U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Verzekeringsrecht. Schadeclaim na diefstal auto. (Tegen-)bewijsopdrachten met betrekking tot verzekerd voorval, omvang schade en schending inlichtingplicht door verzekerde.

Uitspraak



GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.292.151

(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, 8549889)

arrest van 14 juni 2022

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats1] ,

appellant,

bij de kantonrechter: eiser,

hierna: [appellant] ,

advocaat: mr. J. van Andel,

tegen:

de naamloze vennootschap

NATIONALE NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,

mede handelende onder de naam ‘Ohra Schadeverzekeringen’,

gevestigd te Arnhem,

geïntimeerde,

bij de kantonrechter: gedaagde,

hierna: Nationale Nederlanden,

advocaat: mr. C. Bruin.

1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1.

Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 22 maart 2022 hier over.

1.2.

De in het tussenarrest bepaalde mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 mei 2022, waarbij de advocaten de standpunten van partijen verder hebben toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen. Die zijn aan het proces-verbaal gehecht dat van de mondelinge behandeling is opgemaakt en aan partijen is toegezonden.

1.3.

Het hof heeft arrest bepaald op het door [appellant] overgelegde procesdossier.

2 De vaststaande feiten

2.1.

Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.8 van het bestreden eindvonnis van 3 februari 2021 van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland.

3 De beoordeling

waar deze zaak over gaat

3.1.

[appellant] heeft per 17 april 2019 bij (Ohra, een handelsnaam van) Nationale Nederlanden een motorrijtuigenverzekering met WA Plus-dekking afgesloten voor zijn Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] (hierna: de auto). Op grond van de toepasselijke polisvoorwaarden was ook verlies door diefstal verzekerd. [appellant] heeft aangifte gedaan van diefstal met geweld van de auto op 30 juni 2019. Volgens zijn aangifte heeft hij samen met bekenden kort na de diefstal de auto teruggevonden, is hij toen met die bekenden de reservesleutel van de auto gaan halen en was de auto na hun terugkeer weer verdwenen. Naar aanleiding van zijn schademelding heeft Nationale Nederlanden een onderzoek ingesteld naar de door [appellant] gestelde toedracht van de diefstal en de door hem opgegeven wijze van verkrijging, de aankoopprijs en de waarde van de auto. Op grond van de resultaten daarvan heeft zij de schadeclaim van [appellant] ter hoogte van € 19.800 afgewezen, omdat hij fraude heeft gepleegd en heeft nagelaten passende maatregelen te nemen nadat hij de auto had teruggevonden. Ook heeft Nationale Nederlanden de autoverzekering van [appellant] beëindigd en zijn persoonsgegevens opgenomen in diverse interne en externe administraties en registers. [appellant] is het met de afwijzing van zijn claim, de beëindiging van de verzekeringsovereenkomst en de diverse registraties van zijn gegevens niet eens.

de procedure bij de kantonrechter

3.2.

Bij de kantonrechter heeft [appellant] gevorderd dat Nationale Nederlanden wordt veroordeeld hem zijn schade uit te keren, zijn buitengerechtelijke kosten te betalen en op straffe van een dwangsom de beëindiging van de verzekering en de registraties ongedaan te maken. Volgens Nationale Nederlanden heeft [appellant] niet aangetoond dat de auto is gestolen, nog daargelaten dat [appellant] na het terugvinden van de auto onvoorzichtig is geweest, op grond waarvan zij meent geen schadebedrag te hoeven uitkeren. Daarnaast heeft Nationale Nederlanden aangevoerd dat zij ook niet tot schadeuitkering verplicht is, de verzekering mocht beëindigen en de persoonsgegevens van [appellant] mocht registreren, omdat hij opzettelijk een verkeerde voorstelling van zaken heeft gegeven over de diefstal en over onder meer (de reden voor) de aankoop, de betaalde prijs en de staat/waarde van de auto, waardoor zij in haar belang is geschaad. De kantonrechter heeft alle vorderingen van [appellant] afgewezen en hem in de kosten van de procedure veroordeeld.

het hoger beroep

3.3.

[appellant] vordert dat het hof het eindvonnis van de kantonrechter vernietigt en zijn vorderingen alsnog toewijst. Zijn bezwaren zijn gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat zijn schade is uitgesloten van verzekeringsdekking, omdat hij geen passende maatregelen heeft genomen om te voorkomen dat hij zijn auto, nadat hij die had teruggevonden, weer zou kwijtraken. Andere bezwaren van [appellant] zien op de oordelen van de kantonrechter dat hij Nationale Nederlanden opzettelijk heeft misleid met als doel een (hogere) verzekeringsuitkering te ontvangen, op grond waarvan Nationale Nederlanden de verzekering mocht beëindigen en [appellant] ’s persoonsgegevens mocht registreren. Bij dit alles beklaagt [appellant] zich ook over de wijze waarop de kantonrechter het bewijsrecht heeft toegepast. Nationale Nederlanden kan zich vinden in de beslissingen van de kantonrechter. Zij houdt vast aan haar verweren.

bewijsopdrachten:

3.4.

Voor de beoordeling van de klachten, die op onderdelen met elkaar samenhangen, is het naar het oordeel van het hof noodzakelijk allereerst van een aantal essentiële stellingen (tegen-)bewijs op te dragen.

met betrekking tot het verzekerd voorval

3.5.

Het is aan de verzekerde die aanspraak maakt op een uitkering om te stellen en bij voldoende gemotiveerde betwisting door de verzekeraar te bewijzen dat zich een verzekerd voorval heeft voorgedaan. Nationale Nederlanden heeft de stelling van [appellant] dat zijn auto op 30 juni 2019 met geweld van hem is gestolen gemotiveerd betwist. Aan [appellant] , die van zijn stelling gespecificeerd bewijs heeft aangeboden, zal worden opgedragen die te bewijzen.

met betrekking tot de omvang van de schade

3.6.

Op [appellant] rust ook de bewijslast van zijn stellingen over de hoogte van zijn schade door de diefstal van de auto. Op die stellingen heeft hij immers zijn vordering tot schadeuitkering door Nationale Nederlanden gegrond. Nationale Nederlanden heeft de door hem gestelde koopprijs en opgegeven waarde van de auto gemotiveerd betwist. Aan [appellant] zal daarom ook worden opgedragen te bewijzen dat hij de auto begin 2019 van een particulier, [naam1] in Zuid-Duitsland, heeft gekocht tegen contante betaling van een aankoopprijs van € 19.800 en dat de auto toen ook (ongeveer) die waarde had.

met betrekking tot (schending van) de inlichtingenplicht (en de gevolgen daarvan)

3.7.

De verzekeraar die zich beroept op het vervalbeding in lid 5 van art. 7:941 BW moet stellen en bij voldoende gemotiveerde betwisting bewijzen dat niet is voldaan aan de in lid 2 daarvan opgenomen inlichtingenplicht en dat hij daardoor geschaad is in een redelijk belang zoals genoemd in lid 4 van deze bepaling (zoals het nauwkeurig vaststellen van de door de verzekerde geleden schade). Ook van de stellingen ter staving van de bevoegdheid tot beëindiging van de verzekering en tot registratie van persoonsgegevens rust de bewijslast op de verzekeraar.

3.8.

Nationale Nederlanden heeft zich tegen de vorderingen van [appellant] onder meer verweerd met de stelling dat [appellant] haar een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven over de diefstal met geweld, de verkoper, aankoopprijs en waarde/staat van de auto, de daaraan verrichte reparaties en de reden voor de aankoop van de auto. Zij stelt dat [appellant] haar hierover in strijd met zijn wettelijke verplichting opzettelijk onjuist heeft geïnformeerd met het oog op het verkrijgen van een (hogere) schadeuitkering en dat zij daardoor in haar belang is geschaad. Hierdoor is naar haar mening [appellant] ’s recht op vergoeding van zijn schade komen te vervallen en zijn, mede in het licht van art. 7:930 leden 1 en 4 BW, de polisvoorwaarden en de Gedragscode Verwerking Persoonsgegevens Verzekeraars van 20 juni 2018, de beëindiging van de verzekering en diverse registraties van de persoonsgegevens van [appellant] gerechtvaardigd.

3.9.

Nationale Nederlanden heeft haar stellingen uitgebreid toegelicht aan de hand van concrete feiten en omstandigheden, onderbouwd met diverse in het geding gebrachte stukken, waaronder de polisvoorwaarden, de aangifte van [appellant] bij de politie, getuigenverklaringen met betrekking tot de diefstal, stukken over de schademelding door [appellant] en verslagen van met hem gevoerde gesprekken, correspondentie met en facturen van de (door-)verkoper(s) van de auto, een ‘Kaufvertrag’ met betrekking tot de auto op naam van [appellant] , een schaderapport en een onderzoeksrapport van de anti-fraudeunit, prints van de website Marktplaats waarop [appellant] handelde in auto(onderdelen) en camerabeelden van de tijd en plaats waar de diefstal volgens [appellant] heeft plaatsgevonden. Volgens Nationale Nederlanden volgen daaruit de door haar gestelde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, namelijk dat:

de beweerde diefstal met geweld niet heeft plaatsgevonden (in elk geval niet op de door [appellant] genoemd tijd en plaats);

[appellant] de auto niet van [naam1] heeft gekocht voor € 19.800, maar van de firma Brick Automobile voor € 15.200, die de auto van Autohaus Heitz heeft gekocht, nadat [naam1] deze daar had ingeruild en dat [appellant] ook daarover niet naar waarheid heeft verklaard;

[appellant] de auto niet voor eigen gebruik heeft gekocht, maar in het kader van zijn handel in auto’s;

[appellant] heeft verzwegen dat hem door een andere verzekeraar een verzekering voor de auto was geweigerd;

[appellant] niet naar waarheid heeft verklaard dat de auto ten tijde van de diefstal schadevrij was dan wel deugdelijk hersteld en dat de auto op dat moment een waarde had van € 19.800.

3.10.

Op grond van de inhoud van de door Nationale Nederlanden overgelegde stukken en haar toelichting daarop gaat het hof uit van de juistheid van deze stellingen van Nationale Nederlanden, behoudens door [appellant] daarvan te leveren tegenbewijs. Tot dit tegenbewijs zal [appellant] worden toegelaten.

3.11.

Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4 De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:

4.1.

laat [appellant] toe tot het bewijs:

dat zijn auto op 30 juni 2019 met geweld van hem is gestolen (rov. 3.5);

dat hij de auto begin 2019 van een particulier, [naam1] in Zuid-Duitsland, heeft gekocht tegen contante betaling van een aankoopprijs van € 19.800 en dat de auto toen ook (ongeveer) die waarde had (rov. 3.6);

en laat [appellant] toe tegenbewijs te leveren tegen de volgende feiten en omstandigheden (rov. 3.9/3.10):

a. de beweerde diefstal met geweld niet heeft plaatsgevonden (in elk geval niet op de door [appellant] genoemd tijd en plaats);

b. [appellant] de auto niet van [naam1] heeft gekocht voor € 19.800, maar van de firma Brick Automobile voor € 15.200, die de auto van Autohaus Heitz heeft gekocht, nadat [naam1] deze daar had ingeruild en dat [appellant] ook daarover niet naar waarheid heeft verklaard;

c. [appellant] de auto niet voor eigen gebruik heeft gekocht, maar in het kader van zijn handel in auto’s;

d. [appellant] heeft verzwegen dat hem door een andere verzekeraar een verzekering voor de auto was geweigerd;

e. [appellant] niet naar waarheid heeft verklaard dat de auto ten tijde van de diefstal schadevrij was dan wel deugdelijk hersteld en dat de auto op dat moment een waarde had van € 19.800;

4.2.

bepaalt dat, indien [appellant] dat bewijs door middel van getuigen wenst te leveren, het verhoor van deze getuigen zal geschieden ten overstaan van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. C.M.E. Lagarde, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2-4 te Arnhem en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;

4.3.

bepaalt dat partijen ( [appellant] in persoon en Nationale Nederlanden vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het beantwoorden van vragen bevoegd en in staat is) bij het getuigenverhoor aanwezig dienen te zijn opdat hen naar aanleiding van de getuigenverklaringen vragen kunnen worden gesteld;

4.4.

bepaalt dat [appellant] het aantal voor te brengen getuigen alsmede de verhinderdagen van beide partijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de roldatum 5 juli 2022, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van één of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;

4.5.

bepaalt dat [appellant] overeenkomstig artikel 170 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de namen en woonplaatsen van de getuigen tenminste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven;

4.6.

bepaalt dat indien een partij bij gelegenheid van het getuigenverhoor nog een proceshandeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, deze partij ervoor dient te zorgen dat het hof en de wederpartij uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen;

4.7.

houdt verder iedere beslissing aan.

Dit arrest is gewezen door mrs. C.G. ter Veer, C.M.E. Lagarde en A.S. Gratama, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de oudste raadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 juni 2022.

ECLI:NL:RBGEL:2021:7347.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature