U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Het OM heeft verzocht om motorclub Caloh Wagoh verboden te verklaren en te ontbinden. De reden daarvan is dat volgens het OM de werkzaamheid van deze club in strijd is met de openbare orde. De rechtbank heeft het verzoek van het OM toegewezen (rechtbank Midden-Nederland 19 april 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:1484) en daarbij gewezen op ernstige misdrijven van Caloh Wagoh en op de geweldscultuur van de motorclub. Een aantal leden van Caloh Wagoh is in hoger beroep gekomen tegen de uitspraak van de rechtbank. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft op dat hoger beroep beslist. Het hof komt tot de conclusie dat de formele bezwaren die zijn gemaakt tegen de beslissing van de rechtbank niet opgaan. Het hof is het verder eens met het oordeel van de rechtbank dat de werkzaamheid van Caloh Wagoh in strijd is met de openbare orde en laat de beslissing om Caloh Wagoh verboden te verklaren en te ontbinden in stand.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.297.478

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht 485775)

beschikking van 17 mei 2022

in de zaak van

1 [verzoeker1] ,wonende te [woonplaats1] ,

2. [verzoeker2],wonende te [woonplaats2] ,

3. [verzoeker3], wonende te [woonplaats3] ,

4. [verzoeker4],wonende te [woonplaats3] ,

verzoekers in hoger beroep,

in de procedure bij de rechtbank: belanghebbenden,

hierna: de vier leden,

advocaat: mrs. M.E. van der Werf en A. Boumanjal,

tegen:

het Openbaar Ministerie,

woonplaats kiezende te Rotterdam,

verweerder in hoger beroep,

in de procedure bij de rechtbank: verzoeker,

hierna: het OM,

voor wie optreedt de officier van justitie bij het Landelijk Parket, tevens (plaatsvervangend) advocaat-generaal bij het ressortsparket Arnhem-Leeuwarden,

met als (overige) belanghebbenden in hoger beroep:

1 de informele vereniging Caloh Wagoh Main Triad (Motorcycle Club),zonder bekende vestigingsplaats,in de procedure bij de rechtbank: verweerster,

2. [naam1],wonende te [woonplaats4] ,in de procedure bij de rechtbank: belanghebbende,

3. [naam2],wonende te [woonplaats3] ,in de procedure bij de rechtbank: belanghebbende,

hierna: Caloh Wagoh (nr. 1) en de twee andere leden (nrs. 2 en 3),

niet verschenen.

1 Samenvatting en beslissing

Het OM vraagt in deze zaak om de verbodenverklaring en ontbinding van Caloh Wagoh. Reden daarvan is dat volgens het OM de werkzaamheid van deze club in strijd is met de openbare orde. De rechtbank heeft het verzoek van het OM toegewezen. Vier van de zes leden van Caloh Wagoh, die in de procedure bij de rechtbank als belanghebbenden waren verschenen, zijn in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van de rechtbank. Het hof komt tot de conclusie dat hun bezwaren niet opgaan. Het hof is het verder eens met het oordeel van de rechtbank en laat de beslissing om Caloh Wagoh verboden te verklaren en te ontbinden in stand. Het hof zal hierna uitleggen hoe het tot deze beslissing komt.

Eerst zal het hof weergeven hoe de procedure is verlopen.

2 De procedure bij de rechtbank

In de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 19 april 2021 is beschreven hoe de procedure bij de rechtbank is verlopen. Het hof verwijst daarnaar.

3 De procedure in hoger beroep

3.1.

Bij beroepschrift, dat op 16 juli 2021 is binnengekomen bij het hof, zijn de vier leden in hoger beroep gekomen van de beschikking van de rechtbank van 19 april 2021. Zij hebben het hof verzocht deze beschikking te vernietigen en het OM niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoeken, althans deze verzoeken af te wijzen, althans een beslissing te nemen die het hof juist acht, met veroordeling van het OM in de kosten van beide instanties.

Als bijlagen bij het beroepschrift zijn de stukken van de procedure bij de rechtbank gevoegd.

3.2.

Bij verweerschrift van 8 september 2021 heeft het OM gereageerd op het beroepschrift. Het OM heeft het hof verzocht het hoger beroep ongegrond te verklaren en de bestreden beschikking te bekrachtigen, zo nodig met verbetering of aanvulling van gronden. Bij het verweerschrift is één bijlage gevoegd (bijlage 14, vierde aanvullend feitenoverzicht).

3.3.

Het hof heeft hierna nog de volgende stukken van partijen ontvangen:

een e-mail van 3 maart 2022 van het OM met de audiovisuele bestanden die onderdeel zijn van het dossier (de videobestanden van bijlagen 8 en 12 en de PowerPointpresentatie die is vertoond tijdens de zitting van de rechtbank op 14 december 2020);

een e-mail van mr. Van der Werf van 24 maart 2022 met het proces-verbaal van de zitting van de rechtbank op 14 december 2020, dat in het dossier nog ontbrak.

3.4.

Het hof heeft de zaak behandeld tijdens de zitting in de beveiligde zittingszaal in Amsterdam op 30 maart 2022. Bij die zitting waren aanwezig:

namens de vier leden: mrs. M.E. van der Werf en A. Boumanjal;

namens het OM: twee officieren van justitie.

Het hof heeft Caloh Wagoh en de twee andere leden volgens de wettelijke regels opgeroepen voor de zitting van het hof, maar zij zijn niet verschenen.

Tijdens de zitting hebben de advocaten van de vier leden en de vertegenwoordigers van het OM de zaak toegelicht. Zij hebben daarbij spreekaantekeningen gebruikt. Verder hebben zij vragen van het hof beantwoord. Op verzoek van het hof heeft het OM tijdens de zitting nog een volledige versie overgelegd van de spreekaantekeningen voor de zitting bij de rechtbank van 14 december 2020 (in het dossier zat een incomplete versie). Mr. Boumanjal heeft nog een brief overgelegd van mr. P.J. Hoogendam aan de rechtbank van 12 februari 2020, met als bijlage een brief van het OM aan [naam3] van 1 augustus 2019, dit ter adstructie van zijn betoog dat [de patrono] geen bericht heeft ontvangen over de indiening van het verzoekschrift. Het OM heeft in reactie hierop een kopie overgelegd van de brief van 1 augustus 2019 gericht aan [de patrono] .

Van wat er op zitting is gebeurd en besproken is een verslag (proces-verbaal) gemaakt. Dat verslag hoort bij de stukken van de zaak.

3.5.

Aan het slot van de zitting heeft het hof bepaald dat een beschikking zal worden gegeven. Het hof heeft daarbij meegedeeld dat dan ook zal worden beslist over de verzoeken die tijdens de zitting namens de vier leden zijn gedaan.

4 Achtergrond van de zaak, verzoek en beslissing van de rechtbank

4.1.

Caloh Wagoh is een Nederlandse motorclub die op 9 juli 2016 is opgericht. Zij bestaat uit ex-leden van de Haagse Crips (een street gang) en ex-leden van Trailer Trash Maro Djipen MC (een 1%-motorclub). Eind 2019 waren er ongeveer 20 chapters (afdelingen) van Caloh Wagoh, met in totaal enkele honderden leden. Een van deze chapters is het nationale chapter met de naam Cuadrilla/Junta Nacional. Dit is het centrale bestuur van Caloh Wagoh, dat bestaat uit de Mundials [de patrono] (alias [de patrono] ) - oprichter en algemeen leider (Patrono) van Caloh Wagoh - en [naam4] , en uit een aantal nacionals/nomadas. De overige chapters hebben ieder een bestuur, bestaande uit een president, vicepresident, baro sergeant (sergeant at arms), secretario/treasurer en road captain.

4.2.

Het OM stelt zich op het standpunt dat de activiteiten van Caloh Wagoh - een informele vereniging in de zin van artikel 2:26 en 2:30 BW - in strijd zijn met de openbare orde. Het OM wijst er daarbij op dat sinds de oprichting (bestuurs)leden van deze club onderwerp zijn geworden van zeer vele strafrechtelijke onderzoeken. Het OM stelt dat (bestuurs)leden van de club zich niet alleen structureel schuldig maken aan ernstige strafbare feiten - waaronder liquidaties en pogingen daartoe - maar ook dat binnen de club een subcultuur wordt onderhouden die het plegen van geweld door leden uitdrukkelijk stimuleert en faciliteert.

Het OM heeft daarom op 1 augustus 2019 een verzoekschrift bij de rechtbank ingediend dat ertoe strekt Caloh Wagoh op grond van artikel 2:20 BW verboden te verklaren en te ontbinden, met benoeming van een vereffenaar.

4.3.

Caloh Wagoh is in de procedure bij de rechtbank niet verschenen. Wel hebben zich zes leden van Caloh Wagoh gemeld als belanghebbenden. Zij hebben verweer gevoerd tegen het verzoek.

4.4.

De rechtbank heeft in de beschikking van 19 april 2021 geoordeeld dat Caloh Wagoh inderdaad een informele vereniging is. De rechtbank heeft de verweren van de zes leden verworpen dat de rechtbank Midden-Nederland niet bevoegd is de zaak te behandelen en dat Caloh Wagoh niet juist is opgeroepen. Vervolgens heeft de rechtbank geoordeeld dat de werkzaamheid van Caloh Wagoh in strijd is met de openbare orde. De rechtbank heeft daarbij een aantal voorbeelden genoemd van gedragingen van Caloh Wagoh zelf (ernstige misdrijven die vanwege de leidinggevende rol van de Patrono, de faciliterende rol van andere leden van de Junta Nacional en de uitvoerende rol van gewone leden van Caloh Wagoh als eigen werkzaamheid van Caloh Wagoh hebben te gelden). Ook heeft de rechtbank een aantal voorbeelden gegeven van gedragingen die als gevolg van de geweldscultuur van Caloh Wagoh aan haar moeten worden toegerekend. Het gaat daarbij met name om het plegen van ernstig geweld door leden van Caloh Wagoh in full colors en het plegen van of dreigen met ernstig geweld vanuit Caloh Wagoh om de club in financiële zin te bevoordelen, in het kader van het uittredingsbeleid en om andere redenen tegen (ex-)leden van de club. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigen deze gedragingen een verbod van Caloh Wagoh. De rechtbank heeft verder overwogen dat ook de chapters vallen onder het verbod. Aldus heeft de rechtbank het verzoek toegewezen en Caloh Wagoh verboden verklaard en ontbonden. De rechtbank heeft de beschikking alleen niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zoals het OM had verzocht. De rechtbank heeft de zaak verder aangehouden voor het benoemen van een vereffenaar.

5 De beoordeling in hoger beroep

Bevoegdheid rechtbank Midden-Nederland

5.1.

De vier leden keren zich in de eerste plaats tegen het oordeel van de rechtbank dat zij bevoegd is om kennis te nemen van het verzoekschrift van het OM en daarover te beslissen. De rechtbank heeft die bevoegdheid aangenomen omdat uit het Caloh Wagoh Main Triad Motorcycle Club kennisdocument, dat bij een doorzoeking is aangetroffen, volgt dat de Junta Nacional die vrijwel alles te zeggen heeft over Caloh Wagoh zetelt in Mijdrecht. Volgens de rechtbank kan die plaats daarom worden gezien als de woonplaats van Caloh Wagoh. Omdat Mijdrecht in het rechtsgebied ligt van de rechtbank Midden-Nederland, is deze rechtbank dan bevoegd. De vier leden bestrijden echter dat Mijdrecht de woonplaats van Caloh Wagoh is. Volgens hen kan dit niet uit het kennisdocument worden afgeleid. Zij voeren daarbij aan dat het document een concept is en geen geldend reglement. Verder wijzen zij erop dat nergens in het document staat dat Mijdrecht de vestigingsplaats van Caloh Wagoh is. Daarnaast voeren zij aan dat de oprichting van Caloh Wagoh niet plaatsvond in Mijdrecht, dat het hoofdbestuur niet vergadert in Mijdrecht maar op diverse plaatsen in Nederland en dat algemene ledenvergaderingen ook niet in Mijdrecht worden gehouden maar op verschillende plaatsen. Ten slotte wijzen zij erop dat het clubhuis in Mijdrecht sinds de politie-inval in 2018 niet meer wordt gebruikt. Om de volgende redenen slaagt dit betoog niet.

5.2.

Allereerst zijn de wettelijke regels voor het bepalen van de relatieve bevoegdheid van de rechter in verzoekschriftprocedures hier van belang. Artikel 262 Rv houdt in dat, tenzij de wet anders bepaalt, bevoegd is de rechter van de woonplaats van hetzij de verzoeker of van één van de verzoekers, hetzij één van de in het verzoekschrift genoemde belanghebbenden dan wel, als zodanige woonplaats in Nederland niet bekend is, de rechter van het werkelijk verblijf van één van hen. Artikel 995 Rv bepaalt in afwijking hiervan voor de rechtspleging in zaken van rechtspersonen, dat in zaken die volgens Boek 2 BW met een verzoekschrift moeten worden ingeleid bevoegd is de rechter van de woonplaats van de rechtspersoon. Dit artikel is van toepassing in deze zaak, waarin het gaat om een verzoek tot verbodenverklaring en ontbinding van een rechtspersoon op grond van artikel 2:20 BW . Voor de beslissing over de relatieve bevoegdheid geldt verder het bepaalde in artikel 270 Rv. Het derde lid van dat artikel houdt in dat geen hogere voorziening is toegelaten tegen de beslissing waarbij een betwisting van bevoegdheid wordt verworpen of de zaak naar een andere rechter wordt verwezen. De bedoeling daarvan is dat geschillen rond relatieve bevoegdheid op korte termijn worden beslecht en niet doorwerken in een beroep.

5.3.

Het voorgaande betekent dat geen hoger beroep open staat tegen de beslissing van de rechtbank waarbij zij de betwisting van de bevoegdheid heeft verworpen en haar bevoegdheid heeft aangenomen. Volledigheidshalve merkt het hof daarbij nog op dat de vier leden geen beroep hebben gedaan op één van de in de rechtspraak ontwikkelde gronden voor doorbreking van dit rechtsmiddelenverbod. De vier leden zijn daarom niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover dat tegen de bevoegdheidsbeslissing van de rechtbank is gericht. Aan een beoordeling van het bezwaar tegen die beslissing komt het hof dus niet toe.

5.4.

Maar ook als dat anders zou zijn, dan leidt dat niet tot een andere, voor (de vier leden van) Caloh Wagoh gunstiger beslissing. Het hof onderschrijft namelijk het oordeel van de rechtbank dat Mijdrecht heeft te gelden als woonplaats van Caloh Wagoh. Daarvoor is het volgende redengevend. In artikel 1:10 lid 2 BW is bepaald dat een rechtspersoon zijn woonplaats heeft ter plaatse waar hij volgens wettelijk voorschrift of volgens zijn statuten of reglementen zijn zetel heeft. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het kennisdocument een reglement inhoudt in deze zin. De leden hebben weliswaar aangevoerd dat het document een concept is en geen geldend reglement, wat zou blijken uit het feit dat het kennisdocument slechts bij één doorzoeking is aangetroffen en nimmer bij andere leden van Caloh Wagoh is gevonden, maar in reactie daarop heeft het OM uiteengezet dat het kennisdocument wel degelijk op meerdere locaties en momenten is aangetroffen en dat daarbij (ook) versies zijn aangetroffen die de uitstraling hebben van een definitief vastgesteld document. De vier leden hebben dat verder niet betwist. Het hof neemt daarom als vaststaand aan dat het kennisdocument deze status heeft. Dat het document een reglement bevat in de zin van artikel 1:10 lid 2 BW hebben de vier leden voor het overige niet bestreden en volgt ook zonder meer uit de inhoud ervan (weergegeven in rov. 4.4 van de bestreden beschikking).

Het mag verder zo zijn dat Mijdrecht in het reglement niet wordt genoemd als plaats waar Caloh Wagoh zetelt, maar uit het reglement volgt wel dat dit de zetel is van de club. Bij ontbreken van andere aanknopingspunten ligt het immers voor de hand aan te sluiten bij de in het kennisdocument vermelde zetel van het nationale, overkoepelende chapter Cuadrilla (Junta Nacional), en dat is Mijdrecht. De opvatting dat geen woonplaats van Caloh Wagoh kan worden vastgesteld, zodat geen enkele rechtbank bevoegd is, volgt het hof dan ook niet. Het hof merkt daarbij nog op dat, als niet uitdrukkelijk is vastgelegd waar de informele vereniging haar zetel heeft, de plaats daarvan moet worden vastgesteld op basis van de wel beschikbare gegevens in statuten of reglement. Daarbij gaat het om de officiële plaats van vestiging en niet (per se) om het werkelijk verblijf. Dat de oprichting van Caloh Wagoh niet plaatsvond in Mijdrecht, dat het hoofdbestuur op diverse plaatsen vergadert en dat algemene ledenvergaderingen op verschillende plaatsen worden gehouden, neemt dan ook niet weg dat op grond van het reglement Mijdrecht als woonplaats van Caloh Wagoh moet worden beschouwd. Dat het clubhuis in Mijdrecht sinds 2018 niet meer wordt gebruikt, maakt dit niet anders. Voormelde conclusie zou het hof overigens ook trekken als het kennisdocument nog geen officiële status binnen de vereniging zou hebben. Andere aanknopingspunten ontbreken namelijk. Op grond van het voorgaande heeft de rechtbank zich terecht bevoegd geacht. Inhoudelijk gezien gaat het bezwaar tegen de bevoegdheidsbeslissing dus ook niet op.

Oproeping Caloh Wagoh

5.5.

De vier leden maken in de tweede plaats bezwaar tegen het oordeel van de rechtbank dat Caloh Wagoh op de juiste wijze is opgeroepen voor de (verschillende) mondelinge behandelingen. Zij betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft nagelaten om leidinggevenden van Caloh Wagoh op te roepen. Daarbij wijzen zij erop dat uit de bijlagen bij het verzoekschrift blijkt dat [de patrono] als leidinggevende binnen Caloh Wagoh wordt gezien en dat aan de zogenoemde nacionals ook een leidinggevende rol wordt toegedicht. Zij menen dat de rechtbank hun verblijfplaatsen had moeten opvragen en hen had moeten oproepen, zeker nu Caloh Wagoh bij de mondelinge behandelingen niet verscheen.

5.6.

Het hof stelt voorop dat weliswaar de officiële woonplaats van Caloh Wagoh kan worden vastgesteld (de plaats Mijdrecht, zie hiervoor), maar dat geen volledig en actueel adres van haar bekend is waaraan een oproeping kan worden gericht. Voor die situatie (waarin het gaat om een niet in de procedure verschenen belanghebbende van wie de woonplaats of het werkelijk verblijf onbekend is) schrijft de wet voor dat de oproeping geschiedt door plaatsing van de oproeping in de Staatscourant. De rechter kan daarbij bepalen dat de oproeping tevens op andere wijze geschiedt (zie artikel 272 Rv). Op grond daarvan heeft het hof Caloh Wagoh met een bericht in de Staatscourant van 16 november 2021 opgeroepen voor de mondelinge behandeling in hoger beroep op 30 maart 2022. Daarnaast heeft het hof Caloh Wagoh per adres van [de patrono] opgeroepen, dit bij aangetekende brief van 12 november 2021 aan het adres van de penitentiaire inrichting waar hij verbleef. De brief is niet retour ontvangen. Het hof heeft wel een verklaring van [de patrono] ontvangen waarin hij afstand doet van zijn recht om aanwezig te zijn bij de zitting van 30 maart 2022 in deze zaak. Daarmee is Caloh Wagoh in hoger beroep deugdelijk opgeroepen en heeft zij de reële mogelijkheid gehad te worden gehoord.

De oproepingsregels gaan niet zover dat bij niet-verschijnen van de rechtspersoon alle bekende bestuurders moeten worden opgeroepen (althans de rechtspersoon via hun adres).

5.7.

De devolutieve werking van het hoger beroep brengt mee dat het hof de zaak binnen het door de beroepsgronden ontsloten gebied opnieuw moet behandelen en daarover moet beslissen. Daaruit volgt dat het hof de zaak niet mag terugwijzen naar de rechtbank maar zelf moet afdoen (behalve in uitzonderingsgevallen, die hier niet aan de orde zijn). Dat geldt ook als sprake zou zijn van een gegronde klacht over een gebrek in de wijze van behandelen in eerste instantie, zoals bij een schending van het beginsel van hoor en wederhoor (wat aan de orde kan zijn als een belanghebbende als gevolg van een ondeugdelijke oproeping niet op de mondelinge behandeling is verschenen en de rechtbank de zaak toch heeft behandeld en beslist). Het hof moet daarmee dan wel rekening houden bij de behandeling van de zaak in hoger beroep, dit om te waarborgen dat de procedure in zijn geheel voldoet aan de eisen van artikel 6 EVRM . Dat het in deze zaak gaat om een verbod van een rechtspersoon en daarmee een grondrecht in het geding is (de in artikel 8 Gw en artikel 11 EVRM gewaarborgde vrijheid van vereniging en vergadering ), maakt in dit opzicht geen verschil. Nu Caloh Wagoh in hoger beroep deugdelijk is opgeroepen maar niet is verschenen, kan de klacht over de wijze waarop zij in de procedure bij de rechtbank is opgeroepen geen gevolg meer hebben voor de beoordeling van de zaak in hoger beroep. Die klacht stuit daarop al af.

5.8.

Namens de vier leden is ter zitting nog verzocht de zaak aan te houden om na te kunnen gaan wat de reden van de afstandsverklaring van [de patrono] is en of Caloh Wagoh, gegeven het terugwijzingsverbod, in deze instantie niet alsnog verweer wil voeren. Het hof ziet echter geen reden om te voldoen aan dat verzoek. Voorop staat daarbij dat de vier leden niet optreden als vertegenwoordiger van Caloh Wagoh. Caloh Wagoh heeft zelf ruimschoots gelegenheid gehad om te besluiten wel of niet in deze procedure te verschijnen en verweer te voeren. Wat de reden ervan is dat [de patrono] heeft afgezien van de mogelijkheid om de mondelinge behandeling bij te wonen, doet daarbij niet ter zake. Toepassing van de devolutieve werking van het hoger beroep levert verder als zodanig geen verrassingsbeslissing op. Partijen moeten daarmee rekening houden. Dat geldt dus ook voor de gelding van het terugwijzingsverbod. Dat terugwijzing in deze zaak niet aan de orde is, vormt dan ook geen reden om de vier leden gelegenheid te bieden om na te gaan of Caloh Wagoh alsnog verweer wil voeren (en evenmin om Caloh Wagoh met het oog daarop zelf nogmaals op te roepen).

5.9.

Overigens deelt het hof niet het bezwaar tegen de wijze waarop de rechtbank Caloh Wagoh heeft opgeroepen. Omdat van Caloh Wagoh geen actueel postadres bekend is, heeft de rechtbank Caloh Wagoh via een bericht in de Staatscourant opgeroepen voor de mondelinge behandeling op 20 april 2020 (die vanwege corona niet kon doorgaan) en opnieuw voor de mondelinge behandeling op 26 oktober 2020. Dat is in overeenstemming met de wet. Daarnaast heeft de rechtbank Caloh Wagoh opgeroepen via een contactformulier op de website van de club. Uit de reactie die de rechtbank op deze oproeping heeft ontvangen (“Krijg lekker de tering. Mvg. Caloh wagoh mc”) volgt dat de website - waarvan niet ter discussie staat dat deze van Caloh Wagoh is - toen in elk geval nog in gebruik was.

Dat de rechtbank dit door Caloh Wagoh zelf opengestelde communicatiekanaal heeft gebruikt om de club op de hoogte te stellen van de zaak en gelegenheid te geven bij de mondelinge behandeling te verschijnen, is begrijpelijk. Het hof kan ook volgen dat de rechtbank dit in deze situatie - waarin geen actueel postadres van Caloh Wagoh bekend was en een openbare oproeping aan de orde was - de meest doelmatige werkwijze heeft geacht. Dat één of meer leidinggevenden van Caloh Wagoh, waaronder [de patrono] , op dat moment waren gedetineerd, staat daar niet aan in de weg. Het hof merkt daarbij nog op dat het niet ging om een oproeping van de bestuurders, maar van de rechtspersoon (de club), om te waarborgen dat deze weet heeft van de zaak en kan verschijnen als zij wil worden gehoord.

Op de vraag of het OM de kennisgeving over het verzoekschrift van 1 augustus 2019 (niet alleen aan [naam4] en [naam5] maar ook) aan [de patrono] heeft gestuurd en of hij deze heeft ontvangen, zal het hof niet ingaan omdat dit niet beslissend is voor de kwestie of de rechtbank Caloh Wagoh op juiste wijze heeft opgeroepen voor deze zaak.

Werkzaamheid van Caloh Wagoh in strijd met de openbare orde; beroep op zwijgrecht

5.10.

De vier leden keren zich in de derde plaats tegen het oordeel van de rechtbank dat de in rov. 4.13 van de beschikking opgesomde gedragingen kunnen worden meegenomen in de beoordeling van het verzoekschrift en dat deze gedragingen moeten worden aangemerkt als gedragingen van de rechtspersoon zelf. Zij voeren daarbij aan dat het hierbij gaat om criminele gedragingen waarvoor leden van Caloh Wagoh als verdachte in een strafzaak zijn aangemerkt. Er is nog geen uitspraak gedaan door de strafrechter in deze zaken, laat staan dat er al onherroepelijk over is beslist. De betreffende verdachten beroepen zich op hun zwijgrecht. Dat recht hebben zij op grond van het EVRM en Wetboek van Strafvordering. Voor zover Caloh Wagoh of de vier leden in deze civiele procedure de betrokkenheid van (leden van) Caloh Wagoh willen betwisten om een verbod van de vereniging te voorkomen, moeten zij die betwisting onderbouwen met bewijs. Het meest directe bewijs dat kan worden aangeboden, is dat de bij de incidenten betrokken personen als getuige een verklaring daarover afleggen. Daarmee zou echter hun zwijgrecht illusoir worden, omdat het OM de afgelegde verklaringen in de strafzaak kan inbrengen. De vier leden betogen dat daarom niet op basis van de door het OM aangedragen informatie mag worden aangenomen dat de bedoelde gedragingen hebben plaatsgevonden, dat leden van Caloh Wagoh daarbij waren betrokken en dat de Patrono van Caloh Wagoh het plegen van ernstig geweld zou organiseren en opdrachten daarvoor zou geven en meerdere nacionals daarbij betrokken zouden zijn.

5.11.

Voor de beoordeling of de werkzaamheid van Caloh Wagoh in strijd is met de openbare orde is bepalend of op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting kan worden vastgesteld dat sprake is van zodanig ernstige en structurele aan Caloh Wagoh toe te rekenen gedragingen, dat deze een daadwerkelijke en ernstige aantasting vormen van als wezenlijk ervaren beginselen van ons rechtsstelsel en die onze samenleving ontwrichten of kunnen ontwrichten. De bewijslast ten aanzien van de feiten en omstandigheden die tot deze conclusie kunnen leiden, rust op het OM. Dat volgt uit de regels van het bewijsrecht, die op grond van artikel 284 Rv van overeenkomstige toepassing zijn in deze verzoekschriftprocedure (in dit geval: artikel 150 Rv). Op grond van artikel 152 Rv mag het OM zich daarbij in beginsel op alle bewijsmiddelen beroepen. Voor zover de door het OM aan de hand van de overgelegde bijlagen gestelde feiten niet of onvoldoende zijn betwist, moet het hof die feiten op grond van artikel 149 Rv als vaststaand aannemen. Verder is de rechter vrij in het waarderen van het aangevoerde bewijs. Dat geldt in dit geval ook voor de informatie uit politiesystemen waarop het OM zich beroept, ook voor zover het daarin gaat om vermoedelijke strafbare feiten waarbij (bestuurs)leden van Caloh Wagoh zouden zijn betrokken, en waarover de strafrechter nog geen onherroepelijke uitspraak heeft gedaan. Dat de verdachte leden van Caloh Wagoh er in de strafzaak voor kiezen zich te beroepen op hun zwijgrecht, is hun goede recht, maar betekent niet dat de door het OM aangevoerde gegevens over deze feiten en de betrokkenheid van leden van Caloh Wagoh daarbij niet in deze civiele verbodsprocedure kunnen worden gebruikt. Het betekent evenmin dat de bedoelde gedragingen niet in de beoordeling van deze zaak mogen worden betrokken. Het zwijgrecht van de verdachten in de strafzaak wordt daarmee niet doorkruist. Het hof ziet ook niet in dat het daardoor voor Caloh Wagoh onmogelijk is om zinvol verweer te voeren tegen het verzoek van het OM.

Dat Caloh Wagoh ervoor heeft gekozen niet te verschijnen en geen verweer te voeren, is haar keuze. Zoals de rechtbank heeft overwogen, zijn de gevolgen daarvan voor haar rekening. Het bezwaar dat de vier leden hierover hebben aangevoerd, wordt dus verworpen.

5.12.

Inhoudelijk is verder niet bestreden dat uit de opgesomde gedragingen het beeld naar voren komt dat Patrono [de patrono] het plegen van zeer ernstig geweld organiseert en veelal aan leden van Caloh Wagoh opdraagt, en dat andere leden van de Junta Nacional een faciliterende rol daarbij vervullen. Het hof onderschrijft de overweging van de rechtbank daarover ook (rov. 4.15 van de bestreden beschikking). Hetzelfde geldt voor haar oordeel dat op grond van de door het OM aangevoerde bewijsmiddelen de geschetste rollen voldoende aannemelijk zijn. Ook daar is in hoger beroep inhoudelijk niets tegen ingebracht. Het oordeel dat, gelet op deze rollen van leden van het feitelijke bestuur van Caloh Wagoh en de uitvoerende rollen van leden van Caloh Wagoh, de opgesomde gedragingen zijn te beschouwen als gedragingen van Caloh Wagoh zelf en dus hebben te gelden als eigen werkzaamheid van Caloh Wagoh, is inhoudelijk evenmin bestreden en deelt het hof ook. Dit geldt tevens voor het oordeel dat de genoemde werkzaamheid in strijd is met de openbare orde en dat het op grond daarvan noodzakelijk is dat Caloh Wagoh wordt verboden. Het hof sluit zich aan bij wat de rechtbank daarover in rov. 4.16 van de bestreden beschikking heeft overwogen.

5.13.

In aanvulling hierop merkt het hof op dat de rechtbank ook nog een aantal voorbeelden heeft genoemd van gedragingen die niet van Caloh Wagoh zelf zijn, maar die wel voortkomen uit de geweldscultuur van Caloh Wagoh en die daarom aan haar kunnen worden toegerekend (rov. 4.17-4.22 van de bestreden beschikking). De rechtbank heeft geconcludeerd dat die gedragingen vaak zo ernstig zijn dat ook die een verbod van Caloh Wagoh rechtvaardigen. Tegen dat oordeel is in hoger beroep evenmin opgekomen, zodat dit vaststaat. Omdat dit oordeel de beslissing tot verbodenverklaring en ontbinding van Caloh Wagoh zelfstandig draagt, kan het bezwaar van de vier leden tegen het oordeel over de in rov. 4.13 vermelde gedragingen ook daarom niet leiden tot vernietiging van de bestreden beschikking.

5.14.

Namens de vier leden is ter zitting nog aan het hof verzocht de zaak aan te houden in afwachting van het vonnis in de strafzaak. Dat wordt in juli 2022 verwacht. Het hof ziet daarvoor echter geen reden, omdat de uitkomst van de strafzaak niet bepalend is voor de beoordeling van het verzoek van het OM in deze procedure. Het hof verwijst daarvoor naar wat hiervoor is overwogen.

Reikwijdte verklaring en verbod, positie van de charters

5.15.

Ten slotte maken de vier leden bezwaar tegen het oordeel van de rechtbank dat de lokale chapters geen zelfstandige rechtspersonen zijn en dus vallen onder het verbod van Caloh Wagoh. Volgens de vier leden heeft de rechtbank met het oordeel dat bij de lokale chapters wel sprake is van een interne organisatiestructuur, maar dat men naar buiten toe niet voldoende als eenheid optreedt en niet bewijsbaar deelneemt aan het rechtsverkeer, een onjuist en te strikt criterium aangelegd voor het bestaan van een informele vereniging.

Zij wijzen erop dat op de colors van de leden de naam van het chapter is vermeld en dat de lokale chapters op de website van Caloh Wagoh zijn vermeld. Verder stellen zij dat alle elementen die de Hoge Raad in de Bandidos-zaak heeft genoemd - dat de chapters een bestendige organisatie vormen, beschikken over een eigen bestuur, een eigen naam, eigen leden, eigen vergaderingen, een eigen contributieverplichting en eigen onderscheidingstekens op de kleding - ook van toepassing zijn op de lokale chapters van Caloh Wagoh.

5.16.

Zoals de Hoge Raad heeft overwogen in het Bandidos-arrest, kan zowel een formele als een informele vereniging afdelingen hebben waarbinnen leden van de vereniging zijn ingedeeld. Het is mogelijk dat een afdeling van een vereniging ook zelf rechtspersoonlijkheid heeft. Zo kan een afdeling ook weer een formele of informele vereniging zijn. Als een vereniging op de voet van artikel 2:20 lid 1 BW wordt verboden, strekt dat verbod zich niet uit tot de afdelingen van de vereniging die zelf als rechtspersoon moeten worden aangemerkt. Wanneer een afdeling van een vereniging geen formele vereniging is, hangt het af van de omstandigheden van het geval of de vereniging een informele vereniging is. Daarbij is niet doorslaggevend of de statuten of reglementen van de hoofdvereniging of de afdeling expliciet of impliciet voorzien in rechtspersoonlijkheid van die afdeling. Wel kan een afdeling van een vereniging alleen dan ook zelf een vereniging zijn en dus rechtspersoonlijkheid bezitten, als de afdeling als zelfstandige eenheid naar buiten optreedt en deelneemt aan het rechtsverkeer. Daarbij gelden verder de maatstaven voor het zijn van een informele vereniging, te weten dat er een zelfstandig lichaam is dat als zodanig deelneemt aan het rechtsverkeer, dat leden heeft en dat gericht is op een bepaald doel. Dit veronderstelt enig organisatorisch verband. Of daarvan in een concreet geval sprake is, hangt af van de omstandigheden van het geval. Dergelijke omstandigheden kunnen zijn dat er min of meer vaste regels of gebruiken zijn, dat een of meer leden coördinerende taken vervullen ten behoeve van het zelfstandige lichaam, dat er ledeninspraak is, dat gelden worden ingezameld of contributie wordt geheven, dat een bankrekening wordt aangehouden op naam van het zelfstandige lichaam of dat er een gemeenschappelijke kas is. Niet is vereist dat de afdeling in overwegende mate onafhankelijk functioneert ten opzichte van de vereniging.

5.17.

Duidelijk is dat de lokale chapters van Caloh Wagoh afdelingen zijn van de club. Dat volgt ook uit het kennisdocument, waarin de club als geheel is beschreven, de chapters zijn genoemd en de relatie tussen het centrale bestuur en de lokale chapters is geregeld. Formele verenigingen zijn de chapters niet. Het komt dus aan op de vraag of de chapters wel afzonderlijke informele verenigingen zijn, naast Caloh Wagoh als hoofdvereniging.

5.18.

Zoals in het kennisdocument is beschreven, bestaat binnen de chapters een vaste hiërarchie: de president heeft de volledige zeggenschap en gezag over de leden en zaken van zijn chapter, de vicepresident vervangt de president bij zijn afwezigheid, de baro sergeant is verantwoordelijk voor de orde en discipline binnen zijn chapter, de secretario/treasurer is verantwoordelijk voor de financiën van het chapter en notuleert bij de wekelijkse vergaderingen, en de road captain is verantwoordelijk voor het vervoer binnen het chapter en het organiseren van motorritten. Elk lid hoort contributie te betalen. Een deel daarvan gaat naar het centrale chapter. Over het doel van de chapters hebben de vier leden niets concreets gesteld en is het hof ook weinig gebleken. Uit het kennisdocument volgt wel dat er maandvergaderingen, clubavonden en (motor)ritten zijn. Ook dat er diverse clubhuizen/clubterreinen zijn. Of de leden inspraak hebben in de chapters, kan niet uit het dossier worden afgeleid. Het tegendeel wel, en dat is wat in de regels in het kennisdocument het meest opvalt en wat in het dossier verder ook sterk naar voren komt: de strikte, centraal gestuurde organisatie, waarin beslissingen van de Junta Nacional onherroepelijk en verplichtend zijn voor de club. Als geen gehoor wordt gegeven aan deze beslissingen, worden kaderleden uit hun functie ontzet en kunnen sancties volgen voor de leden. Als een kaderlid zijn functie niet goed vervult, kan hij ook uit zijn functie worden gezet door de Junta Nacional. Als het de president van een lokaal chapter niet lukt een goed kader neer te zetten, wordt dit eveneens aangewezen door de Junta Nacional. De Junta Nacional gaat ook over zaken als club wear, support wear, social media en interviews. De Patrono is de leider/baas over de gehele club. Hij deelt opdrachten uit en geeft toestemming voor de inzet van ‘personeel’ van de club. Ook zijn er andere functies, zoals de Guardia Nacional (de hoogste beveiligers binnen de club, die het voor het zeggen hebben bij de beveiliging als zij aanwezig zijn) en de Consejal (de ‘wetshouder’ die de wetten van Caloh Wagoh handhaaft bij tweestrijd/conflicten of sancties binnen de club), waarmee het centrale gezag zich laat gelden binnen de club.

5.19.

Dit geeft de doorslag bij de beantwoording van de vraag of de chapters als zelfstandige verenigingen zijn aan te merken. De lokale chapters worden weliswaar genoemd op de website van Caloh Wagoh, maar dat bevestigt vooral dat het onderdelen van Caloh Wagoh zijn. Kennelijk hebben zij geen eigen websites. Verder dragen de leden op hun colors (mouwloze vesten) weliswaar patches met de naam van hun chapter, maar overheersend zijn de clubkleuren en de eenvormige toprocker, bottom rocker en midpatch met de naam Caloh Wagoh Main Triad en de afbeelding van de Grimmreaper (brenger van de dood) achterop, waarmee de leden zich eerst en vooral presenteren als leden van de hele club. Als zodanig zijn zij voor het publiek vooral herkenbaar. De verschillende chapters treden daarmee dan ook slechts in beperkte mate individueel als eenheid naar buiten toe op. Verder is niets gesteld waaruit kan worden afgeleid dat de chapters als zodanig deelnemen aan het rechtsverkeer. En hoewel bij de lokale chapters wel sprake is van enig organisatorisch verband, bestaat er een sterke ondergeschiktheid aan het centrale gezag. Daarmee is in feite alles binnen de club strikt hiërarchisch (‘top down’) georganiseerd. Onder deze omstandigheden kan niet worden gezegd dat de lokale chapters afzonderlijke informele verenigingen zijn. Dat betekent dat de chapters, als onderdelen van Caloh Wagoh, vallen onder de verbodenverklaring van de club. Ook het bezwaar op dit punt gaat dus niet op.

6 Slotsom

6.1.

Het hoger beroep slaagt niet. Het hof zal de vier leden niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep voor zover dat tegen de bevoegdheidsbeslissing is gericht, de bestreden beschikking voor het overige bekrachtigen en afwijzen wat meer of anders is verzocht.

6.2.

Het hof ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

7 De beslissing

Het hof:

verklaart de vier leden niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover dat tegen de bevoegdheidsbeslissing van de rechtbank is gericht;

bekrachtigt de bestreden beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 19 april 2021 voor het overige;

wijst af wat meer of anders is verzocht.

Deze beschikking is gegeven door mrs. H.L. Wattel, M.W. Zandbergen en D.M.I. de Waele, en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 mei 2022.

ECLI:NL:RBMNE:2021:1484.

Bij Besluit van de Minister van Justitie en Veiligheid van 22 maart 2022 op grond van artikel 21b lid 3 Wet RO aangewezen als locatie waar de terechtzitting zal worden gehouden.

Daarbij gaat het om de vraag welke rechter geografisch gezien bevoegd is.

Zie verweerschrift OM in hoger beroep, randnummer 2.10, met verwijzing naar de vindplaatsen in Bijlage 14 onder 14.22.

Zie HR 12 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AP1428.

HR 24 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:797, rov. 3.4.1-3.4.4 en 3.6.2.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature