Uitspraak
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002838-21
Uitspraak d.d.: 14 maart 2023
ONTNEMINGSZAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, van 4 juni 2021 met parketnummer 08-910042-20 op de vordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
wonende te [plaats] , [adres] ,
thans uit anderen hoofde verblijvende in Huis van Bewaring De Vecht te Nieuwersluis.
Het hoger beroep
De betrokkene heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 maart 2023.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot niet-ontvankelijkverklaring van betrokkene in het hoger beroep. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
In deze zaak heeft een (regie)behandeling plaatsgevonden, namelijk op 7 april 2022. De behandeling van de zaak in hoger beroep is daarmee aangevangen. Met het e-mailbericht van 10 maart 2023 heeft de raadsvrouw van betrokkene, mr. M. Schwab, advocaat te Amsterdam, meegedeeld dat betrokkene nimmer tegen het vonnis in de ontnemingszaak in hoger beroep wenste te komen. Betrokkene wenst dan ook het hoger beroep niet langer door te zetten.
Nu betrokkene geen belang (meer) stelt in de behandeling van het hoger beroep en ook de advocaat-generaal heeft doen blijken dat de behandeling van de zaak in hoger beroep wat het openbaar ministerie betreft niet meer behoeft plaats te vinden, komt het hof tot het oordeel dat betrokkene geen belang meer heeft bij de voortzetting van het hoger beroep en ook overigens geen belang van strafvordering dit onderzoek vordert. Daarom zal betrokkene niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep op grond van het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Aldus gewezen door
mr. O.G. Schuur, voorzitter,
mr. A.H. Garos en mr. D. Visser, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.E. Schoenmakers, griffier,
en op 14 maart 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.