Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Hoger beroep; overeenkomst van geldlening; uitleg over hoedanigheid van geldlener voor de mede- ondertekenaar.

Uitspraak



GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.275.865

(zaaknummer rechtbank Midden Nederland, locatie Utrecht NL19.4443)

arrest van 4 mei 2021

in de zaak van

[appellante] ,

wonende te [A] ,

appellante,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna: [appellante] ,

advocaat: mr. J. Dongelmans,

tegen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

MMA Investments B.V.,

gevestigd te Houten,

geïntimeerde,

in eerste aanleg: eiseres,

hierna: MMA,

advocaat: mr. I.H.F. van den Hoogen.

1 De procedure in hoger beroep

1.1

Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:

- de dagvaarding in hoger beroep van 20 januari 2020,

- de memorie van grieven (met producties) en

- de memorie van antwoord.

1.2

Vervolgens heeft [appellante] de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

2 De vaststaande feiten

2.1

De hierna volgende feiten staan vast.

2.2

[appellante] was gehuwd met de heer [de man] (hierna: [de man] ). [de man] is enig aandeelhouder en bestuurder van Holding M Plus B.V. (hierna: M Plus). M Plus was (indirect) aandeelhouder en bestuurder van de inmiddels gefailleerde MBV Installaties BV (hierna: MBV Installaties).

2.3

Op 5 augustus 2013 is een overeenkomst van geldlening getekend met vermelding van [de man] als leningnemer en MMA als leningverstrekker. De overeenkomst van geldlening is door MMA opgesteld en daarin is onder meer het volgende opgenomen:

“PARTIJEN:

1. [de man] , (…) hierna te noemen: leningnemer;

2. MMA Investments B.V. (…) hierna te noemen: leningverstrekker;

Overwegende als volgt:

A. Het bedrijf MBV Installaties BV (opdrachtnemer), waarvan Leningnemer 100% aandeelhouder van is middels zijn Holding M Plus, een opdracht heeft gekregen waarvoor ten behoeve van de uitvoering daarvan waarvan aankopen te dienen worden gedaan en die niet door de opdrachtgever vooruit worden betaald. Leningnemer is niet in staat is het volledige bedrag van de inkoop voor te financieren.

B. De marge op de inkoop en verkoop van de aankopen en op de voor de opdrachtgever te werken uren zijn voor opdrachtnemer zodanig dat deze, middels Leningnemer, een financiering wenst aan te trekken en hierop een meer dan gewone rente wil vergoeden, gezien de te behalen marge. Temeer omdat het regelmatige opdrachtgevers betreft van opdrachtnemer betreft en het belang van het uitvoeren van de opdracht groot is en gegoed van betaling.

C. Leningnemer, als eigenaar en directeur van opdrachtnemer daarom bereid is naast een hogere vergoeding, de activa van de opdrachtnemer en alle daarmee verbonden bedrijven (de groepsmaatschappijen) in onderpand te geven aan Leningverstrekker en als privé persoon borg te staan voor opdrachtnemer indien en voor zover de opbrengst van de activa al dan niet middels een liquidatie verkoop of veiling activa van de groepsmaatschappijen de verstrekte lening niet dekken.

Leningverstrekker heeft liquide middelen ter beschikking waarover een minimale vergoeding wordt verkregen, die leningverstrekker graag beter wil aanwenden en bereid is gegeven hoge rente vergoeding en het aanwezig direct opeisbare onderpand deze liquide middelen te wenden voor de voorfinanciering van de opdracht van opdrachtnemer.

Leningverstrekker wenst de Lening (zoals hierna gedefinieerd) te verstrekken aan Leningnemer gelijk Leningverstrekker de Lening wenst aan te nemen van Leningnemer onder de navolgende voorwaarden;”

2.4

De lening is in artikel 1.1 gedefinieerd als “de door Leningnemer aan Leningverstrekker verschuldigde bedrag van € 68.000,- ”. Daarbij waren onder meer de volgende voorwaarden opgenomen:

“4. VOORWAARDEN EN BEDINGEN TERZAKE DE OPNAME VAN HET TER BESCHIKKING GESTELDE GELD .

A Leningnemer wendt het ter leen ontvangen geld alleen en uitsluitend aan voor de aankoop van de in bijlage I in de offerte genoemde zaken.

B Leningnemer overlegt de facturen van de leveranciers van deze zaken.

C Leningnemer overlegt de opdracht van opdrachtgevers.

5 VOORWAARDEN EN BEDINGEN TERZAKE VAN DE GELDLENING

5.1

Leningnemer zal over het ter leen ontvangen gelden of het restant daarvan, een rente betalen van 2 % (zegge: twee procent) per maand, (…)

5.4

De geldlening of het restant daarvan wordt integraal afgelost op 30 april 2014.

(…)”

2.5

De overeenkomst is getekend namens MMA en door [de man] en [appellante] . Het geleende bedrag is door MMA verstrekt aan M Plus.

2.6

In 2014 is € 3.000,- van de lening afgelost. Op 24 april 2014 is een addendum bij de overeenkomst van geldlening tot stand gekomen met vermelding van [de man] en MMA als partijen en met ondertekening door [de man] en [appellante] . Daarin wordt kort gezegd de voortzetting van de lening van € 65.000,- overeengekomen tot 30 december 2014. Als reden voor de verlenging wordt een nieuwe opdracht van MBV Installaties genoemd. Op 24 maart 2015 wordt een tweede addendum gesloten met vermelding van [de man] en MMA als partijen en met ondertekening door [de man] en [appellante] . Daarbij wordt de lening wederom verlengd en de datum voor integrale aflossing wordt bepaald op 31 december 2015. In de overwegingen bij het tweede addendum staat onder meer vermeld:

“Het bedrijf MBV Installaties (opdrachtnemer), waarvan leningnemer indirect 100% aandeelhouder van is via Holding M Plus is, niet in staat is geweest de opgenomen lening tijdig terug te betalen.”

2.7

In de jaarrekening van 2017 van M Plus staat de lening als een kortlopende schuld opgenomen bij de toelichting op de balans. Daar staat ook het volgende vermeld:

“Verstrekte zekerheden

In 2013 zijn de activa van deze vennootschap en alle groepsmaatschappijen in onderpand gegeven als zekerheid voor een te ontvangen lening, bestemd voor voorfinanciering van een grote opdracht van M.B.V. Installaties B.V. Het bedrag van de lening ad € 68.000,- is door Holding M. Plus BV in 2013 ontvangen. In 2014 is € 3.000,- op deze lening afgelost en is de aflossingstermijn aangepast naar onbepaalde tijd.”

2.8

De contractuele rente is voldaan tot en met 28 februari 2019. Er zijn geen verdere aflossingen verricht. Vanaf maart 2019 is de rente niet meer betaald.

2.9

Tussen [de man] en [appellante] is op 14 december 2018 de echtscheiding uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 2 mei 2019 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. [de man] en [appellante] waren getrouwd in algehele gemeenschap van goederen. De huwelijkse gemeenschap is nog niet verdeeld.

2.10

MMA heeft op 27 maart 2019 conservatoir beslag gelegd op de echtelijke woning van [de man] en [appellante] en op hun spaar- en beleggingspolissen. In het kader van de door [appellante] gewenste verkoop van deze woning is tussen MMA, [de man] en [appellante] een minnelijke regeling bereikt. Die regeling houdt kort gezegd in dat de gelegde beslagen werden opgeheven en de overwaarde van de woning en de waarde van de polissen in depot zijn gegeven bij de notaris. MMA mag zich op dat depot verhalen indien haar vordering op [appellante] in deze procedure wordt toegewezen en in kracht van gewijsde is gegaan.

3 De vordering en beslissing bij de rechtbank

3.1

MMA heeft bij de rechtbank gevorderd [de man] en [appellante] te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 65.000,-, te vermeerderen met contractuele rente van 2% per maand vanaf 1 maart 2019 en tot betaling van beslagkosten, proceskosten en nakosten. MMA legt daaraan ten grondslag dat [de man] en [appellante] geld van haar hebben geleend, waarbij is afgesproken dat dit bedrag op 31 december 2015 volledig zou zijn terugbetaald, wat niet is gebeurd. Daarnaast heeft zij gesteld dat [appellante] op grond van het huwelijksvermogensrecht aansprakelijk is naast [de man] . [appellante] heeft betwist dat zij schuldenaar is en aangevoerd dat MMA de overeenkomst van geldlening niet met [de man] in privé is aangegaan, maar met M Plus. [de man] is niet in de procedure verschenen.

3.2

De rechtbank heeft de vorderingen van MMA toegewezen, met veroordeling van [de man] en [appellante] voor ieder een deel in de beslagkosten en in de proceskosten.

4 De beoordeling van het geschil in hoger beroep

4.1

De eerste twee grieven van [appellante] richten zich tegen het oordeel van de rechtbank dat de lening een schuld van [de man] in privé is, waardoor MMA ook betaling van deze schuld van [appellante] kan vorderen, omdat partijen bij het aangaan van de lening in algehele gemeenschap van goederen waren gehuwd (artikel 1:102 BW). [appellante] voert hiertegen aan dat de lening is aangegaan door M Plus, vertegenwoordigd door [de man] als haar directeur en enig aandeelhouder en niet door [de man] in privé.

[appellante] niet als geldlener partij bij de leningsovereenkomst

4.2

Voordat het hof de grieven van [appellante] behandelt, gaat het in op de stelling van MMA dat [appellante] ook zelf als partij de overeenkomst van geldlening is aangegaan. Volgens MMA is dat een vaststaand feit, omdat [appellante] geen grief heeft gericht tegen de feitenvaststelling van de rechtbank. MMA is van mening dat het hoger beroep van [appellante] daarop strandt. Het hof volgt MMA daar niet in. De rechtbank geeft bij de feiten alleen weer dat [appellante] de overeenkomst heeft getekend. Dat wordt door [appellante] ook niet betwist. [appellante] voert aan dat zij de overeenkomst heeft ondertekend in de veronderstelling dat zij deze bij wijze van toestemming in de zin van artikel 1:88 BW tekende, omdat haar echtgenoot [de man] borg stond voor de aflossing van de lening door M Plus.

4.3

Dat [appellante] de overeenkomst heeft getekend om als leningnemer zelf partij te worden bij de overeenkomst van geldlening volgt niet uit de tekst of uit andere omstandigheden. De overeenkomst en de addenda zijn opgesteld door MMA. Door MMA is niet gesteld dat [appellante] op enig moment betrokken is geweest bij de totstandkoming van, of de afspraken over, de overeenkomst van geldlening. De naam van [appellante] komt nergens in de overeenkomst van geldlening in die hoedanigheid voor. Bij de vermelding van de partijen staat [appellante] niet als ‘leningnemer’ vermeld. In de overwegingen worden alleen de vennootschappen M Plus en MBV Installaties en de rol van [de man] als (indirect) aandeelhouder en directeur daarvan genoemd. Daar komt bij dat, zoals hiervoor in 2.3 geciteerd, in de overwegingen onder C van de overeenkomst van geldlening staat dat leningnemer als privé persoon borg staat voor opdrachtnemer. Dit sluit aan bij de lezing van [appellante] dat zij de overeenkomst en de addenda heeft getekend vanwege genoemde toestemming en niet als leningnemer. MMA heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit zou volgen dat zij redelijkerwijs mocht aannemen dat [appellante] de overeenkomst van geldlening en addenda tekende om daarmee zelf als leningnemer aan de overeenkomst gebonden te worden, of dat MMA de bedoeling had om het geld ook aan [appellante] te lenen en [appellante] dat redelijkerwijs diende te begrijpen. Het hof is daarom van oordeel dat [appellante] niet als leningnemer partij is bij de overeenkomst van geldlening.

Wie geldt voor [appellante] als geldlener?

4.4

De vraagt ligt dan voor of [de man] de overeenkomst van geldlening in privé is aangegaan, zoals MMA stelt, of in naam van M Plus in zijn hoedanigheid van directeur enig aandeelhouder waarbij [de man] zich in persoon borg stelde, zoals [appellante] aanvoert. Daarbij wijst het hof erop dat [de man] niet in hoger beroep is gekomen van het vonnis van 23 oktober 2019. Op welke wijze de overeenkomst van geldlening dient te worden uitgelegd tussen MMA en [de man] valt daarom buiten de omvang van dit hoger beroep. Dat brengt mee dat het hof uitsluitend zal beoordelen of [appellante] al dan niet onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze ervan uit mocht gaan dat [de man] de overeenkomst van geldlening in naam van M Plus heeft gesloten.

4.5

Het hof overweegt als volgt. MMA stelt weliswaar terecht dat [de man] zonder nadere aanduiding als ‘leningnemer’ staat vermeld in de overeenkomst van geldlening, maar dat hoeft nog niet uit te sluiten dat [appellante] redelijkerwijs mocht aannemen dat [de man] optrad in naam van M Plus en zich in privé slechts als borg verbond. Dat [appellante] redelijkerwijs daarvan mocht uitgaan, volgt uit de hierna opgesomde omstandigheden die door [appellante] zijn aangevoerd en op zichzelf niet (voldoende) door MMA zijn betwist.

M Plus, waar [de man] enig aandeelhouder en bestuurder van is, drijft via een aantal werkmaatschappijen, waaronder MBV Installaties, een of meer ondernemingen. Niet is gebleken dat [de man] als privé persoon een onderneming drijft (een eenmanszaak).

Uit de tekst van de overeenkomst van geldlening volgt dat de lening uitsluitend is aangegaan met het oog op de financiering van een opdracht die door MBV Installaties was binnengehaald en waar M Plus als enig aandeelhouder financiering voor zocht en waarvoor [de man] bereid was om borg te staan. Dat volgt onder meer uit de overwegingen bij de overeenkomst, zoals geciteerd onder 2.3.

Uit artikel 4 van de overeenkomst van geldlening, zoals geciteerd onder 2.4, volgt dat het te leen ontvangen bedrag alleen zakelijk mag worden aangewend.

Het geleende bedrag is door MMA aan M Plus verstrekt en de lening staat op de balans van M Plus. Datzelfde geldt voor het onderpand dat als zekerheid aan MMA is verstrekt, zoals geciteerd onder 2.7.

De overeengekomen rente van 2% per maand duidt op een zakelijke lening die wordt aangegaan in het kader van een onderneming en niet op een lening in privé.

De rente is door M Plus betaald, zoals ook uit de jaarrekening van M Plus lijkt te volgen.

4.6

Gelet op de genoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang beoordeeld, mocht [appellante] er redelijkerwijs op vertrouwen dat [de man] de overeenkomst namens M Plus is aangegaan en dat [de man] zich in privé borg stelde voor de lening, in verband waarmee [appellante] moest tekenen voor toestemming. Deze veronderstelling heeft [appellante] ook mogen ontlenen aan de tekst van de (overwegingen bij de) overeenkomst van geldlening, die door MMA is opgesteld. Weliswaar bevat die tekst ook aanwijzingen die bij nauwkeurige lezing weer tot twijfel hadden kunnen leiden (zoals artikel 5.11 van de ze overeenkomst, waarin staat dat na overlijden van leningnemer de erfgenamen aansprakelijk zijn), maar het hof is van oordeel dat die onvoldoende opwegen tegen de hiervoor genoemde omstandigheden. [appellante] mocht als niet professionele partij de niet altijd even transparante teksten van MMA in redelijkheid opvatten zoals zij heeft gedaan.

4.7

Aan de vordering van MMA tegen [appellante] ligt daarom, zoals uit het voorgaande volgt, het onjuiste feitelijke uitgangspunt ten grondslag dat (i) [appellante] zelf als leningnemer partij is bij de overeenkomst van geldlening, dan wel dat (ii) [de man] in privé geldlener was en [appellante] daarom op grond van artikel 1:102 BW aansprakelijk is. Door MMA zijn onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die, indien bewezen, tot een andere uitkomst kunnen leiden. Het hof komt dan ook niet toe aan een bewijsopdracht. De vordering van MMA is daarom niet toewijsbaar.

4.8

De eerste twee grieven slagen en leiden tot afwijzing van de vordering. De overige grieven hoeven daardoor niet meer te worden behandeld.

5 De slotsom

5.1

Het hoger beroep slaagt en het bestreden vonnis zal worden vernietigd.

5.2

Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof MMA in de kosten van beide instanties veroordelen.

De kosten voor de procedure in eerste aanleg aan de zijde van [appellante] zullen worden vastgesteld op:

- griffierecht € 81,00

- salaris advocaat € 2.148,- (2 punten x tarief € 1.074,-)

De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [appellante] zullen worden vastgesteld op:

- explootkosten € 106,47

- griffierecht € 332,-

totaal verschotten € 438,47

- salaris advocaat € 2.031,- (1 punt x tarief € 2.031,-)

6 De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:

vernietigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 23 oktober 2019, voor zover gewezen tussen MMA en [appellante] , en doet opnieuw recht;

wijst de vorderingen van MMA tegen [appellante] af;

veroordeelt MMA in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van [appellante] wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 81,- voor verschotten en op € 2.148,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 438,47 voor verschotten en op € 2.031,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;

verklaart dit arrest, voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad;

Dit arrest is gewezen door mrs. L. Janse, C.M.E. Lagarde en M.P.M. Hennekens en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2021.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature