Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
zittingsplaats Leeuwarden
Zaaknummer
: Wahv 200.242.331/01
CJIB-nummer
: 203521054
Uitspraak d.d.
: 8 oktober 2020
Arrest op het hoger beroep inzake de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 18 mei 2018, betreffende
[de betrokkene] (hierna: de betrokkene),
wonende te [A] .
De gemachtigde van de betrokkene is mr. C.M.J.E.P. Meerts, kantoorhoudende te Beegden.
De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is afgewezen door de kantonrechter.
Het verloop van de procedure
De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen een verweerschrift in te dienen. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt. De advocaat-generaal heeft wel aanvullende stukken overgelegd. Deze zijn (in kopie) doorgestuurd aan de gemachtigde van de betrokkene, die daar schriftelijk op heeft gereageerd.
De beoordeling
1. De bezwaren richten zich onder meer tegen de aan de betrokkene opgelegde sanctie.
2. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 90,- voor: “rijden in strijd met gebod tot het volgen van aangegeven rijrichting: D4”. Deze gedraging zou zijn verricht op 8 november 2016 om 7.47 uur op de Dorpsstraat in Leende met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
3. De gemachtigde voert onder meer aan dat de bestuurder van het voertuig ten onrechte niet is staandegehouden. Uit het proces-verbaal van 19 augustus 2018 blijkt dat de verkeerscontrole is gehouden met minimaal 3 personen. Uit informatie die de gemachtigde van de politie heeft ontvangen blijkt dat rond het tijdstip van de onderhavige beschikking weinig aankondigingen van beschikking zijn uitgeschreven, te weten 2 enkele minuten voor de onderhavige gedraging en 1 een minuut later. Dit betekent dat de ambtenaar of een van zijn collega’s een staandehouding had kunnen verrichten.
4. Uit artikel 5 van de Wahv volgt het uitgangspunt dat wanneer een gedraging wordt geconstateerd, de ambtenaar de bestuurder staande houdt en zijn identiteit vaststelt, zodat hem een sanctie kan worden opgelegd. Slechts wanneer er geen reële mogelijkheid is geweest om de identiteit van de bestuurder vast te stellen, mag de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd.
5. Het zaakoverzicht bevat geen redenen waarom niet tot staandehouding is overgegaan.
6. In het door de advocaat-generaal overgelegde proces-verbaal van bevindingen van 19 augustus 2018 verklaart de ambtenaar onder meer het volgende:“Op 8 november 2016 werd met collega’s van handhaving een verkeerscontrole gehouden op de locatie Dorpstraat, Margrietstraat (het hof begrijpt: Margrietlaan) in Leende. (…) Vanwege het feit dat er veel bestuurders het bord negeerden en het voor het aantal ingezette verbalisanten niet mogelijk was alle bestuurders te laten stoppen werd gekozen voor het bekeuren op kenteken.”
7. Het hof stelt vast dat uit het opgemaakte proces-verbaal blijkt dat ter plaatse verschillende ambtenaren bezig waren met de verkeerscontrole. Het enkele feit dat er veel bestuurders waren die het bord negeerden, betekent niet zonder meer dat het niet mogelijk was om tot staandehouding over te gaan. Niet blijkt -bijvoorbeeld- dat ten tijde van de gedraging alle ter plaatse aanwezige ambtenaren bezig waren met staandehoudingen.
8. Gelet hierop is niet aannemelijk geworden dat zich geen reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder van het voertuig heeft voorgedaan, zodat het ervoor moet worden gehouden dat de ambtenaar ten onrechte toepassing heeft gegeven aan het bepaalde in artikel 5 van de Wahv door de sanctie aan de kentekenhouder op te leggen. Aan die onjuiste toepassing verbindt het hof de consequentie dat de beschikking, waarbij de sanctie aan de betrokkene als kentekenhouder is opgelegd, moet worden vernietigd. Het hof zal beslissen als hierna vermeld. De overige bezwaren behoeven in verband hiermee geen bespreking.
9. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter, het hoger beroepschrift en de nadere toelichting op het beroep dient in totaal tweeënhalf procespunt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 525,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 656,25.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder voormeld CJIB-nummer de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 656,25.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier en op een openbare zitting uitgesproken.