U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Het gerechtshof heeft verdachte veroordeeld voor het opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken die van belang waren voor de vaststelling van het recht van verdachte op een uitkering krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering dan wel op de hoogte of de duur daarvan. Gelet op ouderdom van het feit en op dat berechting lang op zich heeft laten wachten veroordeling tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van één jaar.

Uitspraak



Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-003832-19

Uitspraak d.d.: 24 september 2021

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 1 juli 2019 met het parketnummer 16-144863-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,

wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 10 september 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis van de politierechter en veroordeling van verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit tot een taakstraf van 60 uren subsidiair 30 dagen en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. R.W.A. Offermanns, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft de verdachte bij voornoemd vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, ter zake van het tenlastegelegde feit veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaren.

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep- tenlastegelegd dat:

hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2006 tot en met 05 augustus 2016 in de gemeente [gemeente] , althans in Nederland, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten artikel 17 van de Wet Werk en Bijstand en /of de Participatiewet en/of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering krachtens de Wet Werk en Bijstand en/of de Participatiewet en/of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk geen opgave gedaan van en/of verzwegen dat hij, verdachte, werkzaamheden verrichtte (in een of meer hennepkwekerij(en)) en/of inkomsten had en/of tegoed had (uit de opbrengsten van die hennepkwekerij(en)).

Het hof heeft de door de advocaat-generaal ter zitting ingediende vordering tot wijziging van de tenlastelegging aldus verstaan dat telkens na “Participatiewet” moet worden ingevoegd: en/of de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO).

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Verdachte wordt verweten dat hij opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken die van belang waren voor de vaststelling van het recht van verdachte op een uitkering krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering dan wel op de hoogte of de duur daarvan.

De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat verdachte via zijn eerdere raadsman een brief naar het UWV heeft laten sturen waarin stond dat verdachte verdacht wordt van hennepteelt, te weten een hennepkwekerij in 2006. In 2012 is door de politie wederom een hennepkwekerij van verdachte aangetroffen. Verdachte heeft toen bij de politie een formulier ingevuld waarop stond dat hij naast zijn uitkering inkomsten uit een hennepkwekerij heeft genoten. Verdachte is uiteindelijk ter zake van deze hennepkwekerij niet strafrechtelijk vervolgd. Pas in 2015 is het sepot door de politie gemeld bij het UWV. Verdachte kon niet aangeven hoeveel inkomen hij heeft genoten, omdat hij de hoogte niet wist. Daarom had hij eerst aangegeven dat hij verdacht wordt van hennepteelt, zodat hij daarna in gesprek kon gaan met het UWV. Hij heeft echter niets meer gehoord. Verdachte dacht daarom dat hij aan zijn inlichtingenplicht had voldaan. Voor het overige refereert de raadsman zich aan het oordeel van het hof.

Het hof stelt de volgende feiten vast.

Verdachte ontvangt van het UWV sinds 20 maart 1995 een WAO-uitkering. Volgens de politie heeft verdachte in de periode van 1 februari 2006 tot 30 augustus 2006 met de hennepkwekerij in [plaats1] een wederrechtelijke voordeel verkregen van € 159.456,68. Voorts heeft verdachte volgens de politie in de periode van 1 februari 2009 tot 9 maart 2012 met de hennepkwekerij in [plaats2] een wederrechtelijk voordeel verkregen van € 155.141,58. In de uitkeringsdossiers op naam van verdachte zijn geen documenten aangetroffen waaruit blijkt dat hij aan het UWV heeft doorgegeven dat hij werkzaamheden verrichtte en/of inkomsten had. Verdachte heeft tijdens een gesprek met een UWV-medewerker verklaard dat hij bekend was met de inlichtingenplicht. In de periode van januari 2005 tot 1 april 2013 ontving iedere verzekerde met een WAO-uitkering eenmaal per jaar een wijzigingsformulier. Indien er sprake was van een wijziging ten opzichte van het voorgaande jaar moest de verzekerde deze wijziging vermelden op het wijzigingsformulier en dit terug sturen naar het UWV. Vanaf 1 april 2013 worden uitkeringsgerechtigden WAO-ers geacht uit eigen beweging wijzigingen door te geven. Verbalisant [verbalisant1] zag in het uitkeringsdossier niets waaruit kan blijken dat verdachte op enige wijze aan het UWV heeft doorgegeven dat hij werkzaamheden verrichtte of inkomsten genoot met betrekking tot een hennepkwekerij. Verdachte heeft op 8 mei 2012 tijdens het verhoor bij de politie verklaard dat hij de hennepkwekerij in [plaats2] heeft opgebouwd en dat hij dit zelf heeft gedaan. Tevens heeft hij verklaard dat hij eenmaal heeft geoogst. Bij het oogsten is volgens verdachte niemand betrokken geweest. Het gerechtshof Arnhem heeft in 2008 een arrest gewezen waarin verdachte veroordeeld is voor het opzettelijk telen van een groot aantal hennepplanten in de periode van 1 januari 2006 tot en met 30 augustus 2006 te [plaats1] . Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof op 10 september 2021 verklaard dat hij inkomsten uit de hennepkwekerij in [plaats1] en [plaats2] heeft genoten.

Het hof overweegt als volgt.

Ingevolge artikel 80, eerste lid, van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering dient de uitkeringsgerechtigde, kort gezegd, op zijn verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten of omstandigheden, waarvan het hem redelijkerwijs duidelijk is, dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op of de hoogte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering of het bedrag, dat daarvan wordt uitbetaald.

Verdachte heeft in 2006 en 2012 inkomsten genoten uit hennepteelt. Hij heeft ter terechtzitting van het hof aangegeven dat hij tweemaal een bericht heeft laten sturen naar het UWV. De eerste keer heeft zijn voormalige raadsman per fax een bericht gestuurd naar het UWV en de tweede keer heeft hij een formulier ingevuld bij de politie. Hij was in de veronderstelling dat dit formulier naar het UWV gestuurd zou worden. In beide meldingen zou verdachte aangegeven hebben dat hij verdacht wordt van het hebben van een hennepkwekerij. Het hof is van oordeel dat uit de stukken in het dossier niet is gebleken dat dit faxbericht en het formulier bij het UWV zijn aangekomen. Verbalisant [verbalisant1] geeft aan dat hij in het uitkeringsdossier niets zag waaruit kan blijken dat verdachte op enige wijze aan het UWV heeft doorgegeven dat hij werkzaamheden verrichtte of inkomsten genoot met betrekking tot een hennepkwekerij. Het hof is derhalve van oordeel dat de verklaring van verdachte geen steun vindt in het dossier. Ook in het geval het hof ervan uit zou gaan dat het faxbericht en het formulier met de gestelde inhoud zouden zijn verstuurd, dan nog heeft verdachte met de enkele mededeling dat hij verdacht wordt van hennepteelt niet aan zijn inlichtingenplicht voldaan. Verdachte had uit eigen beweging alle benodigde gegevens over zijn feitelijk genoten inkomsten aan het UWV moeten verstrekken en niet moeten wachten tot het UWV bij hem zou aankloppen. Verdachte wist dit en dat maakt hem opzettelijk nalatig ten aanzien van de inlichtingenplicht.

Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat verdachte opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken die van belang waren voor de vaststelling van het recht van verdachte op een uitkering krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering dan wel op de hoogte of de duur daarvan.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

op meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2006 tot en met 5 augustus 2016 in Nederland, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf, terwijl hij, verdachte, wist dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten een uitkering krachtens de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk geen opgave gedaan van en verzwegen dat hij, verdachte, werkzaamheden verrichtte in hennepkwekerijen en inkomsten had en/of tegoed had (uit de opbrengsten van die hennepkwekerijen).

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, en terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn of eens anders recht op die verstrekking of tegemoetkoming,

meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaren.

De raadsman heeft, gelet op de ouderdom van het feit en de fysieke beperkingen van verdachte, verzocht de verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen.

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan uitkeringsfraude, door opzettelijk geen melding te maken van inkomsten uit hennepteelt. Door aldus te handelen heeft verdachte misbruik gemaakt van het sociale stelsel zoals dat in Nederland bestaat. Een uitkering is bedoeld om de mensen, die om wat voor reden dan ook niet in hun eigen inkomen kunnen voorzien, te verzekeren van een aanvaardbaar inkomen. Misbruik van sociale voorzieningen doet afbreuk aan de solidariteit en ondermijnt het sociale stelsel. Hiervan worden uiteindelijk de mensen die op dit stelsel zijn aangewezen de dupe. Het hof neemt verdachte dat kwalijk.

Met betrekking tot de aard en de ernst van het bewezen verklaarde delict heeft het hof voorts acht geslagen op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Het over de ten laste gelegde periode becijferde benadelingsbedrag rechtvaardigt in beginsel oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige omvang.

Het hof heeft bij de strafoplegging ook gelet op de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel Justitiële Documentatie van 24 augustus 2021, waaruit blijkt dat verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, maar niet wegens soortgelijke feiten. De laatste veroordeling dateert uit 2009 in Duitsland. In zoverre zijn geen justitiële antecedenten aanwezig die van substantieel belang kunnen zijn bij de strafoplegging.

Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof voorts acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is gebleken. Hieruit volgt dat verdachte een beperkt inkomen heeft en dat hij fysieke beperkingen heeft waardoor hij een beperkt aantal uren kan werken.

Het hof zal bij het opleggen van de straf rekening houden met de ouderdom van het feit en dat de berechting van dit feit lang op zich heeft laten wachten zonder dat daarvoor een duidelijke verklaring is aan te wijzen.

Het hof acht, gelet op het voorgaande in onderling verband en samenhang bezien en uit oogpunt van normhandhaving en speciale preventie, passend en geboden een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van één jaar.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 227b van het Wetboek van Strafrecht .

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.

Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 1 (één) jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Aldus gewezen door

mr. M.B. de Wit, voorzitter,

mr. O. Anjewierden en mr. G.A. Versteeg, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. A. Abdulkarim, griffier,

en op 24 september 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of

ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij

het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 14 september 2017, genummerd 1930993, opgemaakt door verbalisant [verbalisant1] , themaonderzoeker in dienst van het UWV en tevens buitengewoon opsporingsambtenaar, doorgenummerd 1 tot en met 249.

Pagina 3.

Pagina 4.

Pagina 5.

Pagina 206.

Een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef onder 1 van het Wetboek van Strafvordering , te weten een arrest van de meervoudige kamer in het Gerechtshof Arnhem van 26 september 2008 (parketnummer 21-000477-07), pagina 2.

Het proces-verbaal van de zitting van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, d.d. 10 september 2021.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature