U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Bewezenverklaring poging tot moord op ex-partner

Geen contra-indicaties aannemelijk geworden die aan het aannemen van voorbedachten rade in de weg staan

Oplegging gevangenisstraf van 12 jaar met aftrek van voorarrest

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-003203-21

Uitspraak d.d.: 23 december 2022

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 12 juli 2021 met parketnummer 16-260255-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,

thans verblijvende in P.I. [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 9 december 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B.L.M. Ficq, naar voren is gebracht.

Daarnaast heeft het hof kennisgenomen van wat mr. P. van der Geest naar voren heeft gebracht namens de benadeelde partij [slachtoffer] . Ook heeft het hof kennisgenomen van hetgeen namens [slachtoffer] in het kader van het spreekrecht naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is in eerste aanleg veroordeeld wegens poging tot moord tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest. De vordering van de benadeelde partij is door de rechtbank toegewezen tot een bedrag van € 22.710,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast is de onder verdachte inbeslaggenomen bijl verbeurdverklaard en is van de overige inbeslaggenomen goederen, voornamelijk kleding, teruggave aan verdachte gelast.

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een nadere bewijsoverweging en daarbij gebezigde bewijsmiddelen komt. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

Primair

hij op of omstreeks 16 oktober 2020 te [pleegplaats] , althans in Nederland,

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,

heeft hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer] met een vuistbijl, althans met een scherp en/of puntig en/of zwaar voorwerp, meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen het hoofd en/of gezicht en/of de arm, althans het lichaam, gehakt en/of geslagen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Subsidiair

hij op of omstreeks 16 oktober 2020 te [pleegplaats] , althans in Nederland,

aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere hoofdletsels, heeft toegebracht door voornoemde [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een vuistbijl, althans met een scherp en/of puntig en/of zwaar voorwerp, in/op/tegen het hoofd en/of gezicht en/of de arm, althans het lichaam, te hakken en/of te slaan.

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

In de middag van 16 oktober 2020 is [slachtoffer] op een fietspad in [pleegplaats] aangevallen met een bijl, waarbij zij zware verwondingen aan haar hoofd, gezicht en lichaam heeft opgelopen.

[slachtoffer] heeft hierover verklaard dat zij op 16 oktober 2020 in [pleegplaats] omstreeks 14.20 haar fiets heeft gepakt om naar de school van haar dochter [persoon] te fietsen. Toen zij ongeveer twee minuten van huis onderweg was, zag zij een man op het fietspad lopen. De man viel op omdat hij op het fietspad stond. Hij had een mondkapje op en iets van een muts op zijn hoofd. De man was voor [slachtoffer] niet herkenbaar. Toen [slachtoffer] bijna bij hem was, draaide de man heel doelbewust haar kant op. Zij hoorde hem heel bewust tegen haar zeggen “Je gaat eraan”. Hij had een soort canvas tas om waar hij iets uitpakte wat een bijl bleek te zijn. De man begon gelijk met de bijl op [slachtoffer] in te slaan en hij bleef maar slaan.

Uit de geneeskundige verklaring van 19 oktober 2020, opgemaakt naar aanleiding van onderzoek aan [slachtoffer] op 16 oktober 2020, volgt dat [slachtoffer] twee hoofdwonden, een schedelbreuk, een wond aan haar pols en breuken in haar onderarm had.

In het proces-verbaal van forensisch onderzoek is het letsel uitgebreider beschreven. Hieruit blijkt het volgende letsel:

(aan de rechterzijde van het lichaam)

op de boven- buitenzijde van de rechter voet over dwars een streepvormige gehechte verwonding van ongeveer 5 centimeter;

op de bovenzijde van het rechter bovenbeen in het midden een huidbeschadiging van ongeveer 0,5 bij 0,5 centimeter;

op de bovenzijde van de rechterhand drie huid beschadigingen variërend in grootte van 0 tot 0,5 centimeter;

op de buitenzijde van de rechter onderarm een streepvormige, gehechte verwonding van ongeveer 19 centimeter. Halverwege de wond was een streepvormige gehechte verwonding naar de onderzijde te zien van ongeveer 4 centimeter;

op de buitenzijde van de rechter boven arm een blauw, gele verkleuring van ongeveer 8 tot 10 centimeter

ter hoogte van de bovenzijde van de rechter elleboog een streepvormige gehechte verwonding van ongeveer 4 centimeter;

op de onderzijde van de rechter onderarm een streepvormige verwonding van ongeveer 4 centimeter. Naast de verwonding was een huidbeschadiging te zien van ongeveer 1,5 centimeter lang. Rondom de verwonding was een blauw, gele verkleuring te zien;

op de onderzijde van de rechter pols een streepvormige verwonding van ongeveer 1,5 centimeter;

op de binnenzijde van de rechter bovenarm, net onder de oksel, een streepvormige verwonding van ongeveer 1,5 centimeter. Rondom de verwonding was een blauw, gele verklaring te zien;

(aan de linkerzijde van het lichaam)

op de onder- buitenzijde van de linker pols een streepvormige, gehechte verwonding van ongeveer 4 centimeter;

op de onderzijde van de pols een blauw, paarse verkleuring van ongeveer 3,5 bij 3 centimeter;

op de onderzijde van de linker onderarm een blauw, gele verkleuring van ongeveer 7 bij 4 centimeter;

op de binnenzijde van de linker elleboog een blauw, paars, gele verkleuring van ongeveer 6 bij 6 centimeter.

(aan het hoofd/gelaat)

ter hoogte van de rechter slaap een streepvormige, gehechte verwonding wat doorliep tot over het rechter ooglid van ongeveer 8 centimeter;

ter hoogte van het rechter voorhoofd een streepvormige, gehechte verwonding van ongeveer 3,5 centimeter;

op het midden van het achterhoofd een streepvormige, gehechte verwonding van ongeveer 8,5 centimeter;

(aan de rug)

- ter hoogte van de bovenrug, aan de rechterzijde, net onder de nek een streepvormige huidbeschadiging te zien van ongeveer 5 centimeter.

Door de verbalisanten die het forensisch onderzoek hebben uitgevoerd is gerelateerd dat [slachtoffer] over het gehele lichaam meerdere letsels had, dan wel oppervlakkig tot dieper, die gehecht moesten worden. Voorts hebben zij gerelateerd dat gezien de letsels aan de handen en armen [slachtoffer] geprobeerd heeft zich af te weren en dat er gericht op de bovenzijde/hoofd van het lichaam lijkt te zijn aangevallen.

[getuige 1] is vanuit haar woonkamer getuige geweest van een deel van de aanval op [slachtoffer] . Zij heeft verklaard dat zij op 16 oktober 2020 omstreeks 14.15 uur een vrouwenstem hoorde schreeuwen. Zij is vervolgens naar het raam gelopen en zag dat er op ongeveer 50 meter afstand van haar een man stond en dat er voor hem een persoon op de grond lag. Ze zag dat de man een voorwerp in zijn hand had. Zij dacht er een hamer of bijl in te zien. Ze zag dat de man het voorwerp 5 of 6 keer boven zijn hoofd hield en vervolgen met kracht naar beneden sloeg richting het lichaam van de persoon op de grond. Ze zag dat deze slagen snel achter elkaar volgden. De man liep met versnelde pas weg richting het [locatie] .

Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij op 16 oktober 2020, even voor 14.20 uur, over het fietspad in [pleegplaats] liep. Toen zij op ongeveer 100 meter afstand was, hoorde zij gegil. Ze zag dat een man met een voorwerp wat leek op een stok, vreselijk op iets in aan het rammen was. Terwijl ze dichterbij kwam, liep de man weg en gooide hij het voorwerp wat hij in zijn handen had gehouden, weg. Later zag [getuige 2] dat dit een bijl was. De man liep eerst rustig weg en lager zag ze hem rennen. Ze zag een vrouw die bloedend op de grond lag.

[getuige 3] fietste op 16 oktober 2020 in [pleegplaats] . Ze hoorde een hoop geschreeuw en zag een vrouw op de grond liggen met bloed om haar heen. Ook zag zij een man wegrennen bij de vrouw vandaan. Ze zag dat de man naar een voertuig rende, instapte en wegreed. Ze heeft een foto gemaakt van het voertuig met het kenteken. Dit kenteken is doorgegeven aan de politie. De man had een zwarte pet op. Toen [getuige 3] terug kwam bij de vrouw zag ze een bijl in het gras liggen. Het voertuig van de man was een zwarte Audi .

Op 16 oktober 2020 omstreeks 14.15 uur werd door personeel van het Operationeel Centrum van de politie een bericht voor alle eenheden doorgegeven, inhoudende dat er in [pleegplaats] een mishandeling met een hakbijl had plaatsgevonden en dat de verdachte in een Audi met kenteken [kenteken] was weggereden. Dit voertuig stond op naam van [verdachte] , wonende aan [adres] in [woonplaats] . In [woonplaats] zagen verbalisanten de betreffende auto aan komen rijden. Zij gaven een stopteken, maar de Audi stopte niet. Er volgde een achtervolging met optische en geluidssignalen en hoge snelheden. Uiteindelijk is het voertuig door een politievoertuig aangetikt om de achtervolging te stoppen. De Audi kwam tot stilstand tegen een tuinmuurtje. De bestuurder stapte uit. Dit bleek verdachte [verdachte] te zijn. Verdachte is aangehouden.

Verdachte is vervolgens gehoord bij de politie. Hij heeft verklaard dat hij en zijn ex-echtgenote [slachtoffer] tien jaar geleden uit elkaar zijn gegaan en dat hij al meer dan tien jaar geterroriseerd werd door ‘die vrouw’. Hij verklaarde dat er nu weer een rechtszaak liep over de alimentatie maar dat hij het geld niet heeft om dit te betalen. Hij verklaarde dat er beslag is gelegd toen hij na een hartoperatie op bed lag en niet in staat was om te werken. Daarna heeft hij pakken papier gekregen en het lukte hem niet om dat allemaal op tijd door te nemen. Er is een spoedzaak geweest en de uitspraak zou op 8 oktober 2020 komen. Hij heeft dagen in de rats gezeten en op 14 of 15 oktober 2020 kwam de uitspraak dan eindelijk. Er stonden allemaal bedragen in de uitspraak maar hij had nog geen tijd gehad om het allemaal uit te rekenen toen er op 16 oktober 2020 al een brief van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) op de mat lag waarin stond dat hij een bedrag van € 20.000,- of € 21.000,- aan alimentatie moest betalen. Na het ontvangen van de brief van het LBIO is hij buiten zichzelf geraakt en naar [pleegplaats] gereden.

Als verdachte wordt gevraagd wat de reden was dat hij naar [pleegplaats] was gereden, antwoordde hij dat bij boos, vreselijk boos, was. Hij verklaarde dat hij naar [pleegplaats] was gereden omdat zijn ex, [slachtoffer] , daar woonachtig was. Op de vraag wat hij van plan was antwoordde verdachte; ‘niet veel goeds blijkbaar’. Verdachte verklaarde furieus te zijn geweest en op dat moment niet meer in staat was na te denken. Hij verklaarde dat hij naar een pad tussen de school (het hof begrijpt: van hun dochter [persoon] ) en de woning van [slachtoffer] was gereden. Hij geeft aan dat hij dacht op het bewuste pad op [slachtoffer] te hebben gewacht.

Verdachte verklaarde dat hij de bijl van huis had meegenomen en niet meer weet op welk moment hij had besloten de bijl mee te nemen. Op de vraag wat hem heeft doen besluiten om een bijl mee te nemen, antwoordde hij dat hij buiten zichzelf was en geen heel verhaal wilde vertellen. Hij gaf aan met zijn eigen auto, een zwarte Audi, naar [pleegplaats] te zijn gereden. Hij bevestigde dat dit dezelfde auto was als waarin hij later die dag was aangehouden. Hij had zijn auto bij het fietspad geparkeerd. De plek waar hij op zijn ex had staan wachten, lag tegen de parkeerplaats van de auto aan.

De mobiele telefoon van verdachte is in beslag genomen. De politie heeft aan de hand van de uitgelezen data van de telefoon van verdachte een tijdlijn gecreëerd van 16 oktober 2020. Hieruit blijkt het volgende.

12.17

uur

Op de telefoon van verdachte werd onder notities onderstaand stukje tekst geregistreerd:

‘Recht of krom

Aan alle mannen die maar niet van hun etterende ex-vrouwen af komen: Help elkaar en los het probleem van een andere man op, dat voorkomt dat ze direct bij jou uitkomen. Neem het recht in eigen hand!

Wellicht dat men dan wakker wordt en het kromme bestaande systeem eens gaat aanpassen zodat een gescheiden vader met het hart op de goede plaats ook een toekomst heeft. Het huidige systeem beloont ex vrouwen die alleen maar dwarsliggen in plaats van dat ze hen terecht wijzen. Hopelijk is dit een wake up call voor de politiek. Na 10 jaar ellende was ik er klaar mee!

Stop het gescheiden vrouwen terrorisme! AHO

(Un) justice

To all men that just can’t solve the bullying by their ex wives: help each other and solve the other man’s problem, so it will not be traceable to you. Take the law into your own hands. Mayby then they will wake up and existing crooked systems will be adjusted so a divorced father with his hart in the right place can have a future. The current system rewards ex wifes in stead of correcting them. After 10 years of misery I gave up.

Stop the ex-wife terrorism! AHO’

Er wordt pas een tijdstip door de telefoon geregistreerd wanneer er daadwerkelijk een wijziging in de tekst wordt geconstateerd en niet wanneer de tekst enkel wordt geopend en gelezen. Er kan uiteraard tijdens het openen van de tekst per ongeluk iets worden ingedrukt wat daarna direct weer door de gebruiker wordt verwijderd. Echter blijkt uit de internetgeschiedenis van de telefoon dat via Google op 16 oktober 2020 te 12.15 uur gezocht is om het woord ‘ellende’ naar het Engels te vertalen. Het is dan ook aannemelijk dat verdachte op 16 oktober 2020, rond 12.17 uur, in ieder geval het woord ‘misery’ heeft toegevoegd aan bovenstaande Engelse tekst.

12.31

uur

Er wordt een schermafbeelding van Fokke en Sukke geregistreerd op de telefoon van verdachte met de tekst: ‘Fokke en Sukke bepalen zelf wel wie de doodstraf krijgt’.

13.09

uur

De telefoon van verdachte registreert een foto waarop verdachte te zien is in een spiegel. Hij zwaait en lacht en heeft in de andere hand zijn telefoon vast waarmee hij de foto maakt. Verdachte heeft exact dezelfde kleding aan als waarin hij later die dag wordt aangehouden. De telefoon sloeg bij het maken van deze foto de coördinaten op waar het toestel zich op dat moment bevond. De GPS coördinaten gaven het huisadres van verdachte in [woonplaats] aan.

13.31

uur

De telefoon van verdachte geeft via de app Apple Maps een locatie op de [locatie] , knooppunt [locatie] , weer. Hierna is te zien dat vanaf de locatie op de [locatie] het adres [locatie] te [pleegplaats] in de telefoon wordt ingevoerd.

Door de politie is onderzoek gedaan naar de route die verdachte heeft afgelegd van [woonplaats] naar [pleegplaats] . Daarbij is door de politie gerelateerd dat de afstand tussen de woning van verdachte in [woonplaats] en de parkeerplaats het [locatie] bij het fietspad in [pleegplaats] 22 kilometer betreft, welke afstand te rijden is in ongeveer 26 minuten. Om op de parkeerplaats in [pleegplaats] te komen waar verdachte zijn voertuig had geparkeerd, is enige lokale kennis nodig. Wat verder opvalt aan de parkeerplaats is dat deze nagenoeg in het midden ligt tussen de school van zijn dochter en de woning van zijn ex-vrouw. De parkeerplaats ligt gesitueerd aan het einde van een doodlopende weg die enkel bereikt kan worden door specifieke straten in de [locatie] in [pleegplaats] te volgen. Tevens valt op dat deze parkeerplaats naast het fietspad ligt die vanaf de woning van zijn ex-vrouw naar de school van zijn dochter loopt. De kruising van fietspaden waar verdachte zijn ex-vrouw stond op te wachten (plaats delict) is de enige logische route die zijn ex-vrouw moet afleggen om bij de school van haar dochter te komen.

Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel -hetgeen door de verdediging ook niet is betwist- dat verdachte degene is geweest die op 16 oktober 2020 te [pleegplaats] met een bijl meermalen tegen het hoofd, gezicht, arm en lichaam van [slachtoffer] heeft geslagen.

Voorbedachten rade

De vraag die vervolgens voorligt, is of verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. Voorbedachte raad is een strafverzwarende vorm van opzet.

De verdediging heeft aangevoerd dat geen sprake was van een vooropgezet plan van verdachte om zijn ex-vrouw met een bijl aan te vallen. De persoonlijkheid van verdachte kenmerkt zich door georganiseerdheid, planmatigheid en goede voorbereiding. Als verdachte daadwerkelijk met een vooropgezet plan zijn ex-vrouw van het leven had willen beroven zou hij voor een andere plaats delict, een ander tijdstip en een ander wapen hebben gekozen, aldus de raadsvrouw. Dit zijn in de optiek van de verdediging contra-indicaties voor het aannemen van voorbedachten rade.

Ook de geestestoestand van verdachte levert een contra-indicatie op voor voorbedachte raad volgens de verdediging, nu sprake was van een overweldigende emotie door opgekropt diep verdriet en onmachtige frustratie.

Verdachte zelf heeft in hoger beroep verklaard dat hij geen herinneringen heeft aan het tenlastegelegde. Vanaf het moment dat hij op 16 oktober 2020 de brief van het LBIO uit de brievenbus haalde weet hij niets meer. Inmiddels is er wel een “klein luikje” opengegaan in zijn geheugen en herinnert hij zich nog een kort moment dat hij op het fietspad stond, terug naar zijn auto liep en toen [slachtoffer] aan zag komen fietsen, maar vanaf dat moment is hij opnieuw zijn herinnering kwijt tot het moment dat de politie hem een stopteken gaf bij zijn woning.

Het hof oordeelt als volgt.

Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’ moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.

Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld.

Mede met het oog op het strafverzwarende gevolg dat dit bestanddeel heeft, moeten aan de vaststelling dat de voor voorbedachte raad vereiste gelegenheid heeft bestaan, bepaaldelijk eisen worden gesteld en dient de rechter, in het bijzonder als de voorbedachte raad niet rechtstreeks uit de bewijsmiddelen volgt, daaraan in zijn motivering van de bewezenverklaring nadere aandacht te geven.

De achtergrond van het vereiste dat de verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven, is dat ingeval vaststaat dat de verdachte die gelegenheid heeft gehad, het redelijk is aan te nemen dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van die gelegenheid en dus daadwerkelijk heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven (vgl. het overleg en nadenken dat in de wetsgeschiedenis is geplaatst tegenover de ogenblikkelijke gemoedsopwelling).

Dat de verdachte daadwerkelijk heeft nagedacht en zich rekenschap heeft gegeven leent zich immers moeilijk voor strafrechtelijk bewijs, zeker in het geval dat de verklaringen van de verdachte en/of eventuele getuigen geen inzicht geven in wat voor en tijdens het begaan van het feit in de verdachte is omgegaan. Of in een dergelijk geval voorbedachte raad bewezen kan worden, hangt dan sterk af van de hierboven bedoelde gelegenheid en van de overige feitelijke omstandigheden van het geval zoals de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit. Daarbij verdient opmerking dat de enkele omstandigheid dat niet is komen vast te staan dat is gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, niet toereikend is om daaraan de gevolgtrekking te verbinden dat sprake is van voorbedachte raad.

Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen leidt het hof af dat verdachte in de ochtend van 16 oktober 2020 een brief heeft ontvangen van het LBIO, waarin stond dat hij een groot bedrag aan achterstallige alimentatie moest betalen aan [slachtoffer] . Verdachte heeft verklaard dat hij boos/furieus was en naar [pleegplaats] is gegaan omdat zijn ex-vrouw daar woonde. Voordat verdachte in de auto is gestapt, heeft hij een bijl gepakt en meegenomen. Kort daarvoor heeft verdachte een (gewijzigde) notitie in zijn telefoon opgeslagen, waarin hij spreekt over etterende ex-vrouwen, het recht in eigen hand nemen en waarin hij aangeeft dat hij er na 10 jaar klaar mee is. Ook heeft hij een schermafbeelding gemaakt van een afbeelding van Fokke en Sukke en de tekst ‘Fokke en Sukke bepalen zelf wel wie de doodstraf krijgt’.

Het hof is van oordeel dat dit alles, in onderling verband en samenhang bezien, duidt op het hebben van een plan voor c.q. een besluit tot een gewelddadig treffen met zijn ex-vrouw [slachtoffer] .

Hier komt bij dat verdachte tussen het moment dat hij in de auto is gestapt tot het moment dat hij zijn ex met de bijl heeft aangevallen, voldoende tijd heeft gehad om zich te beraden op zijn besluit om dit te doen. Zowel gedurende de autorit naar [pleegplaats] als het gedurende enige tijd opwachten van het slachtoffer op of nabij het fietspad, heeft verdachte tijd en gelegenheid gehad om na te denken over de betekenis en gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.

Het hof acht het ook redelijk om aan te nemen dat verdachte daadwerkelijk heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn daad.

Verdachte heeft vanaf zijn eigen huis de bijl meegenomen. Hij heeft deze bijl in een tas gestopt en vervolgens pas tevoorschijn gehaald op het moment dat het slachtoffer dichtbij hem was. Het hof leidt hieruit af dat verdachte de bijl zo lang mogelijk aan het zicht wilde onttrekken. Daarnaast heeft verdachte gezichts- en hoofdbedekking meegenomen en gebruikt, in de zin van een mondkapje (in de buitenlucht) en een zwarte pet, waaruit het hof afleidt dat verdachte herkenning wilde voorkomen.

Gedurende de autorit richting [pleegplaats] heeft verdachte een parkeerplaats ingevoerd in zijn navigatiesysteem die precies is gelegen nabij het fietspad waar hij het slachtoffer uiteindelijk heeft aangevallen. Hieruit leidt het hof af dat verdachte heeft nagedacht over de plek waar hij het slachtoffer zou treffen. Blijkens de feitelijke gang van zaken heeft verdachte ook nagedacht over het tijdstip waarop zijn kind uit school zou komen en de route die het slachtoffer zou nemen om haar op te halen, waaruit het hof afleidt dat verdachte (dus) nagedacht heeft over het moment waarop hij het slachtoffer zou treffen.

Verdachte heeft zijn auto geparkeerd op de nabijgelegen parkeerplaats waardoor hij, na de aanval op het slachtoffer, snel kon vluchten.

Deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, duiden op een opeenvolgende serie (wils)besluiten en logistieke handelingen op grond waarvan het hof het redelijk acht om aan te nemen dat verdachte daadwerkelijk heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn daad.

Contra-indicaties

Het hof ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of er contra-indicaties aannemelijk zijn geworden die aan het aannemen van voorbedachten rade in de weg staan. Het hof beantwoordt die vraag ontkennend.

De door de raadsvrouw aangevoerde omstandigheden -die zij als contra-indicaties aanmerkt- te weten (kort gezegd) de onlogische plaats delict, tijdstip en (achterlaten van het) het wapen, maken dat niet anders. Dat iemand in een concreet geval niet handelt volgens de algemene wetten van logica die -volgens de verdediging- zouden gelden voor iemand met de persoonlijkheid van verdachte, maakt nog niet dat geen sprake zou kunnen zijn van voorbedachten rade. Daarnaast bevat het dossier aanknopingspunten dat verdachte niet zozeer uit was op het voorkomen van ontdekking van zijn misdaad maar vooral uit was op het kunnen plegen ervan, met het plan om na het ombrengen van [slachtoffer] zichzelf het leven te benemen. Zo heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij onderweg terug naar huis drie keer geprobeerd heeft zichzelf tegen een boom te rijden maar dat hij het niet kon. Verdachte heeft ook eerder, op 29 september 2020, op de term ‘zelfmoord miljardair’ op internet gezocht. Ook de verklaring van verdachte ter terechtzitting dat hij op het internet op 1 oktober 2020 heeft gezocht op de zoektermen ‘testament’ en ‘notaris’ met de bedoeling te kijken hoe hij kennissen van hem als voogd van zijn dochter zou kunnen aanwijzen, een situatie die eerst relevant zou worden indien eerst de moeder van zijn dochter en pas daarna verdachte zelf zou overlijden, duidt op het plan om na het doden van [slachtoffer] zichzelf te doden.

In dat licht gezien, staan de door de raadsvrouw aangevoerde contra-indicaties geenszins in de weg aan het aannemen van voorbedachten rade.

Ook de geestestoestand van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde is naar het oordeel van het hof geen contra-indicatie voor het aannemen van voorbedachten rade. Het hof wil wel aannemen dat de aanleiding van het door verdachte gepleegde geweld zijn oorsprong vindt in de jarenlange vechtscheiding tussen verdachte en zijn ex-vrouw en de naderhand gevoerde gerechtelijke procedures en acht het invoelbaar dat bij verdachte verschillende emoties speelden die van invloed waren op zijn draagkracht. Het hof acht het, in het bijzonder gelet op de hiervoor genoemde opeenvolgende serie (wils)besluiten en logistieke handelingen van verdachte niet aannemelijk dat verdachte heeft gehandeld in een zodanig hevige gemoedsopwelling dat dit aan het aannemen van voorbedachten rade in de weg staat.

Het door verdachte genoemde gebrek aan herinnering doet daar ook niet aan af. In dit verband wijst het hof op de in hoger beroep opgestelde pro justitia rapportages van psychiater [deskundige] van 30 juni 2022 en psycholoog [deskundige] van 30 mei 2022. Uit die rapportages volgt dat er geen aanwijzingen zijn voor een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling bij verdachte in aanloop tot en ten tijde van het tenlastegelegde, dat er geen aanwijzingen bestaan voor het bestaan van een dissociatieve stoornis, op grond waarvan de door verdachte geclaimde amnesie (het zich niet kunnen herinneren) kan worden verklaard en dat er geen sprake was van een pathologie die maakte dat de wils- en handelsvrijheid van verdachte werd beperkt.

Conclusie

Alles overwegende acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte geprobeerd heeft [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op of omstreeks 16 oktober 2020 te [pleegplaats] , althans in Nederland,

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven,

heeft hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer] met een vuist bijl, althans met een scherp en/of puntig en/of zwaar voorwerp, meermalen, althans eenmaal, in/op/ tegen het hoofd en /of gezicht en /of de arm , althans het lichaam, gehakt en/of geslagen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:

Poging tot moord.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, heeft verdachte wegens poging tot moord veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd het vonnis van de rechtbank te bevestigen.

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de rechtbank opgelegde gevangenisstraf te hoog is en heeft verzocht een substantieel lagere straf op te leggen. Daarbij is door de raadsvrouw gewezen op de omstandigheden dat:

verdachte een blanco strafblad heeft;

verdachte depressief is en detentie voor hem ondraaglijk is;

verdachte therapie volgt vanuit [locatie] ;

het recidiverisico als laag wordt ingeschat;

het slachtoffer ook een eigen aandeel heeft gehad in het bewezenverklaarde.

Het hof heeft, net als de rechtbank, bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot moord.

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen -en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden- de navolgende omstandigheden.

Verdachte heeft opzettelijk en met voorbedachten rade op de openbare weg geprobeerd zijn ex-vrouw om het leven te brengen door meerdere keren met kracht met een bijl op haar hoofd, gezicht en lichaam te slaan. Dat het slachtoffer deze brute aanval heeft overleefd is geenszins te danken aan verdachte maar enkel aan de adequate hulp die snel ter plaatse was. Het slachtoffer heeft door het feit fors en deels blijvend letsel opgelopen waarmee zij en haar omgeving de rest van haar leven zullen worden geconfronteerd. Dat het feit diep heeft ingegrepen op het leven van het slachtoffer is onder meer gebleken uit de ter terechtzitting in hoger beroep namens het slachtoffer voorgelezen slachtofferverklaring.

Moord is een levensdelict en daarmee een zeer ernstig misdrijf. De wijze waarop verdachte zijn ex-vrouw van het leven heeft willen beroven, is schokkend geweest voor de direct betrokkenen en voor de samenleving als geheel. Dit blijkt onder meer uit de indringende getuigenverklaringen die zich in het dossier bevinden. Het handelen van verdachte heeft bijgedragen aan gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Het hof rekent het verdachte aan dat hij zich enkel heeft laten leiden door zijn eigen gevoelens van onmacht en frustratie. Hij heeft het belang van zijn eigen kinderen om met hun moeder op te groeien volledig opzij geschoven en zelfs het risico genomen dat zijn jongste kind onderweg naar huis geconfronteerd zou worden met haar ernstig verwonde moeder. Deze afschuwelijke daad heeft zonder twijfel een traumatische inwerking op de jongste kinderen van hem gehad. De kinderen zullen ook altijd geconfronteerd blijven met deze daad van hun vader wanneer zij hun moeder aankijken, aangezien zij forse littekens in haar gezicht heeft en een blijvende beperking aan haar rechteroog. Ten slotte rekent het hof het verdachte zwaar aan dat hij heeft gemeend het recht in eigen handen te kunnen nemen.

Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van 10 november 2022 blijkt dat verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld. Het hof weegt dit niet in strafverzwarende of -verminderende zin mee.

Omtrent de persoon van verdachte is een aantal rapportages opgemaakt. Het hof heeft van alle kennisgenomen. Bij de strafbepaling heeft het hof in het bijzonder acht geslagen op de opgestelde pro justitia rapportages.

In eerste aanleg is verdachte onderzocht door psycholoog [deskundige] , rapportage gedateerd 6 april 2021, en psychiater [deskundige] , rapport gedateerd 5 april 2021. Deze deskundigen hebben geconcludeerd dat bij verdachte geen sprake is van een psychische stoornis, verstandelijke handicap en/of psychogeriatrische aandoening. Zij adviseren verdachte het tenlastegelegde, indien bewezen, volledig toe te rekenen. Het risico op herhaling van soortgelijke delicten wordt door de deskundigen als laag ingeschat.

Zoals hiervoor ook al staat vermeld is verdachte in hoger beroep onderzocht door psychiater [deskundige] , rapport 30 juni 2022, en psycholoog [deskundige] , rapport 30 mei 2022. Ook deze deskundigen concluderen dat er bij verdachte ten tijde van het tenlastegelegde geen aanwijzingen waren voor een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en ook zij adviseren verdachte het tenlastegelegde, indien bewezen, volledig toe te rekenen. Wel concluderen [deskundige] en [deskundige] dat thans bij verdachte sprake is van een depressieve stoornis en dat hij suïcidale gedachten ervaart.

Verdachte is vanaf november 2021 gestart met psychotherapie gesprekken vanuit [locatie] , waarbij wordt teruggekeken op zijn leven en wordt stilgestaan bij nare ervaringen en welke impact dit op hem heeft gehad. Daarbij worden door verdachte emoties steeds meer geuit en gevoeld.

Het hof ziet in de jarenlange vechtscheiding tussen verdachte en zijn ex-vrouw en de naderhand gevoerde gerechtelijke procedures en de emoties die daar evident bij speelden, geen strafverminderende omstandigheid.

Het hof acht gelet op de ernst van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, oplegging van een langdurige gevangenisstraf gerechtvaardigd. Er kan niet met een straf worden volstaan die geen (langdurige) vrijheidsbeneming met zich brengt. Het hof heeft in het oordeel ook betrokken de straffen die in soortgelijke gevallen plegen te worden opgelegd. Daarbij wordt opgemerkt dat soortgelijke gevallen zich nauwelijks laten vergelijken omdat de feitelijke gang van zaken vaak verschilt.

Alles afwegende is het hof, evenals de rechtbank, van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is. De door de verdediging overigens aangevoerde (persoonlijke) omstandigheden van verdachte, waaronder de invloed van het slachtoffer, maken dit niet anders.

Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet , dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

Inbeslaggenomen goederen

Het primair tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met betrekking tot de hierna te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven bijl. Het behoort de verdachte toe. Het zal daarom worden verbeurd verklaard.

Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

Van de overige inbeslaggenomen goederen zal teruggave aan de rechthebbende worden gelast.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 22.710,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakende feit. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.

De vordering van de benadeelde partij is door de verdediging niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.

Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36f, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht .

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaren.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:

1 STK Bijl (G2715015).

Gelast de teruggave aan de rechthebbende van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:

1 STK Geluidsdrager, telefoon, zwart, merk Iphone (G2714994);

1 STK Schoeisel, blauw, Asics (G2714997);

1 STK Kleding, Trui, grijs (G2715007);

1 STK Kleding, Broek (G2715008);

1 STK Kleding, Shirt met rits (G2715013);

1 STK Kleding, Vest (G2715015);

1 Personenauto, kenteken: [kenteken] , zwart, Audi (G662173);

1 STK Kleding, Manchet (G2715122);

2 STK Papieren zakken (G2715364);

1 STK Kleding, Jas, blauw (G2715371);

1 STK Kleding, Broek, blauw (G2715372);

1 STK Kleding, Trui, blauw (G2715373);

1 STK Kleding, Ondergoed, wit (G2715374);

1 STK Schoeisel, 1 Schoen en 2 sokken (G2715375);

1 STK Mondkap (G2716293).

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 22.710,- (tweeëntwintigduizend zevenhonderdtien euro) bestaande uit € 2.710,- (tweeduizend zevenhonderdtien euro) materiële schade en € 20.000,- (twintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van

€ 22.710,- (tweeëntwintigduizend zevenhonderdtien euro) bestaande uit € 2.710,- (tweeduizend zevenhonderdtien euro) materiële schade en € 20.000,- (twintigduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 148 (honderdachtenveertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 16 oktober 2020.

Aldus gewezen door

mr. D. Visser, voorzitter,

mr . drs. H.M. Braam en mr G. Voorhorst, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. N.D. Mavus-ten Elshof, griffier,

en op 23 december 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Mr. G. Voorhorst is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 23 december 2022.

Tegenwoordig:

mr. D. Visser, voorzitter,

mr. W. Gerretschen, advocaat-generaal,

mr. N.D. Mavus-ten Elshof, griffier.

De voorzitter doet de zaak uitroepen.

De verdachte is in de zaal van de terechtzitting aanwezig.

De voorzitter spreekt het arrest uit.

De voorzitter geeft verdachte kennis, dat daartegen binnen 14 dagen na heden beroep in cassatie kan worden ingesteld.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voor zover hierna wordt verwezen naar processen-verbaal van politie, wordt telkens verwezen naar bijlagen en paginanummers van het in de wettelijke vorm opgemaakt eind dossier 09STAD20, genummerd PL0900 2020336500, gesloten en getekend op 4 januari 2021 door [hoofdagent] , hoofdagent van politie. Voor zover hierin conclusies voorkomen, zijn deze aan de hand van de onderliggende stukken door het hof gecontroleerd en juist bevonden.

Zie aangifte van [slachtoffer] , dossierpagina 197-199.

Zie geneeskundige verklaring, dossierpagina 211-212.

Zie proces-verbaal forensisch onderzoek, dossierpagina 213-216.

Zie verklaring getuige [getuige 1] , dossierpagina 91-92.

Zie proces-verbaal van bevindingen van telefonisch verhoor getuige [getuige 2] , dossierpagina 98-99.

Zie verklaring getuige [getuige 3] , dossierpagina 109-111.

Zie proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 131-133.

Zie verklaring verdachte, dossierpagina 45-49.

Zie proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 282.

Zie proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 283.

Zie proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 283.

Zie proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 284.

Zie processen-verbaal van bevindingen, dossierpagina’s 281 en 286.

Zie proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 273-277.

HR 28 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BR2342, NJ 2012/518

Zie HR 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:963.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature