Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:

Inhoudsindicatie:

De verdachte ontving bijstand en werkte daarbij als kunstschilder, maar voldeed niet in alle opzichten aan zijn inlichtingenverplichting ingevolge de Wet werk en bijstand. Schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel.

Uitspraak



Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-002962-18

Uitspraak d.d.: 29 mei 2020

Tegenspraak

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 23 mei 2018 met het parketnummer

18-830179-16 in de strafzaak inzake de verdachte

[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956,

wonende te [woonadres] , [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het gerechtshof van 15 mei 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het gerechtshof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het gerechtshof het primair aan de verdachte ten laste gelegde delict bewezen zal verklaren en de verdachte ter zake daarvan schuldig zal verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.

Het gerechtshof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman, mr. P.C. Schutte, ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd.

Het vonnis waartegen het hoger beroep is gericht

Bij het hierboven genoemde vonnis, waartegen het hoger beroep is gericht, heeft de politierechter de verdachte vrijgesproken van het primair aan hem ten laste gelegde delict, het subsidiair aan hem ten laste gelegde delict bewezen verklaard en de verdachte ter zake van dat laatste schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.

Het gerechtshof zal dat vonnis vernietigen omdat het gerechtshof tot een andere bewijsbeslissing komt dan de politierechter. Het gerechtshof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij in of omstreeks de periode van 1 april 2009 tot en met 1 december 2015 te [plaats] , gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten de inlichtingenverplichting op grond van artikel 17 van de Wet werk en bijstand , en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf of een ander, opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl verdachte wist, althans redelijkerwijze moest vermoeden dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of eens anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten verdachtes recht op een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, door na te laten om aan de gemeente [gemeente] te verstrekken:

ten aanzien van de periode 1 april 2009 tot en met 31 december 2011:

- een (compleet en/of deugdelijk) overzicht van inkomsten uit de verkoop van schilderijen en/of de verkoopnota's van verkochte schilderijen en/of;

- een (compleet en/of deugdelijk) overzicht van onkosten per verkocht schilderij en/of met onderliggende bewijsstukken daarvan en/of

- een overzicht van gewerkte uren per maand, waarbij is aangegeven waaraan de gewerkte uren zijn besteed

en ten aanzien van de periode van 1 januari 2012 tot en met 1 december 2015:

- een (compleet en/of deugdelijk) overzicht van verkochte schilderijen en/of verkoopprijzen van die schilderijen;

althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat

hij in of omstreeks de periode van 1 april 2009 tot en met 1 december 2015 te [plaats] , gemeente [gemeente] , in elk geval in Nederland, in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten de inlichtingenverplichting op grond van artikel 17 van de Wet werk en bijstand , heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, zulks terwijl die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes of een anders recht op een verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, immers heeft verdachte nagelaten om aan de gemeente [gemeente] te verstrekken:

ten aanzien van de periode van 1 april 2009 tot en met 31 december 2011:

- een (compleet en/of deugdelijk) overzicht van inkomsten uit de verkoop van schilderijen en/of de verkoopnota's van verkochte schilderijen en/of;

- een (compleet en/of deugdelijk) overzicht van onkosten per verkocht schilderij en/of met onderliggende bewijsstukken daarvan en/of

- een overzicht van gewerkte uren per maand, waarbij is aangegeven waaraan de gewerkte uren zijn besteed

en ten aanzien van de periode van 1 januari 2012 tot en met 1 december 2015:

- een (compleet en/of deugdelijk) overzicht van verkochte schilderijen en/of verkoopprijzen van die schilderijen.

Overweging omtrent het bewijs

De verdachte heeft in alle stadia van het onderzoek naar het aan hem ten laste gelegde delict ontkend zich daaraan schuldig te hebben gemaakt. De verdediging heeft in het verlengde hiervan ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit, op de grond dat de verdachte zijn inlichtingenverplichting nimmer heeft geschonden en dat uit het onderzoek daarnaar niet is gebleken dat dit anders is.

Het gerechtshof overweegt hierover het volgende.

Periode van 15 oktober 2009 tot 1 januari 2012

Het gerechtshof is van oordeel dat het door de verdediging gevoerde bewijsverweer dat strekt tot integrale vrijspraak, wordt weerlegd door de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen.

Tot die bewijsmiddelen behoren onder meer de schriftelijke toekenningsbeslissing van

15 oktober 2009 van de gemeente. Het gerechtshof stelt vast dat in die brief op nauwkeurige en niet voor misverstand vatbare wijze de condities zijn beschreven waaronder de verdachte een uitkering werd toegekend. Het gerechtshof neemt ook in aanmerking het verhoor van de verdachte, voor zover hij daarin heeft verklaard dat er geen bonnen van verkochte schilderijen zijn en wat de reden daarvoor is (pagina 31, bovenaan), dat per ongeluk/ten onrechte reiskosten naar galerie [naam galerie] zijn opgevoerd door hem (pagina 31, midden) en dat hij niet heeft bijgehouden gedurende welke tijd hij heeft geschilderd (pagina 31, onderaan).

Ook het gespreksverslag met de verdachte bevat een aantal voor de verdachte belastende onderdelen waaronder de vaststelling op pagina 205 dat hij geen administratie heeft bijgehouden en de conclusie van de verdachte zelf dat het een puinhoop is en dat het niet klopt (pagina 216).

Het gerechtshof heeft ook gelet op hetgeen door de verdachte ter zitting van de politierechter en het gerechtshof is verklaard.

Anders dan de rechtbank heeft beslist, acht het gerechtshof de misdrijfvariant, het primair ten laste gelegde delict, bewezen verklaard. Het gerechtshof grondt deze beslissing op het volgende.

Uit de stukken volgt dat de verdachte als zelfstandige (te weten als kunstschilder) werkzaamheden verrichtte. In de loop van 2009, in 2010 en 2011 werd aan de verdachte een uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand verstrekt onder de restrictie dat door de verdachte omtrent die werkzaamheden en de daarmee gepaard gaande onkosten en opbrengsten informatie werd verstrekt. Het gerechtshof stelt vast dat in de toekenningsbeslissing d.d. 15 oktober 2019 de inlichtingenverplichting over de werkzaamheden puntsgewijs en concreet is beschreven. De verdachte heeft verklaard dat hij allerlei gegevens over zijn inkomsten en onkosten uit de verkoop van zijn schilderijen aan de gemeente heeft verstrekt, al dan niet met behulp van zijn boekhouder en dat hij daarover met zijn contactpersoon destijds, mevrouw [naam] , van de gemeente sprak. Het voorgaande wijst er naar het oordeel van het gerechtshof onmiskenbaar op dat de verdachte wist dat er

- hoe dan ook - sprake was van een inlichtingenverplichting jegens de gemeente.

De verdachte heeft ook meegedeeld dat hij de toekenningsbeslissing van de gemeente heeft ontvangen, niet heeft gelezen maar aan zijn boekhouder heeft gegeven. Het gerechtshof acht het op basis van de inhoud van het dossier en hetgeen boekhouder [naam] daaromtrent ter zitting heeft verklaard aannemelijk dat [naam] niet eerder dan in de loop van 2011 jegens de gemeente verdachte in het kader van de inlichtingenplicht bijstand is gaan verlenen. In zoverre wordt de stelling van verdachte dat hij zijn boekhouder destijds van de toekenningsbeslissing in kennis had gesteld niet door zijn boekhouder onderbouwd. Wat er verder ook zij van de mededeling van verdachte de brief van de gemeente niet te hebben lezen, het baat verdachte niet. Het hof is van oordeel dat verdachte wist, in ieder geval redelijkerwijs moest vermoeden dat - en op welke gronden - hij bepaalde gegevens (tijdig) diende te verstrekken. Het hof leidt daarbij uit het feitelijk handelen van de verdachte af dat hij wel wist dat er inlichtingen over zijn werkzaamheden van hem verlangd werden door de gemeente. Anders valt logischerwijs immers niet goed te verklaren waarom hij aldus zijn verklaring allerlei gegevens aan de gemeente heeft verstrekt.

Uit het onderzoek is gebleken dat verstrekte gegevens niet geheel volledig of niet geheel accuraat zijn geweest, doordat de verdachte heeft verzuimd een volledige en/of accurate administratie van inkomsten en/of onkosten en/of aan de schilderkunst bestede uren te voeren. De verdachte heeft met zijn wijze van handelen de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij tekortschoot in zijn inlichtingenverplichting en dat dit tot voordeel van hem kon strekken. Hij heeft aldus gehandeld met voorwaardelijk opzet op het verzaken van zijn inlichtingenverplichting, zoals nader omschreven in de tenlastelegging.

Periode vanaf 1 januari 2012.

Evenals de advocaat-generaal acht het gerechtshof niet bewezen dat de verdachte vanaf

1 januari 2012 heeft nagelaten aan zijn inlichtingenverplichting te voldoen. Daarvoor biedt het onderzoek geen redengevende feiten en/of omstandigheden. Integendeel: het dossier bevat aanwijzingen dat de verdachte vanaf die periode met bijstand van zijn boekhouder heeft getracht te voldoen aan diens - inmiddels gewijzigde en daarmee versoepelde - inlichtingenverplichting.

Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, is voor het gerechtshof niet leidend hetgeen de bestuursrechter heeft beslist in de bestuursrechtelijke procedure tussen de verdachte en de gemeente, waarin de verdachte op alle fronten in het gelijk is gesteld.

Het gerechtshof overweegt in dit verband dat in het geval waarin het gaat om de waardering van feiten, de strafrechter bij zijn oordeel over het ten laste gelegde feit niet gebonden is aan een eerdere uitspraak van de bestuursrechter over de feiten. De strafrechter dient zich naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting daarover een zelfstandig oordeel te vormen. Het staat de strafrechter vrij om tot een eigen waardering van het bewijs te komen, ook als deze afwijkt van de eerder door genoemde bestuursrechter gegeven waardering.

Ter adstructie wijst het gerechtshof hier op het arrest van de Hoge Raad van 11 mei 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO5690.

Ook gaat de stelling van de verdediging dat de verdachte er op mocht vertrouwen dat hij alle benodigde gegevens heeft verstrekt, aangezien zijn contactpersoon bij de gemeente, mw. [naam] , geen aanvullende gegevens van hem heeft gevraagd, niet op. Het gerechtshof stelt vast dat de toekenningsbeslissing in haar bewoording concreet en helder over de inhoud van de inlichtingenverplichting is.

Het lag op de weg van verdachte de gevraagde inlichtingen te verstrekken. Wanneer de verdachte al geen goed inzicht in of overzicht van zijn gegevens heeft, hoe moet zijn contactpersoon bij de gemeente dat dan kunnen verkrijgen? Die kan immers - met al haar deskundigheid - niet goed overzien of zelfs maar bevroeden dat er iets mist onder de door de verdachte verstrekte gegevens.

Op grond van het bovenstaande verwerpt het gerechtshof de gevoerde bewijsverweren.

Bewezenverklaring

Op grond van wettige bewijsmiddelen acht het gerechtshof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair aan hem ten laste gelegde delict heeft begaan, met dien verstande dat:

hij in de periode van 15 oktober 2009 tot 1 januari 2012 te [plaats] , gemeente [gemeente] , in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, te weten de inlichtingenverplichting op grond van artikel 17 van de Wet werk en bijstand , en dit feit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf,

opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl verdachte wist dat die gegevens van belang waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking of tegemoetkoming, te weten verdachtes recht op een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand, dan wel voor de hoogte of de duur van die verstrekking of tegemoetkoming, door na te laten om aan de gemeente [gemeente] te verstrekken:

ten aanzien van de periode 15 oktober 2009 tot en met 31 december 2011:

- een compleet en/of deugdelijk overzicht van inkomsten uit de verkoop van schilderijen en/of de verkoopnota's van verkochte schilderijen en;

- een compleet en/of deugdelijk overzicht van onkosten per verkocht schilderij en/of met onderliggende bewijsstukken daarvan en

- een overzicht van gewerkte uren per maand, waarbij is aangegeven waaraan de gewerkte uren zijn besteed.

Het gerechtshof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het primair bewezen verklaarde levert op:

in strijd met een hem bij of krachtens wettelijk voorschrift opgelegde verplichting, opzettelijk nalaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl het feit kan strekken tot bevoordeling van zichzelf, en terwijl hij weet dat de gegevens van belang zijn voor de vaststelling van zijn recht op die verstrekking of tegemoetkoming dan wel voor de hoogte of de duur van een dergelijke verstrekking of tegemoetkoming.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Toepassing van het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht

De hierna te melden wijze van berechting is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen verklaarde delict en de omstandigheden waaronder dat delict is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.

Met betrekking tot de aard en de ernst van het bewezen verklaarde delict heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:

de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;

de omstandigheid dat de handelwijze van de verdachte het risico in zich draagt van ondermijning van het Nederlandse stelsel van sociale voorzieningen, nu dat stelsel slechts goed kan functioneren als degenen die daarop een beroep doen overeenkomstig de werkelijkheid opgave doen van de van hen verlangde gegevens en er aldus op vertrouwd kan worden dat die gegevens juist zijn.

Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het gerechtshof in het bijzonder acht geslagen op:

 de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van

15 april 2020, waaruit blijkt dat hij nimmer door een strafrechter is veroordeeld;

 de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep is gebleken.

Alles overwegende acht het gerechtshof de door de advocaat-generaal geëiste wijze van afdoening van deze strafzaak passend en geboden, op grotendeels dezelfde gronden als de advocaat-generaal heeft genoemd, te weten:

- dat het onduidelijk is gebleven of en zo ja, tot welke schade voor de samenleving het handelen van de verdachte heeft geleid;

- dat het inmiddels geruime tijd is geleden dat dit strafbare feit zich heeft voorgedaan;

- dat de gemeente, als toekennende en controlerende instantie, veel eerder bij de verdachte aan de bel had kunnen en ook moeten trekken, toen bleek dat de verdachte - anders dan was bepaald - niet maandelijks voldeed aan zijn inlichtingenverplichting.

Door de verdediging is aangevoerd dat schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel ongepast is. De vraag rijst dan echter wat volgens de verdediging - binnen de mogelijkheden van het Wetboek van Strafrecht - wèl gepast zou zijn. Het gerechtshof ziet deze wijze van afdoening als passend en zal toepassing geven aan artikel 9a Wetboek van Strafrecht.

Het gerechtshof zal daarom bepalen dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Bepaalt dat ter zake van het primair bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.

Aldus gewezen door

mr. L.G. Wijma, voorzitter,

mr. L.T. Wemes en mr. J. Dolfing, raadsheren,

in tegenwoordigheid van H. Kingma, griffier,

en op 29 mei 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Mr. Wemes is buiten staat dit arrest te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature