Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Huurrecht. Gevolgen faillissement huurder voor vorderingen over en weer in twee procedures. Ondanks verschillende faillissementsrechtelijke regimes worden beide procedures ten aanzien van alle vorderingen over en weer geheel geschorst.

Uitspraak



GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem, afdeling civiel

zaaknummer gerechtshof 200.339.944 en 200.341.091

zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, 10983496 en 10967076

arrest in kort geding van 15 oktober 2024

in de zaak met nummer 200.339.944 van

[appellant]

die woont in [woonplaats1]

die hoger beroep heeft ingesteld

en bij de kantonrechter optrad als eisende partij

hierna: [appellant]

advocaat: mr. R. van Viersen

tegen

[geïntimeerde]

die woont in [woonplaats1]

die ook hoger beroep heeft ingesteld

en bij de kantonrechter optrad als gedaagde partij

hierna: [geïntimeerde]

advocaat: mr. J.J.H. Post

en in de zaak met nummer 200.341.091 van

[appellant]

die woont in [woonplaats1]

die hoger beroep heeft ingesteld

en bij de kantonrechter optrad als gedaagde partij

hierna: [appellant]

advocaat: mr. R. van Viersen

tegen

[geïntimeerde]

die woont in [woonplaats1]

en bij de kantonrechter optrad als eisende partij

hierna: [geïntimeerde]

advocaat: mr. J.J.H. Post

1 Het verloop van de procedures in hoger beroep

1.1.

[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen die de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, (hierna: de kantonrechter) in de zaak met nummer 200.339.944 op 8 maart 2024 en in de zaak met nummer 200.341.091 op 9 april 2024 tussen partijen heeft uitgesproken. In de eerstgenoemde zaak heeft [geïntimeerde] ook hoger beroep ingesteld.

1.2.

Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit het volgende.

In de zaak met nummer 200.339.944:

de dagvaarding in hoger beroep met daarin opgenomen de grieven

de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep

de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep

het H16 formulier van 14 augustus 2024, ingediend namens mr. Post

het H16 formulier van 12 september 2024, ingediend namens mr. Van Viersen.

En in de zaak met nummer 200.341.091:

de dagvaarding in hoger beroep met daarin opgenomen de grieven

de memorie van antwoord

het H16 formulier van 14 augustus 2024, ingediend namens mr. Post

het H16 formulier van 12 september 2024, ingediend namens mr. Van Viersen.

1.3.

Het hof heeft bepaald dat op 18 oktober 2024 in beide zaken gezamenlijk een mondelinge behandeling zal plaatsvinden.

1.4.

In de beide H16 formulieren heeft mr. Post bericht dat [appellant] op 13 augustus 2024 in staat van faillissement is verklaard. Hij heeft daarom namens [geïntimeerde] verzocht de procedure ambtshalve te schorsen, de geplande zitting van 18 oktober 2024 te annuleren en de curator in de gelegenheid te stellen om kenbaar te maken of hij de positie van [appellant] in de beide procedures wenst over te nemen. Namens mr. Van Viersen is in reactie daarop bevestigd dat [appellant] in staat van faillissement is verklaard en wordt verzocht om de curator een redelijke termijn te geven om de zaken eventueel over te nemen. Daarop heeft het hof bepaald dat arrest zal worden gewezen.

2 De beoordeling

De feitelijke achtergrond

2.1.

[appellant] huurt met ingang van 1 maart 2023 van [geïntimeerde] woonruimte in een gedeelte van de boerderij van [geïntimeerde] aan de [adres] in [woonplaats1] . De huurovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd tot 29 februari 2024.

De vorderingen over en weer

2.2.

[appellant] heeft in de zaak met nummer 200.339.944 bij de kantonrechter (samengevat) gevorderd:

veroordeling van [geïntimeerde] om [appellant] per direct onvoorwaardelijk toegang te verlenen tot het gehuurde en die toegang te blijven verlenen zolang de huurovereenkomst van kracht is, op straffe van een dwangsom,

[geïntimeerde] te verbieden de toegang tot het gehuurde opnieuw te blokkeren of onmogelijk te maken voor [appellant] ,

[geïntimeerde] te veroordelen om de nutsvoorzieningen in het gehuurde te blijven faciliteren en, indien dit niet mogelijk is vanwege gebreken aan het gehuurde, [geïntimeerde] te veroordelen de gebreken te laten verhelpen,

[geïntimeerde] te verbieden de levering van elektriciteit opnieuw te stoppen,

[geïntimeerde] te verbieden zich provocerend, dan wel agressief, op te stellen en te uiten richting [appellant] in de breedste zin van het woord, zowel schriftelijk als niet schriftelijk, verbaal als non-verbaal, op welke wijze dan ook,

[geïntimeerde] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente,

[geïntimeerde] te veroordelen in de nakosten.

2.3.

[geïntimeerde] heeft in de zaak met nummer 200.341.091 bij de kantonrechter (samengevat) gevorderd:

de ontruiming van de woonruimte aan de [adres] te [woonplaats1] , op straffe van een dwangsom,

betaling van de huurachterstand van € 5.394,58 vermeerderd met de wettelijke rente,

betaling van een gebruikersvergoeding van € 960,00 voor de periode dat [appellant] nog in het gehuurde verblijft vanaf 1 maart 2024 tot het moment dat de ontruiming plaatsvindt,

veroordeling van [appellant] in de proceskosten en nakosten.

Het oordeel van de kantonrechter

2.4.

In de zaak met nummer 200.339.944 heeft de kantonrechter in het vonnis van 8 maart 2024 de vorderingen van [appellant] onder 1, 6 en 7 toegewezen en de andere vorderingen van [appellant] afgewezen. In de zaak met nummer 200.341.091 heeft de kantonrechter in het vonnis van 9 april 2024 de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen.

De omvang van het hoger beroep

2.5.

De bedoeling van het hoger beroep van [appellant] tegen het vonnis van 8 maart 2024 is dat het hof dit vonnis vernietigt en

[geïntimeerde] alsnog veroordeelt om de nutsvoorzieningen in het gehuurde te blijven faciliteren en, indien dit niet mogelijk is vanwege gebreken aan het gehuurde, [geïntimeerde] te veroordelen de gebreken te verhelpen,

[geïntimeerde] alsnog verbiedt de levering van elektriciteit opnieuw te stoppen,

[geïntimeerde] veroordeelt in de proceskosten van beide instanties, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente.

2.6.

De bedoeling van het hoger beroep van [geïntimeerde] tegen het vonnis van 8 maart 2024 is dat het hof dit vonnis vernietigt, [appellant] veroordeelt tot terugbetaling van de door [geïntimeerde] voldane proceskosten (vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van betaling tot aan de dag van terugbetaling), alsnog de vorderingen van [appellant] volledig afwijst en [appellant] veroordeelt in de proceskosten in hoger beroep, vermeerderd met de nakosten en de wettelijke rente.

2.7.

De bedoeling van het hoger beroep van [appellant] tegen het vonnis van 9 april 2024 is dat het hof dit vonnis vernietigt en [geïntimeerde] veroordeelt in de kosten van beide instanties, vermeerderd met nakosten en wettelijke rente.

2.8.

[appellant] heeft geen grieven gericht tegen de afwijzing van zijn vorderingen zoals hiervoor in 2.2 weergegeven onder 2 en 5. Die vorderingen maken daarom geen deel uit van het hoger beroep.

De gevolgen van het faillissement

2.9.

Beide partijen verzoeken het hof (impliciet) de procedures te schorsen en vragen het hof de curator in de gelegenheid te stellen de procedures over te nemen. In de Faillissementswet (hierna: Fw.) zijn in de artikelen 27 e.v. de gevolgen van een faillietverklaring voor procedures die op het moment van de faillietverklaring al aanhangig zijn, genuanceerd geregeld. Op grond daarvan moet het hof onderscheid maken tussen de vorderingen ten aanzien waarvan [appellant] eiser en die waarbij hij gedaagde is. Daarnaast moet het hof onderscheid maken tussen (1.) vorderingen, die rechten of verplichtingen ten onderwerp hebben die tot de failliete boedel behoren, (2.) vorderingen, die voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel hebben, en (3.) vorderingen die de persoonlijke, en niet de vermogensbelangen van gefailleerde betreffen. Het hof zal hierna per zaak en per vordering die in hoger beroep voorligt de gevolgen van het faillissement van [appellant] beoordelen.

In de zaak met nummer 200.339.944

2.10.

In deze procedure is [appellant] eisende partij.

Vordering 1:

2.11.

De vordering tot veroordeling van [geïntimeerde] om [appellant] per direct onvoorwaardelijk toegang te verlenen tot het gehuurde en die toegang te blijven verlenen zolang de huurovereenkomst van kracht is, op straffe van verbeurte van een dwangsom wordt door het incidenteel hoger beroep van [geïntimeerde] onderdeel van het hoger beroep. Deze vordering gaat voor wat betreft de toelating tot het gehuurde om de persoonlijke, niet vermogensrechtelijke belangen van [appellant] . Op deze vordering heeft het faillissement op grond van artikel 23 Fw. geen invloed en dit deel van de procedure kan daarom op zichzelf genomen in hoger beroep doorlopen. Dat geldt echter niet voor eventueel verbeurde dwangsommen. Het recht om die te innen valt in de boedel en komt de curator toe. Dat deel van de vordering zou de curator kunnen overnemen.

Vordering 3 en vordering 4:

2.12.

De vordering tot veroordeling van [geïntimeerde] om de nutsvoorzieningen in het gehuurde te blijven faciliteren en, indien dit niet mogelijk is vanwege gebreken aan het gehuurde, [geïntimeerde] te veroordelen de gebreken te laten verhelpen, berust op de tussen partijen gesloten huurovereenkomst en betreft in wezen een vordering tot nakoming daarvan. Hetzelfde geldt voor de vordering om [geïntimeerde] te verbieden de levering van elektriciteit opnieuw te stoppen. De huurovereenkomst is een tot de boedel behorend vermogensrecht en [geïntimeerde] kan – zoals zij heeft gedaan – op grond van artikel 27 Fw. ten aanzien van de ze twee vorderingen de schorsing van de procedure vragen zodat zij de curator kan oproepen om het geding over te nemen. In het geval de curator dit deel van de procedure niet wenst over te nemen, kan [geïntimeerde] verder procederen buiten bezwaar van de boedel (dat betekent: verder procederen zonder dat de kosten voor rekening van de boedel komen) of ontslag van instantie vragen.

Vordering 6 en vordering 7:

2.13.

Deze vorderingen betreffen de veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van de proceskosten, nakosten en wettelijke rente. Hier gaat het om vorderingen tot betaling die tot de failliete boedel behoren en zijn door het door [geïntimeerde] ingestelde incidenteel hoger beroep onderdeel van het geschil zoals dat aan het hof is voorgelegd. Voor deze vorderingen geldt hetzelfde als hiervoor ten aanzien van vorderingen 3 en 4 is overwogen.

In de zaak met nummer 200.341.091

2.14.

In deze zaak is [appellant] gedaagde partij.

Vordering A:

2.15.

De vordering tot ontruiming van het gehuurde betreft deels een persoonlijke vordering op [appellant] waarop het faillissement geen invloed heeft. De procedure hoeft ten aanzien van dit deel van de vordering van [geïntimeerde] niet te worden geschorst en kan in beginsel worden voortgezet. Voor zover de vordering tot ontruiming betrekking heeft op goederen die tot de failliete boedel behoren, geldt dat deze vordering vóór de faillietverklaring is ontstaan en vermogensrechtelijke belangen van de boedel betreft, niet zijnde verbintenissen uit de boedel. Hiervoor kan [geïntimeerde] – zoals zij heeft gedaan – op grond van artikel 28 Fw. de schorsing van de procedure vragen zodat zij de curator kan oproepen om het geding over te nemen. Indien de curator de procedure niet overneemt, heeft een veroordelend arrest rechtskracht tegen de boedel. De achtergrond daarvan is dat een eisende partij (in dit geval [geïntimeerde] ) er niet slechter van mag worden als de curator het geding niet overneemt.

Vordering B:

2.16.

De vordering tot betaling van de huurachterstand is ontstaan vóór de faillietverklaring en betreft een vordering die voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel heeft. Als gevolg van het faillissement van [appellant] is de procedure bij het hof op grond van artikel 29 Fw. van rechtswege geschorst. [geïntimeerde] moet deze vordering ter verificatie indienen.

Vordering C:

2.17.

Ook de vordering tot betaling van een gebruikersvergoeding is ontstaan vóór de faillietverklaring en betreft een vordering die voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel heeft. De procedure is ten aanzien van deze vordering ook van rechtswege geschorst en [geïntimeerde] zal die vordering ter verificatie moeten indienen.

Vordering D:

2.18.

De vordering tot betaling van de proceskosten en nakosten is ontstaan voorafgaand aan het faillissement en betreft ook de voldoening van een verbintenis uit de boedel. Ook op dit punt is de procedure van rechtswege geschorst en moet [geïntimeerde] haar vordering ter verificatie indienen.

De conclusie

2.19.

De vorderingen in beide procedures vallen onder drie verschillende faillissementsrechtelijke regimes. Beide procedures kunnen voor een deel van de vorderingen worden voortgezet. Voor een deel kunnen beide procedures worden geschorst en door de curator al dan niet worden overgenomen. In de zaak met nummer 200.341.091 is de procedure voor een deel van de vorderingen van rechtswege geschorst.

De beoordeling over de vorderingen waarvoor de procedure niet hoeft te worden geschorst en over de vorderingen waarvoor de curator zou kunnen worden opgeroepen om de procedure over te nemen, is afhankelijk van beoordeling van het deel van de vorderingen ten aanzien waarvan de procedure van rechtswege is geschorst. Gelet op deze samenhang tussen de vorderingen komt het toepassen van drie afzonderlijke faillissementsrechtelijke regimes het hof om proceseconomische redenen niet wenselijk voor. Bovendien is het de vraag hoe de in het vonnis van 8 maart 2024 toegewezen vordering tot onvoorwaardelijke toelating van [appellant] tot het gehuurde zich verhoudt tot de in het vonnis van 9 april 2024 toegewezen vordering tot ontruiming. Ook dat maakt dat de vorderingen niet gescheiden moeten worden beoordeeld. Tot slot neemt het hof mee dat beide procedures voorlopige voorzieningen betreffen, die de bodemrechter niet binden. Alles afwegende zal het hof beslissen dat beide procedures geheel worden geschorst, dat wil zeggen voor alle verschillende vorderingen die daarin zijn ingesteld, totdat het faillissement van [appellant] zal zijn afgewikkeld. Daarbij laat het hof uitdrukkelijk in het midden of de procedure met nummer 200.341.091 eventueel als renvooiprocedure kan worden voortgezet, nadat [geïntimeerde] haar vorderingen ter verificatie heeft ingediend en de curator deze betwist. Het hof geeft partijen in overweging om met de curator te overleggen wat het gevolg van de beslissing van het hof is voor de eventuele tenuitvoerlegging van de uitvoerbaar bij voorraad verklaarde vonnissen van 8 maart 2024 en 9 april 2024 en de over en weer ingestelde vorderingen.

2.20.

Het voorgaande brengt mee dat de mondelinge behandeling die in beide zaken op 18 oktober 2024 zou plaatsvinden niet doorgaat.

2.21.

Het hof houdt de beslissing over een mogelijke veroordeling in de kosten in het verzoek tot schorsing aan totdat eindarrest zal worden gewezen.

3 De beslissing

Het hof:

schorst de bij dit hof onder zaaknummer 200.339.944 en zaaknummer 200.341.091 aanhangige procedures totdat het faillissement van [appellant] zal zijn afgewikkeld;

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit arrest is gewezen door mrs. W.C. Haasnoot, A.A. van Rossum en F.J. de Vries, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2024.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature