Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Woningoverval, waarbij een bejaarde vrouw in haar woning is overvallen door personen die zich als pakketbezorger hadden gekleed. Het hof verwerpt het verweer van de verdediging dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging van verdachte. Niet gebleken is dat het openbaar ministerie de rechter en de verdediging onjuist heeft geïnformeerd om onwettige toezeggingen aan en/of afspraken met een medeverdachte/getuige te verhullen. Het hof is van oordeel dat de verklaringen van de genoemde getuige betrouwbaar zijn en voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Het hof acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de genoemde woningoverval. Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit. Het hof veroordeelt verdachte voor beide feiten samen tot een gevangenisstraf op van 4,5 jaar.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-006632-18

Uitspraak d.d.: 12 mei 2021

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 23 november 2018 met parketnummer 16-705065-18 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,

thans uit anderen hoofde gedetineerd in de P.I. [locatie 1] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Het onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 17 juni 2019 en 28 april 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar en 6 maanden, met aftrek van voorarrest. Ten aanzien van het beslag heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof zal beslissen conform het vonnis van de rechtbank. Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte wordt opgeheven. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Voorts heeft het hof kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.H. Aalmoes, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren en 6 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de rechtbank bepaald dat het in beslag genomen vuurwapen en de munitie worden onttrokken aan het verkeer en de teruggave gelast aan verdachte van de overige in beslag genomen voorwerpen, met uitzondering van de XTC-pillen.

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het op onderdelen tot andere beslissingen komt dan de rechtbank en zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

1.hij op of omstreeks 08 december 2016 te [plaats 1] , althans in het arrondissement [arrondissement] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een groot geldbedrag (van circa 600.000 euro) en/of een (mobiele) telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] en/of [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat

hij en/of zijn mededader(s) vermomd (in [bedrijf 1] / [bedrijf 2] kleding) naar de woning van die [slachtoffer] is/zijn gegaan en/of

die [slachtoffer] de woning in heeft/hebben geduwd/gesleept en/of

die [slachtoffer] op heeft/hebben opgetild en/of (vervolgens) op de grond heeft/hebben gegooid en/of naar/op de grond geduwd/gewerkt/gebracht en/of

die [slachtoffer] heeft/hebben gekneveld door de polsen (althans armen) en/of enkels (althans benen) en/of mond van die [slachtoffer] (vast) te tapen/binden en/of

(vervolgens) dat geld en/of die telefoon heeft/hebben weggenomen en/of

die [slachtoffer] gekneveld heeft/hebben achtergelaten;

en/of

hij op of omstreeks 08 december 2016 te [plaats 1] , althans in het arrondissement [arrondissement] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot de afgifte van een groot geldbedrag (van circa 600.000 euro) en/of een (mobiele) telefoon, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] en/of die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat

hij en/of zijn mededader(s) vermomd (in [bedrijf 1] / [bedrijf 2] kleding) naar de woning van die [slachtoffer] is/zijn gegaan en/of

die [slachtoffer] de woning in heeft/hebben geduwd/gesleept en/of

die [slachtoffer] op heeft/hebben opgetild en/of (vervolgens) op de grond heeft/hebben gegooid en/of naar/op de grond geduwd/gewerkt/gebracht en/of

die [slachtoffer] heeft/hebben gekneveld door de polsen (althans armen) en/of enkels (althans benen) en/of mond van die [slachtoffer] (vast) te tapen/binden en/of

(vervolgens) dat geld en/of die telefoon heeft/hebben weg-/meegenomen en/of

die [slachtoffer] gekneveld heeft/hebben achtergelaten;2.hij op of omstreeks 15 januari 2018 te [plaats 2] , althans in Nederland, een of meer vuurwapens van categorie III, te weten een pistool (merk/model Star 30 MI, kaliber 9mm), en/of (bijbehorende) munitie van categorie III, te weten 15 scherpe patronen (merk S&B, kaliber 9x19mm), voorhanden heeft gehad.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

Het standpunt van de verdediging

Door de verdediging is primair betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging omdat, aldus de verdediging:

het openbaar ministerie de rechtbank en de verdediging op essentiële punten onjuist heeft geïnformeerd om, doelbewust en met veronachtzaming van belangen van de verdachte en de verdediging, onwettige toezeggingen aan en/of afspraken met getuige [getuige 1] , dat zij niet vervolgd zou worden, te verhullen;

de officier van justitie welbewust niet heeft voldaan aan de wettelijke voorschriften rondom de kroongetuigenregeling;

het openbaar ministerie en de politie de verbaliseringsplicht neergelegd in artikel 152 Sv hebben geschonden;

het openbaar ministerie en de politie onvoldoende transparantie hebben betracht bij het verbaliseren.

De hiervoor genoemde punten leveren volgens de verdediging zowel afzonderlijk, als in onderlinge samenhang bezien, een ernstige schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde op, waarbij doelbewust dan wel met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte tekort is gedaan aan zijn recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak.

Subsidiair heeft de verdediging betoogd dat diezelfde argumenten op grond van artikel 359a lid 3 Sv moeten leiden tot bewijsuitsluiting, althans tot strafvermindering.

Het standpunt van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is van vormfouten in de zin van artikel 359a Sv. Voor zover wel sprake is van vormfouten kan verdachte daar geen beroep op doen, omdat deze eventuele fouten niet in de eigen strafzaak zijn gemaakt. Ten aanzien van het beroep op de Zwolsman- en Karman-jurisprudentie heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat deze verweren feitelijke grondslag missen.

Het oordeel van het hof

Het hof stelt met betrekking tot de feitelijke gang van zaken op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting het volgende vast.

Naar aanleiding van de gewelddadige dood van [naam 2] en het aantreffen van haar stoffelijk overschot op 30 april 2017 is een opsporingsonderzoek gestart. Kort nadat dit onderzoek was gestart bleek uit meerdere door het Team Criminele Inlichtingen verstrekte processen-verbaal dat het leven van verdachte, medeverdachte [medeverdachte] (hierna: medeverdachte) en medeverdachte [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) mogelijk in gevaar was. Deze dreiging zou mogelijk verband houden met een woningoverval enige maanden eerder op de moeder van [naam 1] , [slachtoffer] . Genoemde [naam 1] zou blijkens de verkregen informatie wraak willen nemen op de daders van de overval op zijn moeder.

Voor het onderzoeksteam vormde dit aanleiding om op 5 mei 2017 medeverdachte en op 11 mei 2017 verdachte en [getuige 1] op de hoogte te brengen van deze dreiging. Verdachte en medeverdachte gaven beiden aan geen idee te hebben waar de dreiging vandaan kwam. [getuige 1] daarentegen was bereid een verklaring af te leggen als zij de garantie kreeg dat zij diezelfde avond weer naar huis kon. Door verbalisanten is na overleg met de teamleiding tegen [getuige 1] gezegd dat de verklaring die zij zou gaan afleggen niet strafrechtelijk belastend voor haar zou zijn. Deze toezegging is bij haar verhoor op 12 mei 2017 herhaald en op 15 januari 2018 is door verbalisant [verbalisant] daaraan toegevoegd dat [getuige 1] niet vervolgd zou worden voor de overval.

Gelet op de concrete doodsdreigingen die op dat moment bestonden en het grote strafvorderlijk belang dat bestond om zicht te krijgen op de dader(s) van de gewelddadige dood van [naam 2] , acht het hof het niet onbegrijpelijk dat aan [getuige 1] op 11 mei 2017 is medegedeeld dat zij zichzelf door te verklaren niet kon belasten. Naar het oordeel van het hof is echter geen sprake van een door de officier van justitie gemaakte afspraak of toezegging in de zin van artikel 226g Sv , onder meer gelet op het feit dat er geen afspraken zijn gemaakt over strafvermindering met toepassing van artikel 44a van het Wetboek van Strafrecht.

Overigens heeft het openbaar ministerie [getuige 1] ook vervolgd. De rechtbank Midden-Nederland (ECLI:NL:RBMNE:2020:4259) heeft het openbaar ministerie echter niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van [getuige 1] , vanwege de door verbalisant [verbalisant] op een later moment gedane verdergaande toezegging. Die toezegging kan weliswaar aan het openbaar ministerie worden toegerekend, echter noch uit die uitspraak, noch uit het dossier, kan naar het oordeel van het hof worden afgeleid dat door het openbaar ministerie zelf of functionarissen die daarvan deel uitmaken, uitlatingen zijn gedaan waaraan [getuige 1] de verwachting mocht ontlenen dat zij niet zou worden vervolgd.

Het hof is daarnaast van oordeel dat niet is gebleken dat het openbaar ministerie de rechter of de verdediging op essentiële punten onjuist heeft geïnformeerd. In de door de politie opgemaakte processen-verbaal van de contacten met [getuige 1] is van meet af aan tot uitdrukking gebracht wat de inhoud was van die contacten, welke belangen er speelden en welke afwegingen daarin zijn gemaakt. Bovendien zijn deze gesprekken met [getuige 1] nadat overleg met de officier van justitie had plaatsgevonden ook auditief vastgelegd, hetgeen controle op de inhoud daarvan ook achteraf mogelijk heeft gemaakt. De officier van justitie heeft, nadat daartoe aanleiding bestond, deze geluidsopnames woordelijk laten uitwerken in processen-verbaal, zodat genoemde controle ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden.

Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat het door de verdediging gevoerde verweer dat sprake is van ernstige schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde, waarbij doelbewust dan wel met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte tekort is gedaan aan zijn recht op een eerlijk behandeling van zijn zaak, in al zijn onderdelen feitelijke grondslag mist. Dat geldt eveneens voor zover de verdediging heeft betoogd dat sprake is van vormverzuimen in de zin van artikel 359a lid 3 Sv. Er is naar het oordeel van het hof, zoals vorenstaand is overwogen, niet gebleken van onherstelbare vormverzuimen in het voorbereidend onderzoek.

Het verweer dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging wordt dan ook verworpen. Ook het subsidiair gevoerde verweer strekkende tot bewijsuitsluiting, althans tot strafvermindering wordt gelet op het voorgaande verworpen.

De beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 tenlastegelegde diefstal met geweld door twee of meer verenigde personen. Hij baseert zich daarbij op de verklaringen van getuige [getuige 1] , de historische telefoongegevens, een chatgesprek met [getuige 2] , de opgenomen gesprekken tussen [naam 2] en [getuige 1] , alsmede de financiële gegevens en het gedrag van verdachte na de overval. Volgens de advocaat-generaal zijn de verklaringen van getuige [getuige 1] betrouwbaar, zeker omdat zij zichzelf daarin ook belast. Verder zijn haar verklaringen op hoofdlijnen consistent, komen zij onderling met elkaar overeen en worden zij ondersteund door andere bewijsmiddelen. Ook het onder 2 tenlastegelegde kan volgens de advocaat-generaal worden bewezen.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging stelt zich met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde primair op het standpunt dat niet kan worden bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij de tenlastegelegde overval. De verklaringen van getuige [getuige 1] zijn onbetrouwbaar en kunnen daarom niet voor het bewijs worden gebruikt. Op meerdere punten heeft zij namelijk tegenstrijdige en leugenachtige verklaringen afgelegd. Ook uit verklaringen van andere getuigen en uit de opgenomen telefoongesprekken blijkt dat [getuige 1] onbetrouwbaar is. Bovendien heeft zij er belang bij om haar eigen rol zo klein mogelijk te maken en de schuld in de schoenen van anderen te schuiven. Omdat er verder geen andere bewijsmiddelen zijn waaruit de betrokkenheid van verdachte blijkt, moet verdachte van het onder 1 ten laste gelegde geheel worden vrijgesproken.

Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat niet kan worden bewezen dat er ‘een groot geldbedrag’ is weggenomen. Uit de verklaring van [naam 1] , die in de ontnemingsprocedure in eerste aanleg als getuige is gehoord, blijkt namelijk dat er helemaal geen groot geldbedrag in de woning van zijn moeder lag. [naam 1] was in de periode van 2014 tot 2018 gedetineerd en kan daar dus zelf geen geld hebben gelegd. Ook heeft hij verklaard daartoe niemand opdracht te hebben gegeven. Aldus dient verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.

Het oordeel van het hof

Met betrekking tot het onder 1 tenlastegelegde

Het hof gaat op grond van de in de voetnoten vermelde wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.

De verklaring van getuige [getuige 1]

Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij aanwezig was bij de overval in de woning van [slachtoffer] op 8 december 2016. Die ochtend is zij met [medeverdachte] (het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ) en [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte [verdachte] ) in een grijs busje naar de genoemde woning (het hof begrijpt: de woning van [slachtoffer] ) gereden. Op dat moment wist [getuige 1] nog niet wie daar woonde. [medeverdachte] bestuurde de bus, [getuige 1] zat naast de bestuurder en [verdachte] zat achterin. [getuige 1] moest in [bedrijf 1] -kleding bij de woning aanbellen. Toen die mevrouw opendeed werd zowel [getuige 1] als die mevrouw de woning ingeduwd. Vervolgens gingen [medeverdachte] en [verdachte] de woning binnen. [getuige 1] bleef in de hal van de woning staan. Daar heeft zij naar een klok staan kijken. Het was zo’n ouderwetse staande klok, bruin van kleur. Terwijl zij in de hal stond, hoorde zij mevrouw roepen: “Laat me los, laat me los. Ik werk mee”. Ook hoorde zij harde bonkende geluiden. [getuige 1] weet niet hoe lang zij in de hal heeft gestaan. Ze stond daar letterlijk bevroren. Op een gegeven moment zijn ze weer uit de woning weggegaan. In het busje reden ze terug naar de woning van [naam 2] . Onderweg werd [getuige 1] door [medeverdachte] en [verdachte] bedreigd. Als zij zou praten zou ze worden verkracht door tien negers en zou ze worden doodgeschoten. In de woning van [naam 2] werd het geld geteld dat bij de overval was buitgemaakt. Zij, [naam 2] , [medeverdachte] en [verdachte] waren daarbij aanwezig. [naam 2] was niet bij de overval aanwezig geweest, maar wel bij het tellen van het geld. Het ging om veel geld. [getuige 1] heeft daarvan ook een deel gekregen, een bedrag van ongeveer € 10.000,- in briefjes van € 20,-. [naam 2] was de beste vriendin van [getuige 1] en had in die tijd een relatie met [medeverdachte] . Daarvoor had zij een relatie gehad met [naam 1] . Achteraf hoorde [getuige 1] dat de mevrouw die was overvallen de moeder van [naam 1] was. De afspraak dat [getuige 1] mee naar de woning zou gaan was één of twee dagen eerder gemaakt. [naam 2] had dat toen aan haar gevraagd. [getuige 1] wist van te voren dat ze met [medeverdachte] en [verdachte] naar de woning zou gaan. De [bedrijf 1] -kleding die ze tijdens de overval droeg, had [getuige 1] van [medeverdachte] gekregen. Na de overval moest ze die weer bij hem inleveren. Zijzelf droeg een [bedrijf 1] -trui en een [bedrijf 1] -petje. [medeverdachte] droeg tijdens de overval ook een [bedrijf 1] -trui. De personen op de foto’s die de politie haar heeft getoond herkende zij als de door haar genoemde [medeverdachte] en [verdachte] .

De aan [getuige 1] getoonde foto’s

De aan [getuige 1] getoonde foto’s betreffen foto’s uit het politiesysteem van [medeverdachte] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en [verdachte] (het hof begrijpt: [verdachte] ) [verdachte] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .

De verklaring van [slachtoffer]

(geboren op [geboortedatum] en wonende te [plaats 1] ) heeft verklaard dat zij op 8 december 2016 in haar woning was en door haar keukenraam een iemand van de post zag staan. Toen zij open deed werd zij gelijk vastgepakt. Volgens haar stonden er twee personen voor haar deur. Dader 1 was een man met een flink postuur en bruine ogen. Dader 2, ze weet niet of dit een man of een vrouw was, had ook een soort postjas aan en had een postpakketje vast. Dader 1 pakte haar bij de voordeur vast. Hij omklemde haar met zijn armen en tilde haar op. Vervolgens nam hij haar mee naar de woonkamer. Daarna werd ze vastgemaakt met plakband. Er werd plakband over haar mond geplakt en haar handen werden aan elkaar vastgemaakt. Het was zwart of grijs plakband, van dat brede. Haar enkels werden ook bij elkaar geplakt. De overvallers hebben haar telefoon weggenomen. Toen ze weg waren heeft [slachtoffer] zichzelf los gemaakt. Daarna kwam haar hulp.

De verklaring van getuige [getuige 3]

Getuige [getuige 3] , de huishoudster van [slachtoffer] , heeft verklaard dat toen zij die ochtend bij de woning van [slachtoffer] aankwam, [slachtoffer] tegen haar zei dat ze was overvallen. Ze vertelde dat ze met een pakketje voor de deur stonden. [slachtoffer] was wat blauwig in haar gezicht en bij haar polsen. Ze was ook helemaal van streek. Ze vertelde dat ze haar polsen hadden vastgebonden met duct tape. Dat had ze er zelf al afgehaald. Haar polsen waren nog blauw. In haar gezicht was ze wat rood en bij haar mond was ook iets te zien. De duct tape lag volgens getuige [getuige 3] nog op het aanrecht. [slachtoffer] vertelde haar dat er twee mensen voor de deur stonden. Volgens haar ging het om een vrouw en een donkere man. Die hadden een pakketje vast. Daarom dacht ze dat het post was. Toen is ze naar de deur gegaan. Toen ze de deur open deed zag ze eerst de vrouw en gelijk daarna kwam de man in beeld. Het was een gezette man. De man drukte haar direct weer naar binnen tegen de grond in de woonkamer en ging toen op haar zitten. Hij drukte haar hoofd tegen de vloer met het gezicht naar beneden. Hij schreeuwde tegen haar dat ze haar bek moest dichthouden. Ze heeft die man ook in het Papiaments tegen iemand anders horen praten. De man hield haar hoofd vast. [slachtoffer] heeft het ook nog over een derde persoon gehad. Toen ze op de grond lag was ze heel angstig en bang. Daarna is [slachtoffer] met de ambulance naar het ziekenhuis gegaan. Ze heeft toen ook een tijdje in het ziekenhuis gelegen. Tijdens de overval is de telefoon van [slachtoffer] weggenomen.

De verklaring van getuige [getuige 4]

Getuige [getuige 4] , die bij [slachtoffer] in de straat woont, heeft verklaard dat zij op een donderdagochtend in december 2016 vanuit haar keukenraam een busje voor de woning van [slachtoffer] zag staan en iemand in een [bedrijf 1] -jasje tussen het busje en de woning van [slachtoffer] zag lopen. Later heeft [slachtoffer] haar verteld dat er een vrouwspersoon voor de deur had gestaan met een pakje en dat zij hiervoor de deur had geopend. Achter de vrouwspersoon kwam meteen een manspersoon aangelopen. Dit betrof een negroïde man. De man had haar naar binnen geduwd. [slachtoffer] zou naar eigen zeggen vastgebonden zijn geweest. Ze hadden haar handen en benen getapet. Ook hadden ze haar mond afgeplakt.

Ritformulier ambulance

Op een ritformulier van de ambulance van GGD [locatie 2] staat dat er op 8 december 2016 een ambulance is geweest bij [slachtoffer] , dat er een overval heeft plaatsgevonden en dat mevrouw gekneveld is geweest en bont en blauw is. Verder is op dit formulier vermeld dat mevrouw was overvallen door een vrouw en twee mannen, dat zij door een man is opgetild en op de grond is gegooid en dat er plakband over het gezicht en om de polsen en enkels was aangebracht.

[bedrijf 1] -kleding

In de woning waar [naam 2] woonde is na haar dood door haar broer een doos aangetroffen met daarin onder meer bedrijfskleding van [bedrijf 1] . Deze kleding is door de politie in beslag genomen. Daarbij bevonden zich onder meer twee vesten van [bedrijf 1] , een pet van [bedrijf 1] en tuinhandschoenen. Deze kledingstukken zijn door het Nederlands Forensisch Instituut onderzocht op de aanwezigheid van celmateriaal. In het celmateriaal dat is aangetroffen op de binnenrand van de pet en op de rechtermanchet van het ene vest is telkens een DNA-profiel aangetroffen waarvan het DNA afkomstig kan zijn van [getuige 1] met een matchkans van kleiner dan 1 op 1 miljard. In het celmateriaal dat is aangetroffen op de kraag en de rechtermanchet van het andere vest, de binnenzijde van de linkerhandschoen en de binnenzijde van de rechterhandschoen is telkens een DNA-profiel aangetroffen waarvan het DNA afkomstig kan zijn van [medeverdachte] met een matchkans van kleiner dan 1 op 1 miljard.

De verklaring van getuige [getuige 5]

Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat [getuige 1] (het hof begrijpt: [getuige 1] ) en [naam 2] (het hof begrijpt: [naam 2] ) haar een paar dagen na 8 december (het hof begrijpt: 8 december 2016) hebben verteld dat ze hadden aangebeld bij de oma van [naam 1] . Ook [verdachte] (het hof begrijpt: verdachte [verdachte] ) en [medeverdachte] (het hof begrijpt: medeverdachte [medeverdachte] ) waren daarbij. [naam 2] en [getuige 1] hebben allebei tegen getuige [getuige 5] gezegd dat zij hierover niks mocht zeggen. [naam 2] zei haar dat als zij daarover iets zou vertellen het haar de kop kon kosten. [naam 2] en [getuige 1] vertelden haar dat ze van [verdachte] en [medeverdachte] moesten aanbellen bij het huis van de oma van [naam 1] en dat ze daar geld zouden krijgen. De briefjes van € 20,- die daar waren buitgemaakt waren naar [getuige 1] gegaan en [naam 2] had de briefjes van € 50,- gekregen. De avond voor 8 december werd [getuige 1] gebeld door [naam 2] . Tijdens dat telefoongesprek vertelde [naam 2] aan [getuige 1] hoeveel geld ze ermee konden krijgen. [getuige 1] moest er lang over nadenken en zei toen dat ze het ging doen.

Overwegingen met betrekking tot het bewijs

De betrouwbaarheid van de verklaring van getuige [getuige 1]

Anders dan de verdediging acht het hof de verklaringen van getuige [getuige 1] betrouwbaar. Zij heeft tijdens verschillende verhoren uitgebreid en gedetailleerd over de woningoverval verklaard. Het hof stelt vast dat haar verklaringen daarover consistent zijn en op zowel hoofdlijnen als op detailniveau onderling met elkaar overeenkomen. Bovendien worden haar verklaringen ondersteund door documenten in het dossier. Zo heeft [getuige 1] gedetailleerd verklaard over de klok die in de hal van de woning van [slachtoffer] stond, terwijl de politie daar precies zo’n klok heeft aangetroffen. De verklaring van [getuige 1] dat zij met [medeverdachte] ( [medeverdachte] ) en [verdachte] ( [verdachte] ) naar de woning is gegaan wordt ondersteund door het ritformulier van de ambulance waarop is vermeld dat de overval was gepleegd door een vrouw en twee mannen. Verder wordt de verklaring van [getuige 1] dat zij en [medeverdachte] [bedrijf 1] -kleding droegen ondersteund door de verklaring van [slachtoffer] dat er twee mensen in een postjas voor haar deur stonden, de verklaring van getuige [getuige 4] dat zij iemand in een [bedrijf 1] -jas bij de woning heeft gezien en de omstandigheid dat op de aangetroffen [bedrijf 1] -kleding DNA-materiaal van zowel [getuige 1] als medeverdachte [medeverdachte] is aangetroffen. Precies op de kledingstukken waarover [getuige 1] heeft verklaard, namelijk een door haar gedragen [bedrijf 1] -trui en [bedrijf 1] -petje en een door [medeverdachte] gedragen [bedrijf 1] -trui, is DNA-materiaal van de desbetreffende persoon aangetroffen. Tot slot wordt de verklaring van [getuige 1] ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 5] , namelijk dat zij één of twee dagen van tevoren door [naam 2] was gevraagd om mee naar de woning te gaan, dat zij met [medeverdachte] en [verdachte] naar de woning is gegaan, dat zij daarna is bedreigd om haar mond te houden en dat zij een deel van de buit in briefjes van € 20,- heeft gekregen. De omstandigheid dat [getuige 1] over bepaalde onderwerpen tegenstrijdig heeft verklaard en door andere getuigen als onbetrouwbaar is omschreven, zoals door de verdediging naar voren is gebracht, maakt - wat daar verder ook van zij - niet dat haar verklaringen met betrekking tot de overval onbetrouwbaar zijn. Aldus is het hof van oordeel dat de verklaring van [getuige 1] voor het bewijs kan worden gebruikt.

De betrokkenheid van verdachte bij de tezamen en in vereniging gepleegde overval

Gelet op het voorgaande, alsmede de inhoud van de overige hiervoor genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte zich samen met de medeverdachte en [getuige 1] schuldig heeft gemaakt aan het plegen van de tenlastegelegde woningoverval, dat daarbij geweld is gebruikt tegen [slachtoffer] en dat daarbij een telefoon en een geldbedrag is buitgemaakt. Uit de bewijsmiddelen leidt het hof af dat verdachte, de medeverdachte en [getuige 1] bij de voorbereiding en de uitvoering van de overval bewust en nauw hebben samengewerkt. Bovendien hebben genoemden gedeeld in de buit.

De hoogte van het buitgemaakte geldbedrag

Welk geldbedrag precies is buitgemaakt kan naar het oordeel van het hof niet worden vastgesteld. Anders dat de verdediging is het hof echter wel van oordeel dat kan worden bewezen dat het om een groot geldbedrag gaat. Uit de verklaring van getuige [getuige 1] blijkt immers dat het om veel geld ging. Het hof gaat voorbij aan de stelling van de verdediging dat uit de verklaring van [naam 1] blijkt dat in de woning van zijn moeder geen groot geldbedrag lag. Nog daargelaten de vraag of die verklaring als betrouwbaar kan worden aangemerkt, heeft [naam 1] op de vraag of hij weleens geld in de woning van zijn moeder heeft achtergelaten niet ontkennend geantwoord, maar zich op zijn verschoningsrecht beroepen. De omstandigheid dat hij ten tijde van de overval was gedetineerd maakt bovendien niet dat hij zelf geen geld in de woning kan hebben neergelegd. Dat kan hij immers voorafgaand aan zijn detentie of tijdens eventuele verloven hebben gedaan.

Diefstal met geweld of afpersing?

Anders dan de rechtbank acht het hof niet bewezen dat verdachte, de medeverdachte en [getuige 1] voornoemde [slachtoffer] hebben gedwongen tot afgifte van haar telefoon en het geldbedrag, maar dat zij deze hebben weggenomen. Uit de bewijsmiddelen blijkt namelijk dat de polsen en de enkels van [slachtoffer] met tape aan elkaar waren vastgebonden. Hierdoor zal zij niet in staat zijn geweest om de telefoon en het geld af te geven en moet dus sprake zijn geweest van een wegnemingshandeling. Aldus acht het hof diefstal met geweld door twee of meer verenigde personen bewezen en zal verdachte worden vrijgesproken van de tenlastegelegde afpersing.

Met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde

Het hof gaat op grond van de in de voetnoten vermelde wettige bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandigheden.

Aantreffen vuurwapen

Op 15 januari 2018 is verdachte in zijn woning te [plaats 2] aangehouden en daarbij in bed aangetroffen. Op het bed werd ter hoogte van het hoofdeinde een op een vuurwapen gelijkend voorwerp aangetroffen, voorzien van een patroonhouder.

Onderzoek wapen en munitie

Uit onderzoek blijkt dat het aangetroffen voorwerp een vuurwapen, pistool, merk Star, model 30 MI, kaliber 9mm betreft, zijnde een vuurwapen van categorie III sub 1 van de Wet wapens en munitie. In het patroonmagazijn van dit vuurwapen zaten 15 scherpe patronen van categorie III, kaliber 9x19mm, merk S&B.

Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde kan worden bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.

hij op 8 december 2016 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een groot geldbedrag en een mobiele telefoon, toebehorende aan [naam 1] en/of [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] ), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat

hij en zijn mededaders die [slachtoffer] de woning in hebben geduwd en

die [slachtoffer] op hebben opgetild en vervolgens op de grond hebben gegooid en

die [slachtoffer] hebben gekneveld door de polsen, enkels en mond van die [slachtoffer] (vast) te tapen;

2.hij op 15 januari 2018 te [plaats 2] een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool (merk/model Star 30 MI, kaliber 9mm) en bijbehorende munitie van categorie III, te weten 15 scherpe patronen (merk S&B, kaliber 9x19mm), voorhanden heeft gehad.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III

en

handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie .

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Het hof heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft zich samen met de medeverdachten schuldig gemaakt aan een zeer laffe woningoverval, waarbij zij een bejaarde vrouw in haar woning hebben overvallen. Zij zijn hierbij heel geraffineerd te werk gegaan. Gedeeltelijk in [bedrijf 1] -kleding gehuld zijn zij naar de woning van de vrouw gegaan. Toen zij de deur opendeed, duwden ze haar de woning in, namen haar mee naar de woonkamer en gooiden haar daar op de grond. Vervolgens plakten ze haar mond af met tape en bonden ze haar polsen en enkels aan elkaar vast. Dit moet enorm beangstigend voor haar zijn geweest. De ervaring leert dat slachtoffers van woningovervallen in het algemeen nog geruime tijd de psychische gevolgen daarvan ondervinden. Bij de overval is een groot geldbedrag en een telefoon buitgemaakt.

Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en bijbehorende munitie. Het ongecontroleerd bezit van vuurwapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee en veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.

Het hof heeft bij de straftoemeting acht geslagen op de oriëntatiepunten voor de straftoemeting van het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht), waarin voor een overval op een woning, waarbij sprake is van licht geweld of bedreiging met geweld, als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar wordt gehanteerd en voor een overval op een woning, waarbij sprake is van ander geweld een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar. Voor het voorhanden hebben van een pistool wordt als uitgangspunt een gevangenisstraf van 3 maanden gehanteerd.

Anders dan de verdediging heeft aangevoerd is het hof van oordeel dat bij de onderhavige woningoverval meer dan licht geweld is toegepast. Het slachtoffer is op de grond gegooid, haar mond is met tape afgeplakt en haar polsen en enkels zijn aan elkaar vastgebonden. Dit kan niet als licht geweld worden aangemerkt. Uit het ritformulier van de ambulance blijkt bovendien dat het slachtoffer bont en blauw was. Het hof zal dus aansluiting zoeken bij het oriëntatiepunt voor een overval op een woning, waarbij sprake is van ander geweld.

Verder houdt het hof rekening met de hoge leeftijd van het slachtoffer, de omstandigheid dat verdachte en de medeverdachten zeer planmatig te werk zijn gegaan, zij het slachtoffer doelbewust hebben uitgekozen en zij [getuige 1] gekleed als pakketbezorger mee naar de woning hebben genomen, teneinde het vertrouwen van het slachtoffer te wekken en haar aldus de deur te laten openen.

Ook houdt het hof rekening met het feit dat verdachte blijkens het hem betreffende uittreksel justitiële documentatie van 31 maart 2021 eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten.

Alles afwegende acht het hof voor beide feiten tezamen een gevangenisstraf van 5 jaar in beginsel passend en geboden.

Het hof stelt echter vast dat de behandeling van deze zaak in hoger beroep niet heeft plaatsgevonden binnen de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), nu niet binnen 16 maanden na het instellen van het hoger beroep arrest is gewezen. Verdachte heeft op 30 november 2018 hoger beroep ingesteld. Dit arrest wordt gewezen op 12 mei 2021. Aldus is in hoger beroep de redelijke termijn overschreden met ruim een jaar. Deze overschrijding is met name te wijten aan het feit dat het lang heeft geduurd voordat getuige [getuige 1] kon worden gehoord. Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat deze overschrijding niet volledig voor rekening van de verdediging komt. Gelet hierop zal het hof de op te leggen straf verminderen met 6 maanden. Aldus zal het hof verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 4 jaar en 6 maanden, met aftrek van voorarrest.

Gelet op de op te leggen straf zal het hof het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte opheffen. Dit brengt mee dat de vordering van de advocaat-generaal tot opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte wordt afgewezen.

Beslag

Onttrekking aan het verkeer van het vuurwapen en de munitie

Het hof zal bepalen dat het in beslag genomen vuurwapen en de munitie zullen worden onttrokken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en met het algemeen belang. Met betrekking tot deze voorwerpen is het onder 2 bewezenverklaarde feit begaan.

Teruggave aan verdachte

Het hof zal de teruggave gelasten aan verdachte van de Rolex horloges en de overige onder verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen, met uitzondering van de XTC-pillen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 57, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie .

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren en 6 (zes) maanden.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de volgende in beslag genomen voorwerpen:

een vuurwapen en munitie.

Gelast de teruggave aan verdachte van de volgende in beslag genomen voorwerpen:

- Rolex horloges;

- de overige onder verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen, met uitzondering van de XTC-pillen.

Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.

Aldus gewezen door

mr. L.T. Wemes, voorzitter,

mr. H.J. Deuring en mr. M.C. van Linde, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. K.R. Starreveld, griffier,

en op 12 mei 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om (kopieën conform de originele) processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.

De verklaring van getuige [getuige 1] , afgelegd ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 april 2021, zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting.

Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 mei 2017 (pag. 138).

Een proces-verbaal van verhoor aangeefster/getuige d.d. 16 januari 2018, inhoudende de verklaring van [slachtoffer] (pag. 76 e.v.).

Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 22 mei 2017, inhoudende de verklaring van [getuige 3] (pag. 96 e.v.).

Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 mei 2017 (pag. 100).

Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 mei 2017 (pag. 94 e.v.).

Een geschrift, te weten een ritformulier van GGD [locatie 2] betreffende patiënt [slachtoffer] (pag. 259).

Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 januari 2018 (pag. 153 e.v.).

Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 januari 2018 (pag. 514 e.v.)

Een proces-verbaal van kleding fotografie d.d. 1 februari 2018 (pag. 1773 e.v.).

Een geschrift, te weten een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 26 maart 2018, opgemaakt door dr. P.A. Maaskant - van Wijk, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA (pag. 518 e.v.).

Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 28 maart 2018, inhoudende de verklaring van [getuige 5] (pag. 228 e.v.).

Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 januari 2018 (pag. 695 e.v.)

Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 januari 2018 (pag. 700 e.v.)


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature