U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Ontwikkelaar brengt een basisprijs aan kopers van stadvilla’s in rekening voor de keuken. De vraag is (1) of tussen de ontwikkelaar en de leverancier van de keukens de afspraak is gemaakt dat die basisprijs aan de ontwikkelaar in rekening kan worden gebracht voor iedere door de verkoper geleverde keuken en (2) of de verkoper aan de ontwikkelaar provisie moet afdragen voor het meerdere dat aan de kopers van die keukens in rekening zou worden gebracht.

Uitspraak



GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.301.481/01

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland /20222)

arrest van 16 augustus 2022

in de zaak van

Residence Bouw B.V.,

gevestigd te Oldambt,

appellante,

bij de rechtbank: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,

hierna: Residence,

advocaat: mr. M. Schuring, die kantoor houdt in Groningen,

tegen

BMN Bouwmaterialenhandel,

gevestigd te Nieuwegein,

geïntimeerde,

bij de rechtbank: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,

hierna: BMN,

advocaat: mr. J.W Hilhorst, die kantoor houdt in Amsterdam.

1 Het verloop van de procedure in hoger beroep

Het procesverloop in het hoger beroep blijkt uit de dagvaarding in het hoger beroep, de memorie van grieven en de memorie van antwoord. In de memorie van grieven is de onjuiste partijaanduiding in de dagvaarding hersteld. BMN heeft ook zelf de onjuiste naam als een kennelijke vergissing opgevat en heeft zich op dit punt heeft gerefereerd aan het oordeel van het hof. Dat houdt in dat duidelijk is wie de wederpartij van Residence in hoger beroep is. Beide partijen hebben hun dossier aan het hof gestuurd met het verzoek arrest te wijzen.

2 De kern van de zaak

2.1

In deze zaak gaat het om de vraag of tussen partijen de afspraak is gemaakt dat Residence € 7.000,- aan BMN is verschuldigd voor elke door BMN geleverde keuken voor een bouwproject en of BMN aan Residence 10% provisie moet afdragen voor het meerdere dat BMN de kopers van die keukens in rekening zou brengen. Dat geschil heeft de volgende feitelijke achtergrond.

2.2

[naam1] is indirect bestuurder van projectontwikkelaar Residence, die in 2019 aan de Scheldestraat in Winschoten een project heeft ontwikkeld waarbij 6 stadsvilla’s zijn gebouwd. BMN is een leverancier van bouwmaterialen die aan vier kopers van deze stadsvilla’s keukens heeft verkocht en tijdens de bouw bij hen heeft geïnstalleerd.

2.3

Op 15 april 2019 heeft de verkoper van BMN, de heer [naam2] , aan [naam1] gemeld dat hij voor de keuken van de familie [naam3] (een van de kopers van een stadsvilla) € 25.000,- in rekening zou brengen. Daarbij heeft hij vermeld dat in dat bedrag zeker € 1.000,- aan provisie is verwerkt. Ook heeft [naam2] vermeld dat het gaat om € 7.000,- aan standaardprijs en € 18.000,- aan meerprijs. [naam1] heeft geantwoord dat een provisie (voor Residence) van 10% was afgesproken en dat [naam2] de prijs met de klant moest bespreken. BMN heeft de door [naam1] gestelde afspraak betwist. De familie [naam3] heeft uiteindelijk afgezien van de aankoop van de keuken bij BMN.

2.4

Op 18 september 2019 heeft [naam2] twee getekende orderbevestigingen van andere keukens voor stadsvilla’s in het project aan [naam1] gestuurd. In reactie daarop heeft [naam1] gevraagd of BMN de facturen van het meerwerk van de keukens naar de klant zou gaan sturen. [naam2] heeft toen voorgesteld de meerprijs t.o.v. de standaardkeuken door te berekenen aan de klant. De standaardkeuken zal dan in rekening worden gebracht (‘worden doorberekend’) aan Residence. [naam1] heeft daar toen niet op gereageerd.

2.5

Begin 2020 heeft [naam1] met BMN gecorrespondeerd over het moment van de plaatsing van vier keukens die kopers van de door Residence ontwikkelde stadsvilla’s bij BMN hadden gekocht. Vervolgens heeft BMN deze keukens geleverd en geïnstalleerd. In al deze gevallen is op de orderbevestiging aan de kopers € 7.000,- van de basiskeuken op de totaalprijs in mindering gebracht.

2.6

Op 1 juli 2020 heeft BMN Residence een factuur gestuurd voor € 27.999,98, uitgaande van de door Residence te betalen standaardprijs (basisprijs) van € 7.000,- inclusief btw voor ieder van de genoemde vier keukens. Residence heeft deze factuur onbetaald gelaten, omdat daarin geen korting was verwerkt. In augustus 2020 heeft BMN Residence nog aanvullende facturen gestuurd voor € 244,13, € 311,20 en € 491,62. Ook die heeft Residence onbetaald gelaten.

2.7

Op 7 september 2020 heeft BMN [naam1] gesommeerd binnen zeven dagen het op dat moment openstaande bedrag van € 33.483,36 te voldoen. Daarna, op 28 september 2020, heeft BMN aan [naam1] een laatste factuur gestuurd voor € 3.846,40, die evenmin werd betaald. Hierna heeft BMN conservatoir derdenbeslag gelegd op de ING -rekening van Residence. Na de afgifte van een bankgarantie is dit beslag op 22 december 2020 opgeheven.

2.8

Omdat partijen niet uit de ontstane impasse konden komen, heeft BMN bij de rechtbank gevorderd dat Residence wordt veroordeeld tot betaling van € 33.400,43, te vermeerderen met handelsrente. Residence heeft op haar beurt een vordering ingesteld wegens door het beslag geleden schade.

2.9

De rechtbank heeft de vorderingen van BMN voor een belangrijk deel toegewezen. Die van Residence zijn afgewezen. De bedoeling van het hoger beroep is dat de toegewezen vorderingen alsnog worden afgewezen, met de verplichting van BMN terug te betalen wat Residence ter uitvoering van het bestreden vonnis heeft betaald. Ook handhaaft Residence haar schadevordering.

3 Het oordeel van het hof

Tussenkoppen

3.1

Het hof zal de bezwaren van Residence hierna thematisch bespreken en zo nodig ingaan op geschilpunten waar de rechtbank niet aan is toegekomen. De beslissing zal zijn dat het bestreden vonnis wordt bekrachtigd. Dat blijft dus in stand.

De vraag of partijen een door Residence aan BMN te betalen basisprijs zijn overeengekomen voor door BMN verkochte keukens voor de stadsvilla’s; de gestelde provisie voor Residence

3.2

De vordering van BMN is gebaseerd op een afspraak die volgens haar met Residence is gemaakt: voor elke aan een koper van een stadsvilla van Residence verkochte keuken van BMN kon een rekening van € 7.000,- inclusief btw aan Residence worden gestuurd (de basisprijs). De meerprijs zou BMN dan aan de koper factureren.

3.3

Residence voert ter betwisting van deze afspraak aan dat geen afspraak is gemaakt op grond waarvan zij € 7.000,- per geleverde keuken aan de koper van de woningen aan BMN is verschuldigd. Volgens Residence komt op basis van de algemene voorwaarden van BMN een overeenkomst tussen partijen op grond van de toepasselijke algemene voorwaarden van BMN alleen tot stand komt, zo begrijpt het hof (1) op het moment van acceptatie door BMN van de schriftelijke aanvaarding van een door BMN eerder gedaan aanbod of (2) op het moment dat door BMN een begin van uitvoering van de opdracht is gemaakt. BMN heeft volgens Residence echter niet het aanbod aanvaard tot het hanteren van een provisie van 10% voor Residence over het meerdere boven de basisprijs (een vergoeding voor het doorverwijzen naar BMN), en Residence heeft van die provisie ook niet afgezien. De conclusie van Residence is dat er om die reden geen overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen waarop de vordering tot betaling van de basisprijs kan worden gebaseerd.

3.4

Het hof maakt bij de bespreking van dit verweer onderscheid tussen 1) de vraag of partijen zijn overeengekomen of een basisprijs door BMN aan Residence in rekening kon worden gebracht voor elke door BMN verkochte (en geplaatste) keuken in een stadsvilla en 2) de vraag of Residence tegenover BMN van haar kant aanspraak kon maken op betaling van een marge van 10% op de aan de koper in rekening gebrachte meerprijs.

3.5

Met de hiervoor weergegeven bezwaren is het uitgangspunt niet (voldoende onderbouwd) ter discussie gesteld dat een basisprijs door Residence aan BMN verschuldigd zou zijn. Het verweer kan niet de conclusie dragen dat het recht op 10% marge een voorwaarde zou zijn voor het recht van BMN om die basisprijs bij Residence in rekening te brengen. Het recht op betaling daarvan is immers gebaseerd op het vaststaande feit dat de koopprijs van een basiskeuken al in de koopprijs van de stadsvilla’s was verdisconteerd, en een marge kan BMN alleen aan Residence verschuldigd zijn als sprake is van een meerprijs. Nergens uit blijkt dat BMN heeft moeten begrijpen dat zij geen aanspraak op de basisprijs zou kunnen maken in geval van een meerprijs en een daarover aan Residence verschuldigde marge van 10%. Het uitgangspunt is dus dat Residence voor elke van de vier verkochte keukens (dus ook als sprake is van een meerprijs) de basisprijs aan BMN verschuldigd is.

3.6

Residence komt terecht op tegen de conclusie van de rechtbank dat deze overeenkomst moet worden aangeduid als aanneming. Daarvan kan slechts sprake zijn in de relatie tussen BMN en haar koper/opdrachtgever (eigenaar van een stadsvilla). Residence heeft immers geen keukens van BMN gekocht of door die partij laten plaatsen. Dat doet echter niets af aan de verplichting van Residence om in geval van een dergelijke overeenkomst met kopers van stadsvilla’s de basisprijs van de gekochte keuken voor haar rekening te nemen.

3.7

De vraag is dan nog of die verplichting afhankelijk was van voorafgaande goedkeuring van Residence c.q. of die goedkeuring steeds is gegeven, alsmede of een marge van 10% met de basisprijs kan worden verrekend. Die vragen zal het hof hierna bespreken.

De vraag of het recht op vergoeding van de basisprijs door Residence afhankelijk was van voorafgaande goedkeuring

3.8

De rechtbank heeft overwogen dat de klanten van het project van Residence die wilden kiezen voor een keuken van BMN (en niet BMN zelf) een akkoord van Residence nodig hadden voordat zij via BMN een keuken konden kopen. Residence lijkt tegen deze overweging bezwaar te hebben, maar stelt zich desalniettemin op het standpunt dat dit uitgangspunt juist is: de klanten konden alleen voor een BMN-keuken kiezen als Residence dat akkoord vond. Volgens haar zijn de afspraken daarover echter buiten haar om gemaakt en heeft zij ten aanzien van geen van de vier keukens waar dit geschil over gaat dergelijke toestemming gegeven. Het hof begrijpt dat Residence daarmee bedoelt dat BMN alleen recht had op betaling van de basisprijs als zij ervan mocht uitgaan dat die toestemming wel was verleend. Het hof zal hierna bij de beantwoording van de vraag of BMN daarvan heeft mogen uitgaan, aannemen dat een en ander inderdaad in de afspraak met BMN besloten ligt.

3.9

Zoals de rechtbank al heeft overwogen, staat vast dat BMN in alle vier gevallen orderbevestigingen naar Residence heeft gestuurd. Residence heeft onbestreden gelaten dat zij daarop niet (afwijzend) heeft gereageerd. Vervolgens heeft Residence er naar eigen zeggen alle medewerking aan verleend dat deze keukens door BMN tijdig en correct werden geplaatst. Nu verder niets is gesteld of gebleken waaruit BMN heeft moeten afleiden dat de vereiste toestemming van Residence aan de klant desalniettemin ontbrak, kan daarvan ook niet worden uitgegaan.

Het beroep op verrekening

3.10

De rechtbank heeft het standpunt van Residence verder aldus opgevat dat, als zij al verplicht is tot het betalen van de basisprijs, de vordering van BMN verrekend moet worden met de al besproken 10% provisie op de kosten van het meerwerk (het hof begrijpt: de meerprijs van de keuken boven de standaard van € 7.000,- inclusief btw). Die tegenvordering zou Residence zo nodig moeten bewijzen. Maar daarvoor had Residence volgens de rechtbank haar stelling onvoldoende onderbouwd, gelet op het feit dat [naam2] niet akkoord wilde gegaan met een provisie van 10%. Verder heeft Residence niet betwist dat voor een provisieafspraak met BMN de goedkeuring van de vestigingsleider van BMN vereist was, en dat daarover geen contact is geweest. Tegen die conclusie of de daaraan ten grondslag

liggende redenering is geen grief gericht. Daarom is de vordering van Residence ook in dit hoger beroep niet aannemelijk gemaakt.

3.11

Voor zover Residence wel heeft bedoeld zich tegen de overwegingen van de rechtbank te verzetten, stuiten haar bezwaren af op haar eigen stellingen. Daaruit volgt namelijk dat deze marge juist niet is overeengekomen. Zoals het hof hiervoor onder 3.3 al overwoog, heeft Residence immers zelf aangevoerd dat BMN niet het aanbod heeft aanvaard tot het hanteren van een provisie van 10% voor Residence.

De overige facturen

3.12

Het voorgaande ziet op de verschuldigdheid van de factuur van 1 juli 2018. De rechtbank heeft verder aangenomen dat de overige facturen niet (voldoende) zijn weersproken. Tegen die overweging is een grief gericht, maar in de toelichting daarop wordt juist erkend dat Residence de overige facturen verschuldigd is. Dat staat dus ook vast.

Bewijsaanbod

3.13

Residence heeft aangeboden te bewijzen dat de door BMN gestelde overeenkomst niet tot stand is gekomen. Omdat geen van de grieven doel treft, komt het hof niet toe aan dergelijk (tegen)bewijs.

De conclusie

3.14

Omdat de grieven falen, zal het bestreden vonnis worden bekrachtigd. De beslissing van de rechtbank blijft dus in stand. Residence zal als de in het ongelijk gestelde partij ook door het hof in de proceskosten worden veroordeeld (tariefgroep III, 1 punt).

4 De beslissing

Het hof:

1. bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland in Groningen van 1 september 2021;

2. veroordeelt Residence tot betaling van de volgende proceskosten van BMN:

€ 2.106,- aan kosten van de procedure (verschotten)

€ 1.442,- aan salaris van de advocaat van BMN

€ 165,- aan nakosten (kosten die ontstaan na deze uitspraak)

Al deze kosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;

3. veroordeelt Residence tot betaling van € 85,- aan extra nakosten als Residence de kosten niet binnen 14 dagen nadat de deurwaarder deze uitspraak heeft betekend aan BMN heeft betaald. Als daarna niet is betaald, dan worden die kosten verder verhoogd met de wettelijke rente;

4. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;

5. wijst af wat verder is gevorderd.

Dit arrest is gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, I. Tubben en M.E.L. Fikkers, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2022.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature