Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Overeenkomst tot levering van gas en elektriciteit, vordering tot betaling van de eindnota. Onvoldoende gemotiveerd dat de in rekening gebrachte, geschatte meterstanden onjuist zijn.

Uitspraak



GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.274.429

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 7767435)

arrest van 12 januari 2021

in de zaak van

[appellante] ,

wonende te [A] ,

appellante,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna: [appellante] ,

advocaat: mr. A.M. Schotte,

tegen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Greenchoice B.V.,

mede handelend onder de naam: Groene Energie Administratie,

gevestigd te Rotterdam,

geïntimeerde,

in eerste aanleg: eiseres,

hierna: Greenchoice,

advocaat: mr. A.M. van Heest.

1 De procedure in eerste aanleg

Voor de procedure in eerste aanleg verwijst het hof naar het vonnis van 17 juli 2019 en de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 7 oktober 2019.

2 De procedure in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding in hoger beroep van 7 januari 2020,

- het herstelexploot van 7 februari 2020,

- de memorie van grieven,

- de memorie van antwoord (met producties).

2.2

Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3 De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1

Deze zaak gaat over de vraag of [appellante] gehouden is de eindnota van Greenchoice te betalen. De volgende feiten staan tussen partijen vast. Tussen Greenchoice en [appellante] is een overeenkomst gesloten voor de levering van gas en (verzwaarde) elektriciteit aan het adres [a-straat] 9 te [B] . [appellante] exploiteert op dit adres sinds augustus 2017 een restaurant in de vorm van een eenmanszaak. Het restaurant heeft zij overgenomen van El Rio B.V., een vennootschap van haar partner. Op 7 augustus 2017 heeft Greenchoice de overeenkomst per brief aan [appellante] bevestigd en van 5 augustus 2017 tot 26 februari 2018 heeft Greenchoice gas en elektriciteit geleverd. Per 26 februari 2018 is [appellante] overgestapt naar een andere energieleverancier . Bij brief van 21 maart 2018 heeft Greenchoice een eindnota gestuurd waarin zij een bedrag van € 5.791,50 inclusief btw in rekening brengt. Medio september 2018 heeft [appellante] vragen gesteld over de eindnota aan de incassogemachtigde van Greenchoice. De incassogemachtigde heeft daarop per e-mail van 20 september 2018 gereageerd. [appellante] heeft de eindnota niet voldaan.

3.2

Greenchoice heeft in een procedure bij de kantonrechter betaling van de eindnota gevorderd, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten. Bij mondelinge uitspraak van 7 oktober 2019 heeft de kantonrechter de vorderingen van Greenchoice toegewezen.

3.3

[appellante] is het niet eens met deze uitspraak en heeft daar met drie grieven hoger beroep tegen ingesteld. Zij stelt dat het bedrag op de eindnota (veel) te hoog is omdat Greenchoice de begin- en eindmeterstanden waarop het bedrag is gebaseerd, heeft geschat en die schattingen niet juist zijn. Zij meent ook dat Greenchoice bij haar het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat zij haar vordering jegens [appellante] niet zou handhaven en stelt dat Greenchoice daarmee haar rechten heeft verwerkt. [appellante] vordert daarom vernietiging van de uitspraak van de kantonrechter en alsnog afwijzing van de vorderingen van Greenchoice.

3.4

Het hof zal hieronder tot het oordeel komen dat [appellante] haar stellingen dat de door Greenchoice geschatte meterstanden onjuist zijn, onvoldoende heeft onderbouwd en dat het beroep op rechtsverwerking faalt, zodat het hoger beroep niet slaagt. Het hof licht dat nader toe.

3.5

Tussen partijen is niet in geschil dat tussen hen een overeenkomst tot levering van gas en elektriciteit bestond en dat Greenchoice in de periode van 5 augustus 2017 tot en met 26 februari 2018 daadwerkelijk gas en elektriciteit heeft geleverd. [appellante] is dan ook in beginsel gehouden de daadwerkelijk over deze periode afgenomen energie te betalen. Vervolgens is de vraag hoeveel energie is afgenomen door [appellante] . Greenchoice voert aan dat zij de werkelijke meterstanden (inpandig) niet heeft kunnen vaststellen en daarom op grond van haar algemene voorwaarden de begin- en eindmeterstanden heeft geschat. De beginstanden zijn geschat op basis van het historisch energieverbruik op het adres zoals door de netbeheerder is doorgegeven en de eindstanden op een schatting door de nieuwe energieleverancier van [appellante] .

3.6

Over de beginstanden heeft Greenchoice in haar brief van 7 augustus 2017 aan [appellante] onder meer geschreven: “- U ontvangt van ons bericht als wij de meterstanden nodig hebben, deze kunt u na de startdatum doorgeven via uw online dossier (…).”. [appellante] heeft niet gesteld of onderbouwd dat zij beginmeterstanden aan Greenchoice heeft doorgegeven. Zij heeft ook niet toegelicht wat volgens haar de (juiste) beginstanden waren waarvan Greenchoice had moeten uitgaan en zij heeft geen stukken overgelegd waaruit die beginstanden blijken, zoals bijvoorbeeld een eindnota van de vorige energieleverancier aan de vorige eigenaar, El Rio B.V. Daardoor is onduidelijk van welke beginstanden moet worden uitgegaan en in hoeverre de door Greenchoice geschatte meterstanden daarvan afwijken.

3.7

[appellante] heeft verder weliswaar foto’s van de (eind)meterstanden aan Greenchoice gestuurd, maar de incassogemachtigde van Greenchoice schrijft daarover vervolgens in zijn e-mail van 20 september 2018: “Ik zie dat uw beginstanden van 06-08-2017 ook zijn geschat. Ik vermoed dat uw beginstanden hoger liggen dan de standen die wij toen geschat hebben. Ik wil de nota graag voor u corrigeren, maar dan wel met de juiste beginstanden. Ik hoop dat u hierdoor een lagere bijbetaling heeft.” Uit die e-mail blijkt ook dat de foto van de gasmeter niet duidelijk is, waardoor de eindstand daarvan niet kan worden afgelezen. [appellante] heeft noch in eerste aanleg, noch in hoger beroep toegelicht wat volgens haar de juiste eindmeterstand van het gas is geweest. [appellante] heeft daarnaast ook niet gesteld of onderbouwd dat zij heeft gereageerd op het verzoek van Greenchoice en haar incassogemachtigde om alsnog de juiste beginstanden door te geven en - bijvoorbeeld - een beter leesbare foto van de gasmeterstand toe te sturen, zodat de eindnota kon worden gecorrigeerd. Anders dan [appellante] aanvoert, was Greenchoice niet gehouden om bij het einde van het contract (of iets later) met haar contact op te nemen om ter plaatse in het restaurant te onderzoeken of het geschatte verbruik paste bij de wijze waarop zij het restaurant exploiteerde. Juist van [appellante] mocht worden verlangd dat zij op tijd de (inpandige) begin- en eindmeterstanden vastlegde en aan Greenchoice doorgaf.

3.8

Daarom heeft [appellante] onvoldoende gemotiveerd dat en in hoeverre de geschatte begin- en eindmeterstanden waarop de eindnota is gebaseerd, onjuist zijn. De (niet onderbouwde) stelling van [appellante] dat zij (ten opzichte van het voorafgaande restaurant van El Rio B.V.) een klein restaurant heeft en een houtoven gebruikte voor het bakken van pizza’s is daarvoor onvoldoende. Aan nadere (tegen-)bewijslevering wordt daarom niet toegekomen, zodat het hof het bewijsaanbod van [appellante] passeert.

3.9

Dat Greenchoice, althans haar incassogemachtigde, in de e-mail van 20 september 2018 het vermoeden heeft uitgesproken dat de beginmeterstanden hoger waren dan door Greenchoice aanvankelijk was geschat, maakt het voorgaande niet anders. Nu niet is gebleken dat [appellante] beginmeterstanden heeft doorgeven en ook niet dat zij heeft gereageerd op het verzoek om een beter leesbare foto van de eindgasmeterstand door te geven, komt de onmogelijkheid van correctie van de eindnota door Greenchoice voor rekening en risico van [appellante] .

3.10

Dat Greenchoice gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat zij haar vordering tegenover [appellante] niet langer zou handhaven, ziet het hof zonder verdere toelichting (die ontbreekt) niet in. Het enkele feit dat [appellante] vragen heeft gesteld over de eindnota is onvoldoende om van een door Greenchoice gewekt gerechtvaardigd vertrouwen te kunnen spreken, zeker niet nu de incassogemachtigde in zijn e-mail van 20 september 2018 nog schrijft:“(…) en zien uw betalingsvoorstel graag tegemoet”. Daaruit blijkt dat Greenchoice juist onverkort aanspraak maakte op betaling. Van een onevenredig tijdverloop tussen de eindnota van 21 maart 2018, de daaropvolgende sommaties, de vragen van [appellante] in september 2018 en/of de dagvaarding in eerste aanleg van 7 mei 2019 waardoor [appellante] zou zijn benadeeld, is ook geen sprake, te meer nu [appellante] niet heeft geconcretiseerd in welk opzicht zij door dat tijdsverloop onredelijk zou zijn benadeeld.

3.11

Hoewel in de memorie van antwoord enige nieuwe stellingen zijn ingenomen en nieuwe producties zijn overgelegd door Greenchoice waarop [appellante] niet heeft kunnen reageren, blijkt uit het voorgaande dat het oordeel van het hof niet op deze nieuwe stellingen en producties is gebaseerd. Het hof ziet daarom geen aanleiding om [appellante] de gelegenheid te geven om zich hier nog over uit te laten. [appellante] heeft nog om een comparitie van partijen gevraagd, maar daarvoor ziet het hof evenmin aanleiding.

3.12

[appellante] heeft geen feiten en/of omstandigheden aangevoerd die, indien bewezen, tot een andere beslissing kunnen leiden. Daarom passeert het hof haar, ook niet geconcretiseerde, bewijsaanbod.

4 Slotsom

4.1

Het hoger beroep slaagt niet, zodat het hof de uitspraak van de kantonrechter zal bekrachtigen.

4.2

Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellante] in de kosten van het hoger beroep veroordelen. Deze worden aan de zijde van Greenchoice vastgesteld op een bedrag van € 760,00 aan griffierecht en € 759,00 voor het salaris advocaat (te weten 1 procespunt x appeltarief I à € 759).

5 De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:

bekrachtigt de mondelinge uitspraak van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 7 oktober 2019;

veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Greenchoice vastgesteld op € 760,00 voor griffierecht en op € 759,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;

verklaart dit arrest ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit arrest is gewezen door mrs. A.W. Steeg, L. Janse en J.G.J. Rinkes, is ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2021.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature