Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.299.553/01
CJIB-nummer
: 2340499990
Uitspraak d.d.
: 27 oktober 2022
Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank
Noord-Holland van 15 juni 2021, betreffende
[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),
wonende te [woonplaats] .
De gemachtigde van de betrokkene is M.J.M. Bergers, kantoorhoudende te Maastricht.
De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard en het verzoek om een proceskostenvergoeding afgewezen.
Het verloop van de procedure
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
De beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 240,- voor: “niet stoppen voor rood licht; driekleurig verkeerslicht.” Deze gedraging zou zijn verricht op 1 juni 2020 om 16:18 uur op de N203 Provincialeweg in Zaandijk met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde voert aan dat aan de betrokkene geen sanctie had mogen worden opgelegd voor het doorrijden bij rood licht en dat de gedraging de betrokkene ook niet kan worden verweten. De gedraging is geconstateerd met een flitspaal. Het Beleidskader Flitspalen 2021 vermeldt als voorwaarde voor flitspalen voor rood licht dat de ingestelde geellichttijd van de Verkeersregelinstallatie (VRI) moet voldoen aan de minimumvoorschriften van CROW. Deze zijn te vinden in het Handboek verkeerslichtenregeling 2014 (CROW-publicatie 343), paragraaf 6.2. Op de foto’s van het zaakoverzicht is te zien dat de geeltijd korter is dan de minimumgeeltijden die CROW heeft vastgesteld. Nu de geeltijd te kort was, kon de betrokkene niet op verantwoorde wijze stoppen toen het verkeerslicht geel licht ging uitstralen en kan de betrokkene geen verwijt worden gemaakt van de gedraging. Ook handelt het openbaar ministerie in strijd met zijn eigen beleidsregels en dat is in strijd met artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), zodat de sanctie niet aan de betrokkene had mogen worden opgelegd.
3. Het dossier bevat twee foto’s van de gedraging. Op de eerste foto is te zien dat het voertuig van de betrokkene zich met de voorwielen op de dubbele witte streep bevindt die zeer kort voor het voor hem bestemde verkeerslicht voor linksaf ligt en dat het verkeerslicht rood licht uitstraalt. Op de tweede foto is te zien dat het voertuig verder is gereden en het rood licht uitstralende verkeerslicht net is gepasseerd. Uit de databalk bij de foto’s blijkt dat het verkeerslicht op het moment van de eerste foto 0,3 seconde en op het moment van de tweede foto 1,9 seconden rood licht had uitgestraald. De geeltijd bedroeg 2,9 seconden en de gemeten snelheid van het voertuig bedroeg
22 kilometer per uur. De gedraging kan worden vastgesteld. De vraag is vervolgens of de betrokkene de gedraging kan worden verweten.
4. Het Beleidskader Flitspalen 2021 Structurele controle roodlicht en snelheid van het Parket CVOM, dat een doorontwikkeling is van het Beleidskader Flitspalen uit 2015, geeft een inhoudelijk kader aan voor de aanvraag voor de plaatsing van een flitspaal voor snelheid- en roodlichthandhaving en het gebruik ervan op een locatie. Met dit document kan door wegbeheerders worden nagegaan of zij voldoen aan de voorwaarden die gelden bij toewijzing. De wegbeheerder stuurt de aanvraag in bij het Parket CVOM. In het beleidskader zijn randvoorwaarden en uitgangspunten opgenomen, waaraan de aanvraag - naar het hof begrijpt - wordt getoetst. Een van de voorwaarden en uitgangspunten luidt als volgt: "Voor flitspalen voor rood licht geldt dat de ingestelde geellichttijd van de VRI moet voldoen aan de minimum voorschriften van CROW."
5. Het hof heeft eerder in zaken waarin de gemachtigde van de betrokkene als gemachtigde optrad, geoordeeld dat voormeld beleidskader niet van toepassing is op een in 2020 opgelegde sanctie en dat reeds hierom geen sprake is van schending van artikel 4:84 van de Awb .
6. Indien en voor zover de gemachtigde zich op het standpunt stelt dat in dit geval sprake is van schending van het Beleidskader Flitspalen uit 2015 (hierna: beleidskader) overweegt het hof als volgt.
7. Blijkens hoofdstuk 1 van het beleidskader geeft dit beleidskader inhoudelijke kaders aan voor onder meer de aanvraag voor de plaatsing van een flitspaal voor snelheid- en roodlichthandhaving en het gebruik ervan op een locatie. In hoofdstuk 3 is aangegeven dat de politie een verzoek tot handhaving afstemt met de wegbeheerder, dat zij gezamenlijk een aanvraag voor een flitspaal opstellen op basis van bijlage 2 van het beleidskader en dat zij de aanvraag vervolgens bij het arrondissementsparket indienen. Het Parket CVOM beoordeelt de aanvraag op basis van de criteria van bijlage 1 van het beleidskader en het beschikbare budget. Bij een verzoek tot handhaving door middel van een flitspaal wordt door de analist van team verkeer van de politie en de wegbeheerder bekeken of er daadwerkelijk een verkeersveiligheidsprobleem bestaat. Dit kan aan de hand van een verkeersveiligheidsanalyse en een onderbouwing conform bijlage 1. Vervolgens kan op basis van deze analyse blijken dat er daadwerkelijk sprake is van een onveilige locatie. De aanpak daarvan kan op drie manieren plaatsvinden: infrastructuur, communicatie en handhaving. Afhankelijk van de lokale situatie wordt bepaald welke maatregelen worden genomen. Het gaat hierbij om - onder meer - de volgende overwegingen:
Zijn er mogelijkheden voor infrastructurele verbeteringen om de verkeersveiligheid binnen twee jaar te vergroten?
Is op het betreffende wegvak voor de weggebruiker duidelijk hoe men zich dient te gedragen. Er kan geen twijfel bestaan over de limiet en de bebording is voldoende duidelijk.
Voor flitspalen voor rood licht geldt dat de ingestelde geellichttijd van de VRI moet voldoen aan de minimum eisen van CROW.
Het Parket CVOM beslist op de aanvraag.
8. Het hof is van oordeel dat de laatste van de drie opgesomde overwegingen geen beleidsregel als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de Wahv bevat omtrent de wijze waarop de ambtenaar van zijn bevoegdheid om een administratieve sanctie op te leggen gebruik dient te maken (vgl. het arrest van het hof van 1 september 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:7566). Het hof overweegt hiertoe dat het beleidskader zich richt tot de politie en de wegbeheerder voor het doen van een aanvraag voor plaatsing van een flitspaal en niet tot de in artikel 3 van de Wahv genoemde ambtenaren. Daar komt bij dat een aanvraag voor de plaatsing van een flitspaal kennelijk ook kan worden toegewezen, terwijl de ingestelde geellichttijd van de VRI niet voldoet aan de minimumeisen van CROW. Het voorgaande brengt mee dat ook om deze reden geen sprake is van schending van artikel 4:84 van de Awb .
9. Van een bestuurder mag worden verwacht dat hij anticipeert op een verkeerslicht dat hij nadert en zijn snelheid zodanig aanpast dat tijdig kan worden gestopt. Gelet op artikel 62 jo. artikel 68 van het Reglement verkeersregels en verkeersteken 1990 moet voor een geel verkeerslicht worden gestopt, tenzij dat redelijkerwijs niet meer mogelijk is. Aangenomen mag worden dat de geelfase van het verkeerslicht in het algemeen voldoende lang duurt om daarbinnen een voertuig veilig tot stilstand te brengen. Het hof ziet in wat de gemachtigde heeft aangevoerd geen reden om aan te nemen dat de geelfase daarvoor in dit geval onvoldoende was. Dat de sanctie ten onrechte is opgelegd omdat de gedraging niet verwijtbaar is verricht, is daarmee niet aannemelijk geworden.
10. Gelet op het voorgaande heeft de kantonrechter het beroep terecht ongegrond verklaard. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom bevestigen. Aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding is er niet.
De beslissing
Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om vergoeding van proceskosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Smeitink als griffier, en op een openbare zitting uitgesproken, zijnde de griffier buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.