Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Veroordeling ter zake van poging tot doodslag tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van het voorarrest. Daarnaast gelast het hof dat verdachte ter beschikking wordt gesteld onder voorwaarden en legt het hof de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking op.

Uitspraak



Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-000828-21

Uitspraak d.d.: 14 april 2022

TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, van 15 februari 2021 met parketnummer 08-150072-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,

thans verblijvende in PI [PI] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 31 maart 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J.A.W. Knoester, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte ter zake van poging tot doodslag veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de rechtbank aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met verpleging van overheidswege opgelegd.

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

primairhij op of omstreeks 7 juni 2020 te [plaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, (met kracht) meermalen (ongeveer 44 keer) met een mes, althans met een scherp voorwerp, in het gezicht/hoofd en/of de hals/nek en/of de borst en/of de buik en/of het bovenlichaam en/of de handen en/of de armen en/of de benen, althans in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiairhij op of omstreeks 7 juni 2020 te [plaats 1] aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere (ongeveer 44) steek- en/of snijwonden in het gezicht/hoofd en/of de hals/nek en/of de borst en/of de buik en/of het bovenlichaam (waarbij de long en/of longvlies is geraakt) en/of de handen en/of armen (waarbij zenuwen en pezen in de arm en/of hand zijn doorgesneden) en/of de benen en/of een klaplong en/of (ander) inwendig letsel en/of blijvende en/of ontsierende littekens heeft toegebracht door (met kracht) meermalen (ongeveer 44 keer) met een mes, althans met een scherp voorwerp, in/op voornoemde plekken in/op het lichaam van die [slachtoffer] te steken en/of te snijden;

meer subsidiairhij op of omstreeks 7 juni 2020 te [plaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen (met kracht) meermalen (ongeveer 44 keer) met een mes, althans met een scherp voorwerp, in het gezicht/hoofd en/of de hals/nek en/of de borst en/of de buik en/of het bovenlichaam en/of de handen en/of armen en/of de benen, althans in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep geen bewijsverweer gevoerd. Evenals de rechtbank, en met de advocaat-generaal en de verdediging, is het hof van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag van zijn vriendin, [slachtoffer] . Het dossier bevat onvoldoende bewijs waaruit volgt dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Het hof zal verdachte daarom vrijspreken van dat bestanddeel.

De door het hof gebezigde bewijsmiddelen zullen worden opgenomen in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest. Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

primairhij op of omstreeks 7 juni 2020 te [plaats 1] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, (met kracht) meermalen (ongeveer 44 keer) met een mes, althans met een scherp voorwerp, in het gezicht/hoofd en/of de hals/nek en/of de borst en/of de buik en/of het bovenlichaam en/of de handen en/of de armen en/of de benen, althans in het lichaam van die [slachtoffer] heeft gestoken en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:

poging tot doodslag.

Strafbaarheid van de verdachte

Ter beoordeling van de strafbaarheid van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde heeft het hof acht geslagen op de Pro Justitia rapportages van 9 december 2020, 15 december 2020 en 29 juli 2021, opgemaakt door de gedragsdeskundigen J. Hamel, GZ-psycholoog, dr. H.A. de Haan en drs. J.J.M.G. van den Boogaard, psychiaters, en M.L. Sikkens, GZpsycholoog.

Uit de rapportages van 9 december 2020 en 15 december 2020 volgt dat bij verdachte ten tijde van het gepleegde feit sprake was van een persoonlijkheidsstoornis. Uit de rapportage van deskundige Sikkens volgt dat bij verdachte ten tijde van het gepleegde feit sprake was een autismespectrumstoornis. De deskundigen concluderen allen dat de door hen gestelde stoornis invloed heeft gehad op het tenlastegelegde feit en dat daarom het ten laste gelegde feit, indien bewezen, in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.

Het hof neemt de conclusie van de gedragsdeskundigen ten aanzien van de toerekenbaarheid over en maakt die tot de zijne. Het hof is daarom van oordeel dat het bewezenverklaarde feit aan verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate. Nu er voorts ook geen andere omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van de verdachte geheel uitsluit, is verdachte strafbaar.

Oplegging van straf en maatregel

De vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, alsmede tot een TBS met voorwaarden en de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking. De advocaat-generaal heeft daarbij verzocht de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft ter terechtzitting verzocht om een zodanige straf in combinatie met TBS met voorwaarden op te leggen dat verdachte op 20 april 2022 geplaatst kan worden in FPK [plaats 2] . Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de behandeling zo snel mogelijk gestart dient te worden, mede in het belang van het slachtoffer en haar kinderen.

Strafoplegging

Naar het oordeel van het hof is de hierna te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

Verdachte heeft zich op 7 juni 2020 schuldig gemaakt aan poging doodslag door zijn partner 44 keer in het lichaam te steken en snijden. Met name de letsels aan de hals en de borstkas van het slachtoffer zijn potentieel levensbedreigend geweest. De kinderen van het slachtoffer, destijds twaalf en acht jaar oud, zijn deels getuige geweest van de steekpartij op hun moeder door de man die zij als vader zagen. Verdachte heeft hen vervolgens hulpeloos achter gelaten door het huis te verlaten. Ook andere familieleden en buurtgenoten die het slachtoffer en haar kinderen te hulp zijn geschoten, zijn met het handelen van verdachte geconfronteerd. Dat het slachtoffer de steekpartij heeft overleefd is geenszins aan verdachte te danken, maar aan de snelle en adequate hulpverlening van buurtgenoten en hulpdiensten. Het slachtoffer is met spoed naar het ziekenhuis gebracht, waar zij is behandeld en gedurende een tijd moest verblijven. Voorgaande rekent het hof de verdachte zwaar aan.

Het hof heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 25 februari 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.

Naar het oordeel van het hof is het bewezenverklaarde te ernstig om te volstaan met een andere of mildere straf dan een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende, waaronder ook de hiervoor al vastgestelde verminderde toerekenbaarheid van verdachte, acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier jaren passend en geboden. De straf wordt opgelegd met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Een gevangenisstraf die zou inhouden dat verdachte op 20 april 2022 geplaatst zou kunnen worden in FPK [plaats 2] zou naar het oordeel van het hof geen recht doen aan de ernst van het handelen van verdachte.

Het hof realiseert zich dat verdachte door de op te leggen straf niet per 20 april 2022 opgenomen kan worden in FPK [plaats 2] . Het hof gaat er echter van uit dat ook na ommekomst van de op te leggen gevangenisstraf een geschikte behandelplek voor verdachte gevonden zal worden en dat de op te leggen gevangenisstraf geen afbreuk zal doen aan de mogelijke werkbaarheid en effectiviteit van de behandeling.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet , dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Oplegging van maatregel

Het hof ziet zich voor de vraag gesteld of, en zo ja in welke vorm, een TBS-maatregel moet worden opgelegd.

Vooropgesteld dient te worden dat aan vier voorwaarden moet zijn voldaan, wil aan verdachte op grond van de artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) de maatregel van TBS kunnen worden opgelegd. In de eerste plaats dient bij verdachte ten tijde van het begaan van het strafbare feit sprake te zijn van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. Het betreffende feit dient in de tweede plaats een misdrijf te betreffen waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, dan wel behoren tot een der misdrijven zoals specifiek in de wet (artikel 37a eerste lid, onder 2 Sr ) vermeld. In de derde plaats dient de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel te eisen. Ten slotte kan een dergelijke maatregel enkel worden opgelegd nadat de strafrechter zich een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies heeft doen overleggen van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines, waaronder een psychiater, die verdachte hebben onderzocht.

Het hof stelt vast dat het bewezenverklaarde feit een misdrijf betreft waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld.

Voorts is gebleken, zoals hiervoor reeds overwogen, dat bij verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde feit sprake was van een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. De deskundigen concluderen dan ook in hun rapportages dat het ten laste gelegde feit, indien bewezen, in verminderde mate aan verdachte dient te worden toegerekend.

Daarnaast is er – naar het oordeel van het hof – sprake van een recidiverisico, zodat de veiligheid van anderen in het geding is. Het hof ontleent de inschatting van dat risico aan de inhoud van de Pro Justitia rapportages van 9 december 2020, 15 december 2020 en 29 juli 2021.

Psycholoog Hamel concludeert in het psychologisch onderzoek Pro Justitia van 9 december 2020 dat de combinatie van de gestructureerde risicotaxatie met het klinisch oordeel ertoe leidt dat zij de kans op recidive als matig inschat. In de gemaakte afweging is het gebrek aan probleem/ziekte-inzicht en de motivatie voor behandeling op lange termijn van zwaarwegend belang.

Psychiaters De Haan en Van den Boogaard concluderen in het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia van 15 december 2020 dat zij op basis van de klinische inschatting de kans matig tot hoog achten dat verdachte zonder behandeling of begeleiding op korte en op langere termijn zal recidiveren in (gewelds)delicten. Tot deze conclusie komen zij met name vanwege de combinatie van de eerder genoemde factoren in de rapportage met de persoonlijkheidsstoornis van verdachte en het feit dat hij de relatie met het slachtoffer gaat voortzetten.

Psycholoog Sikkens concludeert in het psychologisch onderzoek Pro Justitia van 29 juli 2021 dat er algemeen statistisch sprake is van een laag recidiverisico. Casusspecifieke uitwerking leidt tot de inschatting van een laag tot matig recidiverisico, met de verwachting dat risicomanagement met verloop van tijd zal leiden tot een stabiel laag risico.

Gelet op de stoornis, het aanwezige recidivegevaar, de ernst van het door verdachte gepleegde feit en het feit dat het bewezenverklaarde feit in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend, is het hof van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van TBS noodzakelijk maken en dat niet kan worden volstaan met oplegging van alleen een gevangenisstraf.

Bevel tot verpleging van overheidswege of voorwaarden

Het hof dient vervolgens de vraag te beantwoorden welke vorm van TBS opgelegd dient te worden; met bevel tot verpleging van overheidswege of met de oplegging van voorwaarden.

Psycholoog Hamel adviseert in haar rapport een TBS met voorwaarden op te leggen. Verdachte geeft op het moment van het onderzoek aan dat hij gemotiveerd is voor behandeling. Ook is overwogen dat verdachte niet eerder een klinische behandeling heeft ondergaan en dat het milieu binnen een FPK of FPA meer passend voor verdachte zal zijn dan een TBS milieu. Verwacht wordt dat hij in het eerstgenoemde beter zal gedijen, aldus de deskundige.

Psychiaters De Haan en Van den Boogaard concluderen dat een opname in een FPK, FPA of een FPC met vervolgens een langdurig ambulant forensisch poliklinisch traject het meest voor de hand ligt. Gezien de ernst van het ten laste gelegde en de kans op recidive zonder een behandeling adviseren de deskundigen een TBS met voorwaarden op te leggen, gecombineerd met toezicht door de reclassering.

Psycholoog Sikkens acht een TBS met voorwaarden het meest passende en kansrijke kader met toereikende mogelijkheden tot risicomanagement, maar ook met mogelijkheden het behandelverloop af te stemmen op een resocialisatieroute.

Tot slot heeft het hof kennisgenomen van het reclasseringsadvies van 13 januari 2021. Ook de reclassering adviseert TBS met voorwaarden op te leggen. Volgens de reclassering is het van belang dat verdachte, middels een klinisch traject, meer zicht krijgt op zijn kernproblematiek teneinde zichzelf beter te leren begrijpen. Voorts kan hij beter zicht op zichzelf in relatie tot de ander leren ontwikkelen, opdat hij kan doorgronden waardoor het tenlastegelegde is veroorzaakt. Vervolgens kan hij in dit kader gaan werken aan het verlagen van het recidiverisico door met de risicofactoren aan de slag te gaan, aldus de reclassering.

Het hof neemt de adviezen van de voornoemde deskundigen en van de reclassering over en maakt de inhoud daarvan tot zijn oordeel. Het hof is met de deskundigen en de reclassering van oordeel dat aan verdachte TBS met voorwaarden kan worden opgelegd. Hierbij heeft het hof gelet op de omstandigheden dat verdachte heeft aangegeven bereid te zijn zich aan de voorwaarden te houden en open te staan voor behandeling, wat ook blijkt uit de rapporten. Het hof zal daarom beslissen tot oplegging van een TBS met voorwaarden en daarbij ter bescherming van de veiligheid van anderen de voorwaarden stellen die door de reclassering zijn geadviseerd en hieronder in het dictum worden weergegeven.

Daarnaast zal het hof bevelen dat de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is. Het hof overweegt hierbij dat er sprake is van een recidiverisico en dat vanwege de ernst van de stoornis en de noodzakelijke vloeiende overgang tussen de beëindiging van gevangenisstraf en de TBS met voorwaarden nodig is dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard.

Het hof stelt ten slotte vast dat het bewezenverklaarde feit een misdrijf is dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. De TBS is daarom, in het geval de TBS met voorwaarden in de toekomst alsnog wordt omgezet naar een TBS met verpleging van overheidswege, niet beperkt tot de duur van maximaal vier jaren.

De gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel

In navolging van het advies van de reclassering en gelet op de hiervoor aangehaalde rapportages acht het hof het noodzakelijk om naast de TBS met voorwaarden de gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z Sr op te leggen. Daarmee wordt de mogelijkheid gecre ëerd om verdachte ook na afloop van de TBS maatregel, bij een mogelijk verlaagd maar aannemelijk recidiverisico, onder toezicht te stellen indien dat in verband met alsdan bestaande risico’s noodzakelijk is. Voorts kunnen toekomstige risico’s ten aanzien van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen door de oplegging van de maatregel van artikel 38z Sr worden teruggedrongen, dan wel aanvaardbaar worden gemaakt.

Aan de wettelijke vereisten voor oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38z lid 1 Sr is voldaan. Het hof gelast immers de terbeschikkingstelling van verdachte. Daarnaast is de oplegging van de maatregel naar het oordeel van het hof in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen.

Het hof zal daarom tot oplegging van deze maatregel overgaan. De beoordeling van de noodzaak tot tenuitvoerlegging van de maatregel en het eventuele bepalen van specifieke voorwaarden zal in de laatste fase van de aan de verdachte opgelegde TBS met voorwaarden plaatsvinden. Een risicotaxatie van het dan aanwezige recidivegevaar dient in het kader van die beoordeling plaats te vinden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 37a, 38, 38a, 38z, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht .

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld, onder de volgende voorwaarden:

Verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;

Verdachte begeeft zich niet zonder toestemming buiten de Europese landsgrenzen van Nederland. Verdachte overlegt hierover vooraf met de reclassering, het Openbaar Ministerie beslist;

Verdachte verleent medewerking aan het verstrekken van een actuele foto aan de reclassering ten behoeve van eventuele opsporing;

Verdachte verleent medewerking aan reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere, maar niet uitsluitend, in:

a. medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of het ter inzage aanbieden van een geldig identiteitsbewijs (als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht) ten behoeve van het vaststellen van de identiteit;

b. zich melden op afspraken bij de reclassering, zo vaak de reclassering dat nodig acht;

c. zich houden aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering, die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te bewegen tot het naleven van die voorwaarden;

d. medewerking verlenen aan huisbezoeken;

e. inzicht geven aan de reclassering over de voortgang van begeleiding of behandeling door andere instellingen/hulpverleners;

f. niet verhuizen of van adres veranderen zonder toestemming van de reclassering;

g. medewerking verlenen aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.

5. Verdachte werkt mee, indien de reclassering dit nodig acht, aan een time-out in forensische psychiatrische instelling, zulks te bepalen door de voor plaatsing verantwoordelijke instantie van maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar;

Stelt als bijzondere voorwaarden:

Verdachte laat zich opnemen in FPK [plaats 2] (of een soortgelijke zorginstelling), zulks te bepalen door de voor plaatsing verantwoordelijke instantie, zolang de reclassering dat nodig acht. Hij volgt de aanwijzingen van de behandelaars conform de op te stellen (delictpreventieve) behandelovereenkomst en het nader te formuleren behandelplan op. Dit behandelplan zal op geëigende momenten bijgesteld en nader gespecificeerd worden;

Verdachte houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorginstelling aan hem geeft in het kader van de behandeling, ook als dit inhoudt het innemen van medicatie die nodig is voor de behandeling;

Indien tijdens de behandeling een overgang naar een FPA, FPW, ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst is, zulks ter beoordeling van de reclassering, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing. Verdachte zal zich committeren aan het nazorgtraject waaraan te zijner tijd invulling gegeven zal gaan worden. Dit omvat tevens het bepalen van een woonplek na overleg en toestemming van de reclassering. Contact en afstemming met de wijkagent zal in de (nieuwe) woonomgeving tot stand gebracht worden;

Verdachte onthoudt zich van alcohol- en drugsgebruik tenzij hiervoor toestemming gegeven wordt door de begeleidende instellingen. Hij werkt mee aan controles zo vaak en lang als de reclassering dit nodig acht;

Verdachte zal inzicht geven in zijn sociaal netwerk en medewerking verlenen aan het betrekken van zijn vriendin en/of familieleden bij de behandeling. Hij werkt mee aan relatie- en/of systeemgesprekken en aan afspraken aangaande de omgang met de kinderen van zijn vriendin en (mogelijk) zijn eigen kinderen;

Verdachte verschaft de reclassering inzicht in zijn financiën en eventuele schulden, zolang de reclassering dat nodig acht.

Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Legt aan de verdachte op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking.

Aldus gewezen door

mr. R.J. Bokhorst, voorzitter,

mr. R.H. Koning en mr. J.S. van Duurling, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. F. Stax, griffier,

en op 14 april 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature