U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Ontruiming in kortgeding na afloop indicatie beschermd wonen. In de omstandigheden van dit geval is een ruime ontruimingstermijn op zijn plaats.

Uitspraak



GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.309.989/01

zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 182309

arrest in kort geding van 7 februari 2023

in de zaak van

[appellant]

die woont in [woonplaats1]

en hoger beroep heeft ingesteld

en die bij de voorzieningenrechter optrad als gedaagde en als eiser met een tegenvordering

hierna [appellant] genoemd,

vertegenwoordigd door mr. J. Veninga,

tegen

Stichting GGZ Friesland

tevens handelend onder de naam MindUp

die gevestigd is in Leeuwarden

en ook hoger beroep heeft ingesteld

en die bij de voorzieningenrechter optrad als eiseres en verweerster inzake de tegenvordering

hierna MindUp genoemd,

vertegenwoordigd door mr. J.M.C. Kemper.

1 Het verloop van de procedure in hoger beroep

1.1

[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen het op 23 maart 2022 uitgesproken vonnis in kort geding, gedaan door de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit:

de dagvaarding in hoger beroep

de memorie van grieven

de memorie van antwoord tevens van grieven in het hoger beroep van MindUp

de memorie van antwoord in het hoger beroep dat MindUp heeft ingesteld

het arrest van 15 november 2022 waarin een mondelinge behandeling is bepaald

de brief van mr. Veninga van 29 december 2022

het bezwaar van MindUp tegen productie H35

het verslag van de mondelinge behandeling (proces-verbaal) op 11 januari 2023.

1.2

Daarna hebben partijen arrest gevraagd op de processtukken aangevuld met het proces-verbaal. Het hof heeft de uitspraakdatum bepaald op vandaag. Op de reactie van [appellant] op het proces-verbaal komt het hof hierna terug als dat nodig mocht zijn.

2 De kern van de zaak

2.1

Deze zaak gaat over de vraag of [appellant] de door MindUp ter beschikking gestelde woonruimte moet ontruimen (en zo ja, per wanneer) nu de zorgindicatie voor beschermd wonen met intensieve begeleiding in februari 2021 is verlopen en tussen partijen verschil van inzicht bestaat over de zorgverlening.

2.2

MindUp heeft bij de voorzieningenrechter gevorderd dat [appellant] wordt veroordeeld tot ontruiming binnen twee weken op verbeurte van een dwangsom.

De tegenvordering van [appellant] hield in dat MindUp moest worden veroordeeld tot het sturen van een rectificatiebericht aan instanties op straffe van een dwangsom.

2.3

De voorzieningenrechter heeft de vordering van MindUp toegewezen en [appellant] veroordeeld tot ontruiming, uiterlijk op 1 juni 2023, onder compensatie van kosten. De tegenvordering van [appellant] is afgewezen en [appellant] is veroordeeld in de kosten van dat geschil.

2.4

De bedoeling van het hoger beroep van [appellant] is dat de ontruiming alsnog wordt afgewezen of aan een opschortende voorwaarde wordt verbonden, onder veroordeling van MindUp in de proceskosten.

De bedoeling van het hoger beroep van MindUp is dat [appellant] eerder moet ontruimen en wel binnen twee weken na dit arrest, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [appellant] in de proceskosten met nasalaris.

3 Het oordeel van het hof

3.1

Het hof laat de beslissing van de voorzieningenrechter op het punt van de ontruiming en de uiterlijke ontruimingsdatum (het vonnis ‘in conventie’) in stand, maar volgt de voorzieningenrechter niet in zijn overweging dat MindUp in de periode tot ontruiming de begeleiding van [appellant] moet intensiveren, zo mogelijk met behulp van een derde. Het hof zal dus ook geen opschortende voorwaarde formuleren, zoals [appellant] wenst.

3.2

Het hof zal het vonnis van de voorzieningenrechter in conventie bekrachtigen onder aanpassing van de gronden. Het hof zal hierna uitleggen waarom dat gebeurt en daarbij de bezwaren van beide partijen zoveel mogelijk gezamenlijk bespreken. Daarvoor worden eerst kort de feiten vastgesteld, het bestreden oordeel kort weergegeven en de omvang van het hoger beroep bepaald. Ook zal het hof stilstaan bij de spoedeisendheid van de vordering.

de feiten

3.3

[appellant] heeft een autisme spectrum stoornis en een ontwijkende persoonlijkheidsstoornis. In verband daarmee heeft hij vanaf 2009/2010 een indicatie voor beschermd wonen A gekregen van Sociaal Domein Fryslân (hierna SDF), uitvoerder van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in de provincie. Zo’n indicatie houdt in dat intensieve begeleiding plaatsvindt, gericht op stabilisatie.

De indicatie is in 2019 verlengd tot 30 november 2020 en vervolgens nog ambtshalve met drie maanden verlengd. Voor de periode daarna ontbreekt een indicatiebesluit.

3.4

MindUp is onderdeel van Stichting GGZ Friesland, waarmee de gemeente Leeuwarden een raamovereenkomst beschermd wonen heeft. MindUp verleent woonbegeleiding en biedt dagbesteding voor mensen met psychische problemen.

3.5

MindUp heeft een appartement gehuurd in een seniorencomplex en dit, gelegen aan [adres] in [woonplaats1] , ter beschikking gesteld aan [appellant] . De woonlasten worden betaald vanuit de AWBZ en daarvoor betaalt [appellant] (na bezwaar) de lage eigen bijdrage. Bedoeling was dat [appellant] tijdens de bewoning zorg ontving van MindUp, waarvoor een rehabilitatieplan was opgesteld. Er is geen schriftelijke overeenkomst tussen partijen waarin afspraken zijn gemaakt over de te verlenen zorg en het gebruik van de woning en [appellant] betaalt geen bedrag aan MindUp als huur.

3.6

Partijen verwijten elkaar dat niet de juiste zorg is of kon worden verleend. In een gesprek op 29 september 2020 met [appellant] , MindUp en mw. De Jong van het wijkteam heeft MindUp aangegeven te betwijfelen of de indicatie beschermd wonen passend is. [appellant] heeft daarna zelf bij SDF de aanvraag in gang gezet voor verlenging van de indicatie.

3.7

MindUp heeft op 1 december 2020 de zorgovereenkomst met [appellant] opgezegd tegen 25 februari 2021. Onder andere daartegen heeft [appellant] een klacht ingediend bij de klachtencommissie. Die commissie heeft op 16 april 2021 de Raad van Bestuur geadviseerd de klacht over de opzegging gegrond te verklaren omdat daarover van tevoren onvoldoende met [appellant] is gecommuniceerd en de opzegging daardoor ‘uit de lucht’ is ‘komen vallen’.

De Raad van Bestuur heeft vervolgens op 26 april 2021 aan [appellant] meegedeeld dat voor de toekomst het advies van de klachtencommissie over verbeteracties in de processen wordt overgenomen. Maar dat verandert volgens de Raad van Bestuur niets aan de opzegging van de zorgovereenkomst met het verlopen van de indicatie voor beschermd wonen binnen MindUp sinds 28 februari 2021. [appellant] kan bij het wijkteam terecht voor verdere hulp en kan steun van MindUp krijgen met een warme overdracht aan een nieuwe zorgaanbieder als hij opnieuw een indicatie zou ontvangen.

3.8

SDF heeft [appellant] in 2021 acht keer vergeefs uitgenodigd voor een gesprek over de noodzaak van een nieuwe indicatie voor beschermd wonen (op 12 januari,

22 februari, 29 juli, 12 augustus, 7 september, 17 november, 9 december en

23 december 2021). Op 13 december 2021 heeft SDF [appellant] laten weten dat als hij op 23 december 2021 niet zou komen, de zaak zou worden gesloten. In een brief van

3 februari 2022 heeft SDF meegedeeld dat zij de zaak heeft afgesloten.

3.9

In oktober 2021 heeft MindUp een kort geding aanhangig gemaakt en ontruiming van het appartement door [appellant] gevorderd. Bij vonnis van 17 november 2021 is die vordering afgewezen. De kortgedingrechter achtte het onvoldoende aannemelijk dat de opzegging van de zorgovereenkomst in een bodemprocedure zal standhouden. Wel was aannemelijk dat de vertrouwensrelatie tussen [appellant] en MindUp zodanig verstoord is geraakt, dat er onvoldoende basis was voor invulling van die zorgovereenkomst. Daarom moest [appellant] , vond de kortgedingrechter, er wel serieus rekening mee houden dat hij moet gaan verhuizeng, zowel wanneer hij geen indicatie voor beschermd wonen krijgt, als wanneer dat wel het geval is want dan zal hij bij een andere zorgaanbieder onderdak krijgen. Zolang niet zeker is dat hij geen indicatie krijgt, hoeft [appellant] niet te ontruimen. Wel wordt van hem op zeer korte termijn onvoorwaardelijke medewerking verlangd aan onderzoek door SDF want op zeer korte termijn moet duidelijkheid komen over de indicatiestelling, aldus de kortgedingrechter.

Tegen dit kortgedingvonnis is geen hoger beroep ingesteld.

3.10

Op 28 januari 2022 heeft MindUp opnieuw in kort geding ontruiming gevorderd waarbij zij wees op het, ook na het eerste kortgedingvonnis, uitblijven van de verlangde medewerking aan het onderzoek bij SDF waardoor de zaak gesloten was.

het oordeel van de voorzieningenrechter, waarvan beroep

3.11

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat [appellant] geen indicatie heeft en ook geen onvoorwaardelijke medewerking aan indicatiestelling heeft verleend. Strikt genomen moet de ontruimingsvordering dan ook worden toegewezen, maar MindUp heeft bij de beëindiging van de zorgovereenkomst en ook na het vorige kort geding niet als goed zorgverlener gehandeld. Dat zij geen contact met [appellant] kreeg komt voor haar rekening. Ontruiming op een termijn van twee weken zonder begeleiding is niet in lijn met wat eind 2019 bij de verlenging van de indicatie met één jaar nodig werd geacht. Toen werd vastgesteld dat [appellant] eerst nog een jaar intensieve begeleiding nodig had alvorens hij kon doorstromen. Daarom vindt de voorzieningenrechter dat MindUp alsnog zelf of via derden intensieve begeleiding moet bieden om toe te werken naar zelfstandig wonen, waarvoor ook [appellant] zich moet inzetten. En om die reden wordt ontruiming op langere termijn, per 1 juni 2023, toegewezen. Voor een dwangsom is geen reden omdat MindUp een deurwaarder kan inschakelen als [appellant] niet tijdig ontruimt. De proceskosten worden gecompenseerd.

De voorzieningenrechter wijst de tegenvordering af omdat MindUp niet onrechtmatig heeft gehandeld.

de omvang van de procedure in hoger beroep en het bezwaar tegen een productie

3.12

[appellant] heeft vernietiging van het vonnis van 23 maart 2022 gevorderd en alsnog toewijzing van zijn tegenvordering. Tegen de afwijzing daarvan heeft hij echter geen duidelijk bezwaar (een grief) ingediend. Daarom verklaart het hof [appellant] in zoverre niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep.

3.13

Het hof laat de productie waartegen MindUp bezwaar heeft gemaakt toe, omdat MindUp daarvan, zoals hierna zal blijken, geen nadeel ondervindt.

spoedeisend belang

3.14

Uit de aard van de vordering van MindUp (ontruiming op korte termijn) vloeit voort dat MindUp daarbij ook nu nog spoedeisend belang heeft. [appellant] heeft niet gemotiveerd betwist dat MindUp een wachtlijst heeft en ook staat vast dat MindUp maandelijks omstreeks € 400 huur voor het appartement moet betalen plus kosten voor gas, water en licht waarvoor zij geen vergoeding krijgt omdat [appellant] geen indicatie meer heeft.

de beoordeling van de andere bezwaren

3.15

Beide partijen hebben opmerkingen gemaakt over de feiten die de voorzieningenrechter heeft vastgesteld. Het is aan de rechter om te bepalen welke feiten van belang zijn voor de beslissing en het hof heeft hiervoor zelf die selectie gemaakt. En ook het hof vindt dat de zaak geschikt is voor beslissing in kort geding, ook al gaat het om een beslissing die over het woonbelang van [appellant] gaat.

3.16

[appellant] heeft geen grief gericht tegen het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dat sprake is van een gemengde overeenkomst, waarbij woongenot is verschaft in het kader van een wezenlijk zorgelement en een beroep op huurbescherming niet opgaat. Ook het hof gaat uit van zorg als overheersend element, zodat beëindiging van de zorg in beginsel ontruiming van de daarvoor beschikbaar gestelde woonruimte rechtvaardigt.

3.17

Partijen twisten over de vraag of MindUp de zorgovereenkomst mocht opzeggen. Het hof moet in het kader van deze kortgedingprocedure beoordelen aan de hand van de situatie zoals die nu is, of ontruiming gerechtvaardigd is omdat voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de zorgovereenkomst als geëindigd of ontbonden zal beschouwen, nu er geen indicatie voor deze zorgverlening meer is. Daarbij is van belang dat namens [appellant] ter zitting is verklaard dat hijzelf inderdaad die indicatie moet aanvragen en dat er geen aanvraag aanhangig is. Vast staat immers dat een indicatie in het geval van [appellant] via SDF moest gaan en dat SDF het aanvraagdossier heeft gesloten omdat [appellant] ook de laatst geboden gelegenheid voor een gesprek op 23 december 2021 heeft laten lopen (zie onder 3.8). Op 18 februari 2022, enkele dagen voor de mondelinge behandeling bij de voorzieningenrechter, heeft de advocaat van [appellant] alsnog om een gesprek met SDF gevraagd, maar SDF heeft hem op 21 februari 2022 verwezen naar ‘de medewerkers in de toegang’ (het hof begrijpt dat dit het wijkteam is). [appellant] heeft daarvoor ook op de dag van de mondelinge behandeling bij het hof, bijna een jaar later, nog geen stap gezet.

Onder deze omstandigheden is voldoende aannemelijk dat de bodemrechter een zodanige beslissing zal nemen over het einde van de zorgovereenkomst, dat vooruitlopend daarop ontruiming van het appartement verlangd kan worden.

3.18

Het voorgaande betekent in dit geval niet automatisch dat ontruiming dan gerechtvaardigd is op de gebruikelijke korte termijn. Ook het hof heeft ervaren dat een gesprek met [appellant] niet makkelijk is, hoewel hij in staat is zijn standpunten uitstekend op schrift te verwoorden en zijn partner, die een duidelijke stem heeft in dit geschil, daarin niet voor hem onder doet.

De beslissing van het hof in deze zaak dat [appellant] hoe dan ook moet ontruimen, geeft wellicht de duidelijkheid die nodig is om hem tot toekomstgerichte vervolgstappen aan te zetten met hulp van zijn advocaat. Naast het alsnog aanvragen van een indicatie bij ‘de toegang’ zou dat misschien ook het aangaan van een huurovereenkomst rechtstreeks met de verhuurder van het seniorencomplex kunnen zijn, zoals tijdens de procedure in hoger beroep mogelijk bleek. Ook de door [appellant] benaderde Geschillencommissie vindt dat, zoals in een terzijde-overweging staat in het bindend advies van 24 mei 2022, een prima oplossingsrichting.

Daarvoor behoort [appellant] vanaf nu nog enige tijd te krijgen, nu de zorg die hij vanaf 2010 heeft ontvangen (hoe gering ook en door welke oorzaak dat dan ook is) er niet in heeft geresulteerd dat voldoende aannemelijk is dat [appellant] adequaat voor zijn belangen heeft kunnen opkomen.

3.19

Ter zitting is gesteld dat met het alsnog aanvragen en behandelen van een zorgindicatie een aantal weken gemoeid zal zijn. Ook als [appellant] alsnog een zorgindicatie krijgt, dan is dat niet per definitie zorg waarbij een woning is ‘gegarandeerd’. En hoe dan ook zal de zorg niet aan MindUp worden toevertrouwd, gelet op het ontbreken van het noodzakelijke vertrouwen als gevolg van een onoverbrugbaar gebleken verschil in inzicht. De reden daarvoor is in dit verband niet van belang.

Mocht alsnog een indicatie worden aangevraagd en verleend, dan zal er nog gelegenheid moeten zijn voor de, door MindUp ook aangeboden, ‘warme overdracht’.

3.20

Het voorgaande brengt mee dat het hof geen reden ziet om de door de voorzieningenrechter bepaalde uiterste datum van ontruiming op 1 juni 2023 te vervroegen, zoals MindUp wil. Voor het verbinden van een dwangsom aan ontruiming -wat ondanks de gemotiveerde afwijzing daarvan door de voorzieningenrechter zonder nadere toelichting in hoger beroep is herhaald- is geen reden. Het hof verwijst op dit punt naar de beslissing van de voorzieningenrechter.

Op dit moment en tot ontruiming is er echter geen reden om, zoals de voorzieningenrechter heeft overwogen, MindUp verplicht te achten zelf of via een derde voor intensieve begeleiding te zorgen. Niet alleen ontbreekt daarvoor de indicatie, maar ook is dat gelet op de ernstig verstoorde verhouding tussen partijen onwerkbaar. Daarmee moet ook de wens van [appellant] worden afgewezen om aan de eventuele veroordeling tot ontruiming de voorwaarde te verbinden dat MindUp eerst nog een jaar voor actieve begeleiding moet zorgen, hoezeer het hof ook begrijpt dat [appellant] alles aangrijpt om tot uitstel van ontruiming te komen omdat die ontruiming voor hem en zijn gezin belastend zal zijn.

3.21

Het hof is in het licht van wat hiervoor al is overwogen van oordeel dat de voorzieningenrechter terecht de kosten van de procedure ‘in conventie’ heeft gecompenseerd. De overige grieven van partijen blijven onbesproken omdat zij niet tot een ander dictum kunnen leiden. Hun ongespecificeerde bewijsaanbod wordt gepasseerd.

de conclusie

3.22

[appellant] wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen het vonnis ‘in reconventie’. Het hoger beroep van [appellant] tegen het vonnis ‘in conventie’ slaagt niet en ook het hoger beroep van MindUp leidt niet tot een ander dictum. De uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 maart 2022, voor zover onderworpen aan hoger beroep, wordt bekrachtigd onder aanpassing van de gronden.

3.23

Omdat [appellant] in zijn hoger beroep in het ongelijk wordt gesteld, wordt hij veroordeeld in de kosten daarvan aan de zijde van MindUp. Die kosten zijn:

€ 783 voor griffierecht en € 2.228 voor salaris van de advocaat volgens liquidatietarief

(2 punten, tarief II in hoger beroep), te vermeerderen met nasalaris zoals gevorderd.

3.24

MindUp wordt in het door haar ingestelde hoger beroep in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de kosten daarvan aan de zijde van [appellant] , te weten € 1.114 voor salaris van de advocaat volgens liquidatietarief 0,5 x 2 punten, tarief II in hoger beroep).

3.25

De veroordelingen in deze uitspraak kunnen ook ten uitvoer worden gelegd als een van partijen de beslissing van het hof voorlegt aan de Hoge Raad (uitvoerbaarheid bij voorraad).

4 De beslissing

Het hof beslist in kort geding in hoger beroep:

- verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in het hoger beroep tegen het tussen partijen gewezen vonnis van de voorzieningenrechter van 23 maart 2022 ‘in reconventie’;

- bekrachtigt dat vonnis voor het overige onder aanpassing van de gronden;

- veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in het door hem ingestelde hoger beroep, aan de zijde van MindUp vastgesteld op € 783 voor griffierecht en

€ 2.228 voor salaris van de advocaat in hoger beroep, te vermeerderen met het nasalaris van € 163 met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85 in geval [appellant] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;

- veroordeelt MindUp in de kosten van de procedure in het door haar ingestelde hoger beroep, aan de kant van [appellant] vastgesteld op € 1.114 voor salaris van de advocaat;

- verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

- wijst af wat meer of anders is gevorderd.

Dit arrest is gewezen door mrs. M.E.L. Fikkers, W.P.M. ter Berg en A. Elgersma en is door de rolraadsheer, in aanwezigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op

7 februari 2023.

Niet gepubliceerd

Grieven 2 en 7 van [appellant] falen.

Grief 1 van beide partijen slaagt niet.

Grief 3 van [appellant] gaat niet op.

In zoverre faalt grief 6 van MindUp.

De daartegen gerichte klacht in de grieven 5 en 6 van MindUp is gegrond, hoewel dat niet tot een ander dictum leidt.

Grief 9 faalt.

Grief 11 van [appellant] gaat niet op.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature