VK-garanties) dan wel onmiddellijk zekerheid heeft gesuggereerd met valse CD's;

4.

[vennootschap 1] BV tijdstippen in de periode van 9 juni 1998 (oprichtingsdatum) tot en met 20 september 2001(datum faillissement) te Arnhem en/of Zutphen en/of Warnsveld opzettelijk bedrijfsmatig, al dan niet op termijn opvorderbare gelden, van het publiek heeft aangetrokken, ter beschikking heeft gekregen en ter beschikking heeft gehad terwijl hij, verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan die verboden gedraging.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Verwerping verweer raadsman met betrekking tot het onder 4 bewezenverklaarde

Door de raadsman is aangevoerd dat voor zover tot een bewezenverklaring kan worden gekomen het feit niet kan worden gekwalificeerd omdat sprake is van verandering van wetgeving waaruit een gewijzigd inzicht blijkt van de wetgever.

Regelgeving

Artikel 82, eerste lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992 (Wtk 1992), bepaalt:

Het is een ieder verboden bedrijfsmatig al dan niet op termijn opvorderbare gelden van het publiek aan te trekken, ter beschikking te verkrijgen of ter beschikking te hebben dan wel in enigerlei vorm te bemiddelen ter zake van het bedrijfsmatig van het publiek aantrekken of ter beschikking verkrijgen van al dan niet op termijn opvorderbare gelden.

Op 1 januari 2007 is de Wet op het financieel toezicht (Wft) in werking getreden en is de Wtk 1992 ingetrokken. De Wft heeft dus – onder meer – de Wtk 1992 vervangen.

Artikel 3: 5, eerste lid, Wft luidt:

Het is verboden in Nederland in de uitoefening van een bedrijf buiten besloten kring opvorderbare gelden van anderen dan professionele marktpartijen aan te trekken, ter beschikking te verkrijgen of ter beschikking te hebben.

Deze bepaling is strafrechtelijk gesanctioneerd in artikel 1 onder 2 van de Wet op de economische delicten .

Artikel 1:1 Wft bepaalt (voor zover relevan t ):

professionele marktpartij:

a. (…);

b. (…); of

c. andere bij algemene maatregel van bestuur als professionele marktpartij aangewezen persoon of vennootschap.

Artikel 3, tweede lid, van het Besluit definitiebepalingen Wft (in werking getreden met ingang van 1 januari 2009 door de invoering van het reparatiebesluit Wft) bepaalt:

Personen of vennootschappen van wie opvorderbare gelden worden aangetrokken, ter beschikking worden verkregen of ter beschikking worden gehouden, worden in hun rechtsverhouding tot degene die de opvorderbare gelden aantrekt, ter beschikking verkrijgt onderscheidenlijk ter beschikking heeft, aangewezen als professionele marktpartij in de zin van onderdeel c van de definitie van professionele marktpartij in artikel 1:1 van de wet, indien:

a. de nominale waarde van de eerste vordering dan wel van de eerste gezamenlijk verworven vorderingen tezamen, binnen deze rechtsverhouding ten minste € 50.000 bedraagt en dit bedrag ineens wordt verstrekt; of

b. de eerste vordering dan wel de eerste gezamenlijk verworven vorderingen tezamen, binnen deze rechtsverhouding slechts kunnen worden dan wel zijn verworven voor een bedrag van ten minste € 50.000 ineens.

Een enigszins vergelijkbare regeling was ook al opgenomen in de Vrijstellingsregeling Wtk 1992 (inwerkingtreding 25 juni 2002) hetgeen nader was uitgewerkt in de door de Nederlandsche Bank opgestelde Beleidsregel 2005 kernbegrippen en markttoetreding en handhaving Wtk 1992.

In de Invoerings- en aanpassingswet Wet op het financieel toezicht zijn geen overgangsmaatregelen voor wat betreft artikel 82, eerst lid, Wtk 1992 bepaald.

Oordeel hof

Artikel 1, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat bij verandering in de wetgeving na het tijdstip waarop het feit begaan is, de voor de verdachte gunstigste bepalingen worden toegepast. Vaste jurisprudentie van de Hoge Raad wijst uit dat onder verandering van wetgeving in de zin van deze bepaling wordt verstaan een verandering welke blijk geeft van een gewijzigd inzicht van de wetgever in de strafwaardigheid van het feit. In de onderhavige zaak is geen sprake van een zodanig gewijzigd inzicht. Immers uit de in de bewijsoverweging genoemde overeenkomsten blijkt dat [vennootschap 1] B.V. leenovereenkomsten is aangegaan met partijen die (ook) volgens de nieuwe regeling niet aangemerkt kunnen worden als professionele marktpartijen. Dat is – net als in de tenlastegelegde periode – nog steeds strafbaar.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

valsheid in geschrift.

en

opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.

het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

oplichting, meermalen gepleegd.

het onder 4 bewezenverklaarde levert op:

Opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 82 eerste lid van de Wet Toezicht Kredietwezen 1992 , gepleegd door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn. Voor zover door de raadsman ten aanzien van feit 4 is betoogd dat de verdachte niet strafbaar heeft gehandeld, verwerpt het hof dit verweer. Door de raadsman is naar voren gebracht dat de verdachte is afgegaan op informatie van een advocaat en in de veronderstelling was dat hij conform de Nederlandse regelgeving handelde. Het verweer is niet nader onderbouwd zodat het hof niet is gebleken welke informatie de verdachte precies heeft gevraagd en ontvangen. Het hof is derhalve niet bekend met feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat verdachte zich zodanig heeft ingespannen om aan de juiste informatie te komen dat zijn beroep op rechtsdwaling gehonoreerd kan worden.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank heeft verdachte ter zake van de feiten 1, 2 en 4 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 27 maanden met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ter zake van dezelfde feiten tot dezelfde straf wordt veroordeeld.

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Verdachte heeft zich gedurende een aantal jaren op grote schaal en in internationaal verband beziggehouden met het aantrekken van op termijn opvorderbare gelden en door beleggers voor grote bedragen op te lichten. Daarbij heeft hij onder meer gebruik gemaakt van valse waardepapieren.

In onderhavige zaak werden de beleggers hoge rendementen voorgespiegeld en er werd gewerkt met ‘garanties’ die in werkelijkheid geen garanties bleken te zijn. Veel van het ingelegde geld werd aangewend voor privédoeleinden en van structurele inspanningen om geld te beleggen is niet gebleken.

Uit de getuigen- en medeverdachtenverklaringen die zijn afgelegd over de persoon van verdachte en uit zijn eigen verklaringen volgt een beeld van een persoon die, internationaal gezien, zijn weg kent op de financiële markten en daarbij niet schroomt zelfs financiële ondernemingen te misbruiken om beleggers op grote schaal op te lichten voor eigen gewin.

Het hof is, gelet op de omvang en de ernst van de strafbare feiten, van oordeel dat een gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats is. Hoewel het hof minder bewezen acht dan de rechtbank heeft geoordeeld en dan de advocaat-generaal heeft gevorderd, leidt dit niet tot een lagere straf. Het hof vindt namelijk dat de opgelegde en geëiste straf gelet op het financiële nadeel dat voortkomt uit de bewezen verklaarde feiten zeker niet te hoog is.

Het hof is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden op zijn plaats is, waarbij wegens de schending van de redelijke termijn 9 maanden zal worden afgetrokken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 51, 57, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht , alsmede artikel 82 van de Wet Toezicht Kredietwezen 1992 en de artikelen 1 en 6 van de Wet op de Economische Delicten .

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Verklaart de verdachte niet ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen het onder 3 tenlastegelegde.

Wijst af het verzoek van de raadsman namens verdachte gedaan tot het horen van [gelduitlener 4].

Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 (zevenentwintig) maanden.

Bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, en /of artikel 27a Sr bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Aldus gewezen door

mr J.D. den Hartog, voorzitter,

mr J.A. Coster van Voorhout en mr B.W.M. Hendriks, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr W.B. Kok, griffier,

en op 4 mei 2011 ter openbare terechtzitting uitgesproken.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature