Uitspraak
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005653-21
Uitspraak d.d.: 14 februari 2023
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de economische kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Nederland van 13 december 2021 met parketnummer 84-175818-20 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 31 januari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis, bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde en veroordeling ter zake van dit feit tot een voorwaardelijke geldboete van € 100,-, indien niet naar behoren verricht te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met een proeftijd van 1 jaar. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door haar raadsman, mr. J.D. Nijenhuis, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De economische politierechter heeft de eerder uitgevaardigde strafbeschikking vernietigd en verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 100,-, indien niet naar behoren verricht te vervangen door hechtenis voor de duur van 2 dagen, met een proeftijd van 1 jaar.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
primairzij op of omstreeks 13 december 2019, in de gemeente Leeuwarden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk, te weten:
- ongeveer 0,75 kilogram knalvuurwerk (naam JUMBO COLOR WHISTLING THUNDER) en/of
- ongeveer 0,85 kilogram knalvuurwerk (naam Dumbum) en/of
- ongeveer 0,5 kilogram knalvuurwerk (naam EXPLODER) heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;
subsidiairzij op of omstreeks 13 december 2019, in de gemeente Leeuwarden, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een (of meer) ander(en), althans alleen, opzettelijk, professioneel vuurwerk, bestemd voor particulier gebruik, te weten
- ongeveer 0.75 kilogram knalvuurwerk (JUMBO COLOR WHISTLING THUNDER) en/of - ongeveer 0,85 kilogram knalvuurwerk (Dumbum) en/of
- ongeveer 0,5 kilogram knalvuurwerk ( EXPLORER) heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsoverwegingen
Machtiging tot binnentreden [adres 1]
De politie ontving informatie waaruit naar voren kwam dat in een loods aan de [adres 2] vuurwerk lag opgeslagen. Op 13 december 2019 heeft de hulpofficier van justitie een machtiging verstrekt om deze loods te betreden. Nadat verbalisanten door een raam van de loods hadden gekeken en in de loods dozen voorzien van gevaarsetiketten met de kenmerken voor ontplofbare stoffen/voorwerpen hadden waargenomen, is de loods betreden. In de loods werd een hoeveelheid professioneel vuurwerk aangetroffen. In de loods lag ook een tweetal pakketjes voorzien van de naam [naam persoon] , met daarop het adres [adres 3] . Uit verificatie bleek dat [naam persoon] op dat adres stond ingeschreven. Tijdens het onderzoek in de loods kwam [naam persoon] ter plaatse, in het voertuig van verdachte. [naam persoon] werd aangehouden.
Op 13 december 2019 heeft de hulpofficier van justitie ter inbeslagneming van illegaal vuurwerk aanwezig dan wel opgeslagen in de woning van [naam persoon] een machtiging verstrekt om zonder toestemming van de bewoner binnen te treden in de woning aan de [adres 3] , en voorts in iedere woning waarin het bedoelde goed zich bevindt of verondersteld wordt zich te bevinden.
Vervolgens bleek uit onderzoek dat [naam persoon] niet op genoemd adres, maar vermoedelijk op het adres van verdachte aan de [adres 1] verbleef. Verbalisanten baseerden dit op de omstandigheid dat [naam persoon] verdachtes voertuig gebruikte en verdachte later die avond contact opnam met de politie om de sleutels van haar auto in ontvangst te nemen. Het vermoeden bestond dat op het adres van verdachte professioneel vuurwerk aanwezig was. Daarop hebben verbalisanten zich begeven naar de woning van verdachte en hebben zij deze woning betreden tegen de wil van verdachte.
Het hof is, gezien de inhoud van het bepaalde in artikel 5 van de Algemene wet op het binnentreden , van oordeel dat de woning aan de [adres 1] op basis van de machtiging van de hulpofficier van justitie van 13 december 2019 voor de [adres 3] , en voorts in iedere woning waarin het bedoelde goed zich bevindt of verondersteld wordt zich te bevinden mocht worden betreden. Ook is het hof van oordeel dat, gezien de hiervoor weergegeven bevindingen van verbalisanten, er sprake was van een dringende noodzakelijkheid waarbij het optreden van de officier van justitie niet kon worden afgewacht, de bevoegdheid tot het afgeven van de machtiging rechtens toekwam aan de hulpofficier van justitie.
Verslag van binnentreden
Op grond van het bepaalde in artikel 10 van de Algemene wet op het binnentreden dient degene die zonder toestemming van de bewoner in een woning is binnengetreden, een schriftelijk verslag omtrent het binnentreden op te maken. Door het opmaken, toezenden en inzenden van het verslag wordt controle op naleving van voorschriften mogelijk gemaakt. Uit de stukken is niet gebleken dat van het binnentreden aan het adres [adres 1] een dergelijk verslag is opgemaakt. Het hof is van oordeel dat hiermee sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Bij de beoordeling of, en zo ja welk, gevolg aan dit verzuim verbonden dient te worden, houdt het hof rekening met het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor is veroorzaakt.
In het dossier ligt een proces-verbaal van bevindingen (bijlage 3), waarin verbalisanten hebben vermeld welke woning is betreden, wie de woning heeft betreden en wat er in de woning is verricht of voorgevallen. Daarnaast heeft de economische politierechter de verbalisanten die het proces-verbaal van bevindingen hebben opgemaakt, gehoord als getuigen, zodat ook op die manier de mogelijkheid bestond voor partijen om de naleving van voorschriften te controleren. Naar het oordeel van het hof is daarmee het verzuim in voldoende mate hersteld en is verdachte niet in enig belang geschaad.
Zoekend rondkijken
In de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen en de verklaringen van de getuigen ter zitting in eerste aanleg heeft het hof geen aanwijzingen gevonden dat er meer dan zoekend is rondgekeken.
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primairzij op 13 december 2019, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk, te weten:
- ongeveer 0,75 kilogram knalvuurwerk (naam JUMBO COLOR WHISTLING THUNDER) en
- ongeveer 0,85 kilogram knalvuurwerk (naam Dumbum) en
- ongeveer 0,5 kilogram knalvuurwerk (naam EXPLODER) voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het primair bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer , opzettelijk begaan.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en haar draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In de woning van verdachte lag op 13 december 2019 een hoeveelheid professioneel vuurwerk. Deze woning werd bewoond door verdachte en haar vriend. Verdachte heeft door aldus te handelen onverantwoorde risico's genomen. Verdachte heeft niet alleen zichzelf, maar ook andere personen en goederen in gevaar gebracht.
Het hof heeft bij de straftoemeting acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 december 2022. Daaruit is gebleken dat verdachte niet eerder ter zake van strafbare feiten onherroepelijk tot een straf of maatregel is veroordeeld.
Alles in onderlinge samenhang beziend acht het hof de door de economische politierechter opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde voorwaardelijke geldboete van € 100, subsidiair 2 dagen hechtenis, met daaraan verbonden een proeftijd van 1 jaar, een passende en geboden straf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht , de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten , artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer en artikel 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit .
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 14 januari 2021 onder CJIB nummer [nummer] .
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van € 100,00 (honderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 (twee) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 1 (één) jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door
mr. E. de Witt, voorzitter,
mr. O. Anjewierden en mr. J. Hielkema, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers, griffier,
en op 14 februari 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.