U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Kinderalimentatie . Partijen hebben samen een groot tekort in draagkracht. In de onderhavige situatie, waarin beide ouders een bedrag aan overwaarde uit de verkoop van de echtelijke woning hebben ontvangen, is het redelijk dat beide partijen interen op hun vermogen om in de behoefte van de kinderen te voorzien.

Uitspraak



GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummers gerechtshof 200.318.318/01, 200.318.318/02 en 200.318.318/03

(zaaknummers rechtbank Gelderland 402803 406281)

beschikking van 17 januari 2023

inzake

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats1] ,verzoeker in hoger beroep,

verder te noemen: de man,

advocaat: mr. M.M.P. Gerrits te Wijchen,

en

[verweerster] ,

wonende te [woonplaats1] ,

verweerster in hoger beroep,

verder te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. B. Molenaar te Wijchen.

1 Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 12 oktober 2022, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna ook te noemen: de bestreden beschikking.

2 Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

het beroepschrift met producties, tevens houdende verzoek tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking, almede het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening, ingekomen op 3 november 2022;

het verweerschrift op het verzoek tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking en het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening;

het verweerschrift in de hoofdzaak;

een journaalbericht van mr. Gerrits van 14 december 2022 met producties.

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 20 december 2022 plaatsgevonden. Aanwezig waren:

de man, bijgestaan door zijn advocaat,

de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.

3 De feiten

3.1

Partijen zijn [in] 2019 met elkaar gehuwd.

3.2

De man en de vrouw zijn de ouders van:

[de minderjarige1] , geboren [in] 2018, en

[de minderjarige2] , geboren [in] 2021.

De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw.

4 De omvang van het geschil

4.1

Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en, uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat de man aan de vrouw met ingang van 3 oktober 2022 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen (hierna ook: kinderalimentatie ) € 195,- per kind per maand

zal betalen, vanaf de datum van de beschikking telkens bij vooruitbetaling te voldoen.

4.2

De man verzoekt in hoger beroep om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en:

de werking van de bestreden beschikking te schorsen totdat het hof een eindbeschikking heeft gewezen in het inhoudelijke verzoek in hoger beroep;

als voorlopige voorziening te treffen dat de door de man te betalen kinderalimentatie wordt bepaald primair op € 30,- per kind per maand of subsidiair op € 96,- per kind per maand, dan wel op een bedrag als het hof juist oordeelt en wel met ingang van 12 oktober 2022, telkens bij vooruitbetaling te voldoen; en

in hoger beroep de door de man te betalen kinderalimentatie primair te bepalen op € 30,- per kind per maand of subsidiair op € 96,- per kind per maand, althans op een bedrag dat het hof juist oordeelt, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, met ingang van 12 oktober 2022; en

de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen proceskosten dient te dragen.

4.3

De vrouw voert verweer in zowel de hoofdzaak als de verzoeken tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking en tot het treffen van een voorlopige voorziening. In de hoofdzaak verzoekt de vrouw het verzoek in hoger beroep af te wijzen en de man te veroordelen in de proceskosten.

4.4

Tijdens de mondelinge behandeling op 20 december 2022 hebben partijen ingestemd met het voorstel van de voorzitter om niet alleen de verzoeken tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking en tot het treffen van een voorlopige voorziening te behandelen, maar om ook de hoofdzaak inhoudelijk te behandelen, nu het inhoudelijke debat identiek is. Daarop heeft de man zijn verzoeken tot schorsing en tot het treffen van een voorlopige voorziening ingetrokken. Het hof zal de man niet-ontvankelijk verklaren in deze verzoeken.

5 De motivering van de beslissing

5.1

Tussen partijen is in hoger beroep niet in geschil dat de behoefte van de kinderen in 2022 € 771,- per maand, dus € 385,50 per kind per maand, bedraagt.

5.2

Tussen partijen is in hoger beroep evenmin in geschil dat de draagkracht van de vrouw zich beperkt tot € 50,- per maand.

5.3

Tot slot is niet in geschil dat bij de berekening van de draagkracht van de man moet worden aangesloten bij zijn feitelijke inkomen, namelijk zijn Ziektewetuitkering van € 24.128,- bruto per jaar, en dat dit leidt tot een draagkracht van € 59,- per maand. Dit inkomen blijkt ook uit de namens de man door mr. Gerrits bij journaalbericht van 14 december 2022 overgelegde uitkeringsspecificaties.

5.4

Evenals de rechtbank stelt het hof vast dat bij deze uitgangspunten een groot tekort aan draagkracht bestaat om in de behoefte van de kinderen te voorzien, namelijk een tekort van (771- (50+59)=)€ 662,- per maand. De rechtbank heeft in de bestreden beschikking dit tekort in draagkracht gelijkelijk over de ouders verdeeld, omdat beide partijen een bedrag van ongeveer € 35.000,- zullen ontvangen uit de verkoop van de voormalige echtelijke woning. Tegen dit oordeel is de grief van de man gericht.

5.5

Het hof overweegt dat de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatienormen in een groot deel van de alimentatieprocedures worden gevolgd. In deze zaak is het hof echter van oordeel dat het volgen van de aanbevelingen leidt tot een onredelijke uitkomst die geen recht doet aan de situatie tussen partijen. Het hof oordeelt in dit kader redengevend dat er enerzijds sprake is van een groot tekort aan draagkracht om in de behoefte van de kinderen te voorzien én dat partijen anderzijds allebei een aanzienlijk bedrag (hebben) ontvangen uit de verkoop van de woning. Door de kinderalimentatie te beperken tot de hoogte van de draagkracht van de man heeft dit tot gevolg dat uitsluitend de vrouw wordt genoodzaakt in te teren op haar vermogen om te voorzien in het levensonderhoud van de beide kinderen van partijen. Dat vindt het hof onredelijk. De man kan niet van de vrouw verlangen dat zij wel inteert ten behoeve van het onderhoud van de kinderen en hij het(zelfde) vermogen aan andere zaken kan spenderen.

5.6

Het hof zal daarom, evenals de rechtbank, bepalen dat het tekort in draagkracht door beide partijen in gelijke mate vanuit hun vermogen moet worden gedragen. In deze situatie teert niet alleen de man in op zijn vermogen, maar zal ook de vrouw moeten interen op haar vermogen om in de behoefte van de kinderen te voorzien. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de bestreden beschikking moet worden bekrachtigd.

5.7

Rekenkundig voert dit tot het volgende. Het tekort per ouder komt neer op (622:2=)

€ 311,- per maand. De man is in staat uit zijn inkomen € 59,- te betalen; dat is de maandlast welke drukt op zijn inkomen. Daarnaast wordt van hem verwacht dat hij uit zijn vermogen maandelijks € 331,- bijdraagt aan het levensonderhoud. In totaal is dat € 390,- per maand voor twee kinderen.

5.8

De man verzoekt subsidiair om bij de berekening van zijn draagkracht geen rekening te houden met de forfaitaire woonlasten, maar met zijn werkelijke woonlasten, omdat de man op dit moment bij zijn ouders woont en zijn woonlasten hoger zijn dan het forfait. Het hof ziet hiervoor geen aanleiding. De man is op zoek naar eigen woonruimte, zodat zijn huidige woonlasten niet duurzaam van aard zijn. Het hof gaat er vanuit dat de man daarom op (korte) termijn andere woonlasten zal hebben. Door nu bij de berekening van de draagkracht van de man uit te gaan van de werkelijke woonlasten worden partijen genoodzaakt een nieuwe procedure te starten op het moment dat de man over eigen woonruimte beschikt. Dat wordt zo voorkomen.

6 De slotsom

6.1

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking voor zover deze ziet op de daarin vastgestelde kinderalimentatie bekrachtigen.

6.2

Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

7 De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

in de zaak met zaaknummer 200.318.318/01

bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 12 oktober 2022, voor zover deze ziet op de daarin vastgestelde kinderalimentatie;

compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;

wijst het meer of anders verzochte af;

in de zaak met zaaknummer 200.318.318/02

verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking;

in de zaak met zaaknummer 200.318.318/03

verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening.

Deze beschikking is gegeven door mrs. P.B. Kamminga, H. Phaff en S. Kuijpers, bijgestaan door mr. M. van Esveld als griffier, en is op 17 januari 2023 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature