Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Beëindiging van het gezamenlijk gezag staat niet er vrije beoordeling van de ouders.

Uitspraak



GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.291.316/01

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 171962)

beschikking van 13 januari 2022

inzake

[verzoekster] ,

wonende te [woonplaats1] ,

verzoekster in hoger beroep,

verder te noemen: de moeder,

advocaat: mr. S. Vaupell te Wolvega,

en

[verweerder] ,wonende te [woonplaats2] ,

verweerder in hoger beroep,

verder te noemen: de vader,

advocaat: mr. M.R. Rauwerda te Leeuwarden.

1 Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 9 december 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2 Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met bijlage(n), ingekomen op 4 maart 2021;

- een brief van de raad voor de kinderbescherming van 22 maart 2021 met bijlage(n);

- een journaalbericht namens de moeder van 12 april 2021 met bijlage(n);

- een journaalbericht namens de vader van 29 april 2021;

- een brief namens de vader van 11 juni 2021;

- een brief namens de moeder van 15 juni 2021.

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 9 december 2021 plaatsgevonden.

De vader en de moeder zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

3 De feiten

3.1

Tijdens het geregistreerd partnerschap van de vader en de moeder is [in] 2012 geboren: [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige] ). De vader heeft [de minderjarige] voor de geboorte erkend, maar hij is niet zijn biologische vader. De ouders oefenen samen het ouderlijk gezag uit over [de minderjarige] .

3.2

Bij beschikking van 25 juni 2014 heeft de rechtbank de ontbinding van het geregistreerd partnerschap tussen de ouders uitgesproken. De rechtbank heeft hierbij bepaald dat het aangehechte echtscheidingsconvenant en ouderschapsplan deel uitmaken van de beschikking en partijen over en weer veroordeeld tot naleving van de door hen getroffen regelingen, zoals opgenomen in het echtscheidingsconvenant en ouderschapsplan. In artikel 1.1 van het ouderschapsplan hebben de ouders opgenomen dat zij het in het belang van [de minderjarige] achten dat zij na ontbinding van het geregistreerd partnerschap gezamenlijk het ouderlijk gezag over hem blijven uitoefenen en dat zij het belangrijk vinden dat het contact tussen [de minderjarige] en de ouders zo min mogelijk door hun scheiding wordt beïnvloed. Zij zijn in het ouderschapsplan eveneens een zorgregeling overeengekomen.

3.3

[de minderjarige] is na de ontbinding van het geregistreerd partnerschap van zijn ouders bij de moeder blijven wonen.

3.4

Bij beschikking van 14 juni 2017 heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om het gezamenlijk gezag van de ouders over [de minderjarige] te beëindigen, afgewezen.

3.5

Nadat er tussen de vader en [de minderjarige] al sinds 2016 geen contact was geweest heeft de rechtbank bij beschikking van 13 februari 2019 bepaald dat er tussen de vader en [de minderjarige] geen omgang plaatsvindt en dat de moeder de vader eens per zes maanden op de hoogte dient te houden van – kort gezegd – de algemene ontwikkeling van [de minderjarige] .

3.6

De moeder heeft bij haar verzoek van 17 maart 2020 de rechtbank opnieuw verzocht om haar alleen met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] te belasten. De rechtbank heeft dit verzoek bij de bestreden beschikking afgewezen.

4 De omvang van het geschil

4.1

De moeder kan zich niet verenigen met de beslissing van de rechtbank. Zij is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grief beoogt het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De moeder verzoekt het hof

de bestreden beschikking te vernietigen en (naar het hof begrijpt:) het gezamenlijk ouderlijk gezag over [de minderjarige] te beëindigen en te bepalen dat voortaan het ouderlijk gezag over [de minderjarige] alleen aan haar toekomt.

4.2

De vader heeft geen verweerschrift ingediend. De vader heeft op de zitting bij het hof verklaard dat hij instemt met de beëindiging van zijn gezag als de moeder hem op regelmatige basis wil voorzien van informatie over [de minderjarige] .

5 De motivering van de beslissing

5.1

Ingevolge artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of van een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen als nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing op grond waarvan het gezamenlijk gezag is ontstaan van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Het tweede lid van artikel 1:253n BW verklaart artikel 1:251a, lid 1, BW van overeenkomstige toepassing. Op grond hiervan kan de rechter bepalen dat het gezag over een kind aan één van de ouders toekomt indien:

a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of

b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.

5.2

Uitgangspunt van de wetgever is dat gezamenlijk gezag van de ouders in het belang van het kind is. Slechts in uitzonderingsgevallen kan worden aangenomen dat het belang van het kind vereist dat het gezag toekomt aan één van de ouders. De moeder is van mening dat ten aanzien van de situatie van [de minderjarige] sprake is van een dergelijke uitzonderingssituatie. De vader bestrijdt de beëindiging van zijn gezag in principe niet, maar hij heeft wel de wens op de hoogte te worden gehouden van hoe het met [de minderjarige] gaat.

5.3

Het hof stelt voorop dat de beëindiging van het gezag niet ter vrije beoordeling van de ouders staat en dat het hof een beslissing dient te nemen over het ouderlijk gezag die in het belang is van [de minderjarige] . Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat het in het belang is van [de minderjarige] dat voortaan alleen de moeder het ouderlijk gezag over hem uitoefent. Het hof overweegt daartoe als volgt.

5.4

Voor het hof staat vast dat de vader al sinds 2016 geen contact meer met [de minderjarige] heeft gehad en dat de vader feitelijk niet meer betrokken is bij beslissingen over [de minderjarige] en ook niet bij het leven van [de minderjarige] dat hij op dit moment heeft. De moeder heeft in het kader van haar halfjaarlijkse informatieplicht op summiere wijze en niet altijd op tijd informatie over [de minderjarige] verstrekt. Op de zitting bij het hof heeft de vader erkend dat hij te weinig informatie over [de minderjarige] krijgt om gezagsbeslissingen te kunnen nemen.

5.5

Naar het oordeel van het hof is de vader te weinig betrokken bij het leven van [de minderjarige] om te kunnen beslissen over toekomstige gezagskwesties die [de minderjarige] aangaan. Weliswaar is het hof niet gebleken dat de vader gezagsbeslissingen in het (recente) verleden heeft tegengewerkt en heeft de vader verklaard toekomstige gezagsbeslissingen niet te zullen tegenwerken, maar dit is geen reden voor een ander oordeel. [de minderjarige] heeft sinds 2016 geen contact meer met de vader en de ouders streven er ook niet meer naar om dit contact te hervatten. Op grond van de afspraak die de ouders ter zitting hebben gemaakt over (de frequentie van) de informatieverstrekking (zie hierna) zal de vader nog minder vaak dan nu al het geval is, informatie over [de minderjarige] krijgen. Enkel deze summiere informatie is naar het oordeel van het hof te weinig om in de (nabije) toekomst met de moeder te overleggen en samen beslissingen over gezagskwesties met betrekking tot [de minderjarige] te kunnen nemen. Bovendien worden de beslissingen die over [de minderjarige] moeten worden genomen ingrijpender en belangrijker naarmate [de minderjarige] ouder wordt. Naar het oordeel van het hof is het niet in het belang van [de minderjarige] dat de moeder die beslissingen samen met de vader moet nemen, temeer omdat [de minderjarige] , gezien zijn leeftijd, steeds vaker zelf betrokken zal worden bij de te nemen beslissingen, terwijl hij en de vader elkaar in wezen niet kennen. Het hof neemt hierbij verder nog in overweging dat [de minderjarige] ervan op de hoogte is dat hij nu drie ‘vaders’ heeft (de vader, zijn biologische vader en de huidige partner van zijn moeder), waarvan enkel de huidige partner van zijn moeder een daadwerkelijke rol speelt in het leven van [de minderjarige] . Het kan voor [de minderjarige] (te) verwarrend zijn om zijn afwezige, en bovendien niet biologische, vader een belangrijke rol te laten vervullen via het ouderlijk gezag. Het hof komt dan ook tot de conclusie dat wijziging van het gezag anderszins in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk is in de zin van artikel 1:251a, lid 1, onder b BW.

5.6

Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof hebben de ouders, ondanks dat het geschil in hoger beroep geen betrekking heeft op de informatieregeling, hierover overeenstemming bereikt en het hof verzocht deze overeenstemming op te nemen in de beschikking. Het hof stelt daarom op verzoek van de ouders vast dat zij op 9 december 2021 zijn overeengekomen, in afwijking van de beschikking van de rechtbank van 13 februari 2019, dat de moeder de vader eens per jaar, in de maand december, uitgebreid schriftelijk op de hoogte stelt aangaande de algemene ontwikkeling van [de minderjarige] en eventuele medische problemen, waarbij zij onder meer verslag doet van zijn schoolprestaties, vrijetijdsbesteding en zijn sociale gedrag en telkens een recente foto van [de minderjarige] meestuurt. De informatie dient minimaal de omvang van één A4 te zijn.

6 De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking vernietigen en beslissen dat het gezamenlijk gezag van de ouders over [de minderjarige] wordt beëindigd en dat voortaan het gezag over [de minderjarige] alleen aan de moeder toekomt.

7 De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 9 december 2020, en opnieuw beschikkende:

beëindigt het gezag van [verweerder] , geboren [in] 1985, over [de minderjarige] , geboren [in] 2012;

bepaalt dat voortaan het gezag over [de minderjarige] , geboren [in] 2012, alleen toekomt aan [verzoekster] , geboren [in] 1985;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beschikking is gegeven door mrs. A.P. de Jong-de Goede, I.A. Vermeulen en E.M.J. Brink, bijgestaan door mr. T. van der Veen als griffier, en is op 13 januari 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature