U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

IB/PVV. Netto-verkoopopbrengst paard. ROW?

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

nummers BK-ARN 21/00365 en 21/00366

uitspraakdatum: 5 juli 2022

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 5 februari 2021, zaaknummers LEE 19/3691 en 19/3692, in het geding tussen de Inspecteur en

[belanghebbende] te [woonplaats] (hierna: belanghebbende).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 1.124.784. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 77.750.

1.2

Aan belanghebbende is voor het jaar 2014 tevens een navorderingsaanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (hierna: ZVW) opgelegd, waarbij het bijdrage-inkomen is vastgesteld op € 51.414. Aan belastingrente is daarbij een bedrag berekend van € 89.

1.3

Op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hiervoor – onder 1.1 en 1.2 – bedoelde navorderingsaanslagen heeft de Inspecteur bij uitspraken op bezwaar de bestreden navorderingsaanslagen en beschikkingen belastingrente gehandhaafd.

1.4

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard, de bestreden uitspraken op bezwaar vernietigd, de bestreden navorderingsaanslagen vernietigd, de bestreden beschikkingen belastingrente vernietigd, de Inspecteur opgedragen het betaalde griffierecht te vergoeden en de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten.

1.5

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

1.6

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.7

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2022 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en mr. drs. J.R. Kiewiet, als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [naam1] (de echtgenote van belanghebbende), alsmede [naam2] namens de Inspecteur, bijgestaan door [naam3] . Ter zitting zijn – met toestemming van partijen – gezamenlijk en gelijktijdig de hoger beroepen met zaaknummers 21/00347 en 21/00348 van de Inspecteur in de zaken van [naam4] behandeld.

1.8

Partijen hebben voorafgaand aan de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof en aan de wederpartij, welke pleitnota’s geacht worden ter zitting te zijn voorgelezen.

1.9

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende drijft sinds 1 januari 1993 een onderneming in de vorm van een eenmanszaak onder de handelsnamen [naam5] en [naam6] . Vanaf 1 januari 2013 wordt deze onderneming uitgeoefend in de vorm van een stille maatschap. De andere maat is [naam4] , dochter van belanghebbende (hierna: de dochter).

2.2

Belanghebbende en zijn echtgenote zijn beiden paardenliefhebbers. Belanghebbende heeft in het verleden als springruiter meegedaan aan concoursen. Belanghebbende heeft op enig moment voor de dochter twee pony’s gekocht, waarmee de dochter trainde bij een vereniging en meedeed aan wedstrijden en concoursen.

2.3

Belanghebbende heeft in 2007 voor zijn dochter een paard met de naam [het paard] (hierna: [het paard] ) gekocht voor een bedrag van € 12.500. De dochter was toen 17 jaar en stapte over van pony’s naar paarden. [het paard] werd als vierjarig zadelmak paard gekocht. De moeder van [het paard] heeft een bloedlijn in de dressuur en de vader van [het paard] heeft een bloedlijn met een mix van dressuur en springen.

2.4

De dochter wilde met [het paard] als springpaard gaan trainen en met hem aan wedstrijden en concoursen gaan deelnemen. De dochter trainde daarvoor één keer per week met [het paard] bij een vereniging. Vanaf 2012 werden [het paard] en de dochter door een professionele trainer getraind.

2.5

Na de aankoop van [het paard] heeft belanghebbende de twee pony’s verkocht. Belanghebbende handelde in de periode dat hij eigenaar was van [het paard] niet in paarden en/of pony’s. [het paard] werd niet tot het ondernemingsvermogen van de onderneming van belanghebbende gerekend.

2.6

De dochter is in 2009 in het tweede studiejaar gestopt met haar sportopleiding. Zij is vervolgens in augustus 2009 een eenmanszaak gestart onder de naam “ [naam7] ”. [naam7] houdt zich bezig met het berijden, stallen en trainen van paarden.

2.7

De dochter heeft voor [naam7] een aantal paardenboxen in de stalruimte van belanghebbende gehuurd. Belanghebbende betaalde het voer en andere kosten van paard [het paard] .

2.8

Belanghebbende betaalde geen vergoeding aan [naam7] voor het trainen en verzorgen van [het paard] . [naam7] heeft de kosten voor met [het paard] gereden concoursen doorbelast aan belanghebbende.

2.9

In 2011 heeft belanghebbende een bod van € 150.000 voor paard [het paard] ontvangen. Na die tijd hebben meerdere kopers met interesse voor [het paard] zich bij belanghebbende gemeld en zijn er in 2013 biedingen van € 450.000 en € 750.000 op [het paard] gedaan. Belanghebbende is niet op die biedingen ingegaan.

2.10

De dochter heeft in de periode 2008 – 2014 met [het paard] aan diverse springwedstrijden en concoursen meegedaan en daarbij regelmatig prijzen gewonnen. In de zomer van 2013 maakte de dochter met [het paard] haar internationale debuut tijdens de GP [naam8] , een driesterrenconcours in [land] . Ze werd daar vijfde. Hierna is zij met [het paard] door bondscoach [naam9] geselecteerd voor de landenwedstrijd in het Italiaanse [plaats1] .

2.11

[het paard] is in de zomer van 2014 geblesseerd geraakt. Na een rustperiode van enkele maanden is [het paard] volledig hersteld. Na het herstel werd door een tussenpersoon namens een Amerikaanse koper geïnformeerd of belanghebbende [het paard] wilde verkopen.

2.12

Belanghebbende heeft [het paard] in oktober 2014 verkocht aan een derde voor een bedrag van € 1.300.000.

2.13

Belanghebbende heeft op 28 oktober 2015 aangifte IB/PVV voor het jaar 2014 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 39.284.

2.14

De aanslag IB/PVV voor het jaar 2014 is overeenkomstig de aangifte opgelegd. De aanslag ZVW voor het jaar 2014 is vastgesteld naar een bijdrage inkomen van € 39.284.

2.15

Bij belanghebbende heeft in 2017 een boekenonderzoek plaatsgevonden. Tijdens dit onderzoek is de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV en inkomensafhankelijke bijdrage ZVW voor de jaren 2014 en 2015, de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 en de aangiften loonbelasting over het tijdvak 1 januari 2014 tot en met 31 december 2016 onderzocht. Met dagtekening 22 september 2017 is het conceptrapport, dat naar aanleiding van het onderzoek is opgesteld, naar belanghebbende verstuurd.

2.16

Het definitieve controlerapport is gedateerd op 10 juli 2018. Naar aanleiding van de uitkomsten van het boekenonderzoek zijn aan belanghebbende navorderingsaanslagen IB/PVV voor het jaar 2014 en ZVW voor het jaar 2014 opgelegd. Daarbij zijn in verband met de verkoop van een paard de volgende correcties aangebracht.

Bij aanslag IB/PVV 2014 vastgesteld inkomen uit werk en woning € 39.284

Bij: Bruto resultaat uit overige werkzaamheden € 1.300.000

Af: Kosten resultaat uit overige werkzaamheden € 214.500

Bij navorderingsaanslag IB/PVV 2014 vastgesteld inkomen uit werk en woning € 1.124.784

De navorderingsaanslag ZVW voor het jaar 2014 is berekend naar het maximum bijdrage-inkomen van € 51.414.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de netto-verkoopopbrengst van het paard [het paard] terecht is belast als resultaat uit overige werkzaamheden (hierna: row). Daarnaast is in geschil of het vertrouwensbeginsel aan navordering in de weg staat.

3.2

De Inspecteur beantwoordt de eerste vraag bevestigend en de tweede vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.3

Belanghebbende is de tegengestelde mening toegedaan en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

4 Beoordeling van het geschil

4.1

De Inspecteur heeft met de vaststelling van de bestreden navorderingsaanslagen de netto-verkoopopbrengst van het paard [het paard] belast als row. Gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door belanghebbende, rust op de Inspecteur de last aannemelijk te maken dat sprake is van een belastbare verkoopopbrengst.

4.2

Om voordelen die worden genoten uit niet in dienstbetrekking verrichte werkzaamheden te kunnen aanmerken als inkomsten uit overige werkzaamheden dienen die werkzaamheden in het economische verkeer te zijn verricht en moeten zij zijn gericht op het behalen van een geldelijk voordeel. Dit voordeel dient in beginsel door de belastingplichtige te zijn beoogd (subjectief) en naar maatschappelijke opvattingen redelijkerwijs te kunnen worden verwacht (objectief). Of aan deze eisen is voldaan, moet worden beoordeeld naar de situatie ten tijde van het verrichten van de werkzaamheden. Feiten en omstandigheden van andere jaren kunnen op die situatie licht werpen (vgl. HR 21 december 2018, nr. 17/01760, ECLI:NL:HR:2018:2390). Inkomsten behaald met het rendabel maken van vermogen op een wijze die normaal, actief vermogensbeheer te buiten gaat, behoren eveneens tot het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden (artikel 3.91, lid 1, onderdeel c, van de Wet IB 2001). Daarvan is sprake bij werkzaamheden die naar hun aard en omvang onmiskenbaar zijn gericht op het behalen van - redelijkerwijs te verwachten - voordelen die het bij normaal actief vermogensbeheer te verwachten rendement te boven gaan (vgl. HR 9 oktober 2009, nr. 43035, ECLI:NL:HR:2009:BI0481).

4.3

Belanghebbende heeft gemotiveerd gesteld dat niet aan de hiervoor – onder 4.2 – bedoelde voorwaarden wordt voldaan. [het paard] is, volgens belanghebbende, aangekocht in het kader van de hobby van de dochter en daarvoor aangehouden. [het paard] is gekocht van paardenhandelaar [naam10] te [plaats2] . Belanghebbende is destijds met zijn dochter gaan kijken bij deze handelaar en aan hen werden op dat moment drie paarden te koop aangeboden, waaruit zij konden kiezen. Het paard [het paard] werd door de destijds 17-jarige dochter gekozen omdat ze het een mooi paard vond en er “een klik” mee had. Er is bij aankoop geen sprake geweest van de intentie tot verkoop, noch was, gelet op de bloedlijn van [het paard] , sprake van voorzienbaar voordeel. Belanghebbende heeft geen (trainings)arbeid verricht aan het paard. De training van [het paard] door de dochter vond plaats in de hobby-sfeer en niet in het economische verkeer. [het paard] is verkocht met pijn in het hart en verdriet. De dochter heeft aangegeven dat zij niet langer wilde dat haar vader (belanghebbende) [het paard] zou behouden voor haar, toen er in 2014 een hoog bod op werd gedaan, met in het achterhoofd de blessureperikelen die er bij [het paard] waren ontstaan en de kans dat dit weer kon gebeuren.

4.4

De Inspecteur heeft in hoger beroep naar voren gebracht dat belanghebbende internationaal springruiter is geweest en deskundig is op het gebied van springpaarden en bij de aankoop van [het paard] een goed springpaard voor zijn dochter heeft willen kopen. Vanaf 2015 zijn belanghebbende en de dochter een vennootschap onder firma met elkaar aangegaan met als doel: 'het trainen van springpaarden, en de in- en verkoop van springpaarden'. De gerealiseerde waardeontwikkeling

vindt zijn oorzaak in de aanzienlijke hoeveel trainingsarbeid van de dochter, die deelnam aan

prestigieuze wedstrijden. Aan de wens van de dochter en van belanghebbende om [het paard] steeds beter en succesvoller te maken is inherent dat [het paard] ook steeds waardevoller werd. [het paard] werd het visitekaartje van [naam7] , aldus de Inspecteur.

4.5

Naar het oordeel van het Hof, heeft de Inspecteur met hetgeen hij naar voren heeft gebracht niet aannemelijk gemaakt dat de hiervoor bedoelde verkoopwinst belastbaar is als row. Dienaangaande overweegt het Hof het volgende.

4.6

Het Hof stelt voorop dat niet gebleken is dat belanghebbende in paarden handelde. Ook is niet aannemelijk geworden dat [het paard] is aangekocht met het oog op latere verkoop tegen een hogere prijs. Vaststaat voorts dat [het paard] door belanghebbende in 2007 is aangekocht met het oog op de hobby van de dochter en dat zij in dat kader [het paard] heeft getraind. Gelet op hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd, acht het Hof aannemelijk dat de aankoop van [het paard] , het berijden en trainen van [het paard] en het meedoen aan wedstrijden van aanvang af was gericht op het plezier dat daaraan door de dochter kon worden beleefd en niet op de (theoretische) mogelijkheid daarmee in de toekomst financiële voordelen te behalen. Die - net als bij vele andere eigenaren van paarden - in de hobbysfeer liggende doelstelling veranderde niet bij de start van de onderneming van de dochter in 2009. Ook acht het Hof niet door de Inspecteur aannemelijk gemaakt dat de grote winst die uiteindelijk met de verkoop van [het paard] is behaald, redelijkerwijs kon worden voorzien.

4.7

Het Hof acht aannemelijk dat de wijze waarop [het paard] door de dochter werd bereden en getraind niet veranderde door de omstandigheid dat de dochter ook andere paarden ging trainen en verzorgen. Naar het oordeel van het Hof, heeft de Inspecteur daarom niet aannemelijk gemaakt dat [het paard] in augustus 2009, het moment waarop de dochter een eenmanszaak is gestart onder de naam “ [naam7] ”, tot een werkzaamheidsvermogen van belanghebbende is gaan behoren. Nu de eenmanszaak van de dochter geen rechtstreeks verband houdt met de training van [het paard] als hobby-paard, zoals het Hof heden in de zaken met nummers 21/00347 en 21/00348 heeft beslist, welke beslissing in afschrift aan de onderhavige uitspraak is gehecht, vermag het Hof niet in te zien dat in 2009 daarmee voor belanghebbende een werkzaamheid is ontstaan.

4.8

Onder omstandigheden kunnen activiteiten van derden bijdragen aan de conclusie dat er sprake is van row (vgl. HR 5 september 1956, 12859, ECLI:NL:HR:1956:AY2113, BNB 1956/266). Anders dan de Inspecteur bepleit, kunnen de door de dochter verrichte trainingsactiviteiten niet tot die conclusie leiden omdat deze activiteiten, zoals het Hof in voornoemde uitspraken inzake de dochter heeft geoordeeld, slechts gericht waren op het bevredigen van haar persoonlijke behoeften (het beoefenen van een hobby). De dochter heeft het paard niet getraind om voor belanghebbende een waardevermeerdering tot stand te brengen. Daaruit volgt dat ook niet kan worden gezegd dat er sprake is geweest van werkzaamheden die actief vermogensbeheer te boven gaan.

4.9

De Inspecteur heeft subsidiair gesteld dat sprake is van een resultaat uit een werkzaamheid op grond van het bepaalde in artikel 3.91, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet IB 2001 . Belanghebbende heeft, als eigenaar van [het paard] , dat paard ter beschikking gesteld aan zijn dochter en het aangewend voor het behalen van winst uit onderneming, hetgeen maatschappelijk ongebruikelijk zou zijn.

4.10

Naar het oordeel van het Hof, heeft de Inspecteur met zijn stelling miskend dat belanghebbende het paard aan zijn dochter in bruikleen heeft gegeven in het kader van haar hobby. Artikel 3.91, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet IB 2001 bepaalt immers dat onder werkzaamheid mede wordt verstaan het rendabel maken van vermogensbestanddelen door deze vermogensbestanddelen al dan niet tegen vergoeding rechtens dan wel in feite, direct of indirect ter beschikking te stellen aan een met de belastingplichtige verbonden persoon, voorzover die vermogensbestanddelen door die persoon worden aangewend voor het behalen van belastbare winst uit onderneming of belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden.

4.11

Op grond van het voorgaande kan het voordeel bij de verkoop van [het paard] niet belast worden als row.

4.12

Hetgeen belanghebbende ten aanzien van het vertrouwensbeginsel heeft aangevoerd, behoeft geen behandeling meer.

Slotsom Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5 Proceskosten

5.1

Belanghebbende heeft verzocht om integrale vergoeding van de proceskosten in hoger beroep. Naar het oordeel van het Hof, zijn er evenwel geen bijzondere omstandigheden gebleken, op grond waarvan een integrale proceskostenvergoeding gerechtvaardigd is.

5.2

De proceskosten van belanghebbende in hoger beroep zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op 2 punten  wegingsfactor 1  € 759 is € 1.518 aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en de reiskosten van belanghebbende ten bedrage van € 42,70.

6 Beslissing

Het Hof:

– bevestigt de uitspraak van de Rechtbank,

– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.560,70 en

– bepaalt dat van de Inspecteur op het moment dat deze uitspraak onherroepelijk is komen vast te staan een griffierecht zal worden geheven van € 541.

Deze uitspraak is gedaan door mr. P. van der Wal, voorzitter, mr. G.B.A. Brummer en mr. A.I. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van mr. K. de Jong-Braaksma als griffier.

De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2022.

De griffier is verhinderd De voorzitter is verhinderd te ondertekenen.

deze uitspraak te ondertekenen. Daarom is de uitspraak ondertekend door mr. G.B.A. Brummer.

(G.B.A. Brummer)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 6 juli 2022

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.

Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).

Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature