Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Overeenkomst van geldlening, opeisbaarheid en opzegbaarheid, onderhandse akte, stelplicht en bewijslast.

Uitspraak



GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.247.948/01

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 116433)

arrest van 12 mei 2020

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [A] ,

appellant,

in eerste aanleg: eiser,

hierna: [appellant],

advocaat: mr. P.J.G.G. Sluijter, kantoorhoudend te Assen,

tegen

1 [geïntimeerde1] ,

wonende te [A] ,

hierna: [geïntimeerde1],

2. [geïntimeerde2],

wonende te [A] ,

geïntimeerden,

in eerste aanleg: gedaagden,

hierna ieder afzonderlijk te noemen [geïntimeerde1] en [geïntimeerde2] en gezamenlijk [geïntimeerden] c.s.,

advocaat: mr. J.J. Veldhuis, kantoorhoudend te Leeuwarden.

1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1

Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 7 mei 2019 hier over.

1.2

De in dat arrest bepaalde comparitie van partijen heeft geen doorgang gevonden als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus.

1.3

Met toestemming van partijen heeft het hof vervolgens arrest bepaald op het comparitiedossier.

2 De vaststaande feiten

Het hof gaat in hoger beroep uit van de volgende feiten.

2.1

[appellant] is de vader van geïntimeerde sub 2. Geïntimeerde sub 2 is een geregistreerd partnerschap aangegaan met geïntimeerde sub 1 zonder partnerschapsvoorwaarden.

2.2

Bij notariële akte van 5 november 2010 heeft [appellant] aan [geïntimeerden] c.s. een perceel grond aan de [a-straat] te [A] verkocht en geleverd voor de koopprijs van

€ 95.000,-. [geïntimeerden] c.s. hebben € 40.000,- betaald. Het resterende bedrag van € 55.000,- is omgezet in een lening. De akte bepaalt daarover:

“ KOOPPRIJS, VERREKENING DIVERSE BEDRAGEN

1. De koopprijs bedraagt: vijfennegentigduizend euro (€ 95.000,00);

2. Van gemeld bedrag is door koper veertigduizend euro (€ 40.000,00) op heden voldaan door storting op een Derdengeldrekening van Kral & Schukken Netwerk Notarissen te Emmen, terwijl partijen met betrekking tot het restant-bedrag ad vijfenvijftigduizend euro

(€ 55.000,00) zijn overeengekomen dat de comparant sub 1 genoemd bij deze om baat afstand doet van zijn vordering tot betaling van de restant-koopprijs, op deze wijze, dat de schuld wegens betaling van de koopprijs bij deze teniet gaat en de verkoper genoemd op de koper per heden een vordering wegens geleend geld krijgt ter hoogte van vijfenvijftigduizend euro (€ 55.000,00), zulks onder nader overeen te komen voorwaarden en tegen een nader overeen te komen rentevergoeding.”

2.3

Een tussen partijen opgemaakte onderhandse akte van 4 november 2010 houdt het volgende in:

“De kredietgever [appellant] (…) en de kredietnemers [geïntimeerde1] (…) en [geïntimeerde2] (…) Komen een leningsovereenkomst overeen met de volgende voorwaarden:

1. Hoofdsom:

De kredietgever stelt aan de kredietnemers ter beschikking een bedrag van € 55.000.

De lening komt tot beschikking door de restwaarde van het aankopende perceel aan de [A] te [B] .

2. Rente:

Er rust geen rente verplichting op de lening

3. Opeisbaarheid:

Alle uit hoofde van de lening verschuldigde bedragen zijn niet opeisbaar.”

2.4

Op 14 november 2006 heeft geïntimeerde sub 2 een schuldbekentenis ondertekend waarin zij verklaart dat zij wegens ter leen ontvangen gelden een bedrag van € 21.000,00 schuldig is aan [appellant] en zijn echtgenote [C] . In de schuldbekentenis is verder onder meer opgenomen:

“1. Over de hoofdsom of het restant daarvan is een rente verschuldigd naar vier zes/tiende procent (4,6%) per jaar, halfjaarlijks te voldoen op 31 juni en 31 december, voor het eerst op 31 juni 2007 over het dan verstreken tijdvak van heden af en zo vervolgens.

2. De hoofdsom is te allen tijden opeis- en aflosbaar, zowel in zijn geheel als in gedeelten van € 454,00 of veelvouden daarvan.”

2.5

Bij brief van 23 augustus 2016 heeft [appellant] beide leningen opgeëist.

3 Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1

[appellant] heeft in eerste aanleg terugbetaling van de lening van € 21.000,- en de lening van € 55.000,- gevorderd, vermeerderd met rente en kosten.

3.2

In het tussenvonnis van 26 juli 2017 heeft de rechtbank de vordering tot terugbetaling van € 21.000,- toewijsbaar geoordeeld, met dien verstande dat de door [geïntimeerden] c.s. reeds betaalde bedragen daarop in mindering moeten worden gebracht. Verder heeft de rechtbank [appellant] , na te hebben geoordeeld dat de onder 2.3 vermelde onderhandse akte, behoudens tegenbewijs, dwingend bewijs oplevert van de niet-opeisbaarheid van de lening en het ontbreken van een rentebetalingsverplichting, [appellant] tot het leveren van tegenbewijs toegelaten. [appellant] heeft daarna notaris J.H. Kral en zichzelf als getuigen laten horen. [geïntimeerden] c.s. hebben in het tegengetuigenverhoor zichzelf als getuigen laten horen.

3.3

Na bewijslevering heeft de rechtbank in het eindvonnis van 18 juli 2018 geoordeeld dat [appellant] het dwingende bewijs dat uit de akte van 4 november 2010 voortvloeit niet heeft ontzenuwd. De rechtbank heeft daarna de terugbetaling van de lening van € 21.000,- toegewezen en die van de lening van € 55.000,- afgewezen.

4 De beoordeling van de grieven en de vordering

4.1

[appellant] heeft onder aanvoering van twee grieven tot vernietiging van de vonnissen van 26 juli 2017 en 18 juli 2018 geconcludeerd. Zijn vordering in hoger beroep komt erop neer dat [geïntimeerden] c.s. ook de lening van € 55.000,- moeten terugbetalen, vermeerderd met rente en kosten.

4.2

Het gaat in deze procedure om de vraag of [appellant] terugbetaling kan vorderen van de aan [geïntimeerden] c.s. verstrekte lening van € 55.000,-. Het hof beantwoordt deze vraag ontkennend op grond van de volgende redenering.

4.3

De geldlening dateert van voor 1 januari 2017, zodat daarop het oude recht van de artikelen 7A:1791 tot en met 1810 BW van toepassing is.

4.4

Grief 1 richt zich in de kern tegen de door de rechtbank in het vonnis van 26 juli 2017 geformuleerde bewijslastverdeling. Met grief II komt [appellant] op tegen het oordeel van de rechtbank in het vonnis van 18 juli 2018 dat [appellant] het dwingende bewijs dat voortvloeit uit de akte van 4 november 2010 niet heeft ontzenuwd. Het hof zal deze grieven achtereenvolgens beoordelen.

Bewijslastverdeling

4.5

[appellant] beroept zich op de rechtsgevolgen van de aan zijn vordering ten grondslag gelegde overeenkomst van geldlening, zodat op hem de stelplicht en de bewijslast rusten van feiten waaruit de overeenkomst blijkt. [appellant] stelt dat hij de overeenkomst bij brief van

23 augustus 2016 heeft opgezegd en dat de lening daardoor opeisbaar is geworden. Daarmee heeft [appellant] aan zijn stelplicht voldaan. Het ligt vervolgens op de weg van [geïntimeerden] c.s. om dit te betwisten.

4.6

[geïntimeerden] c.s. stellen daartoe dat de lening thans niet opeisbaar is. Ter onderbouwing verwijzen zij naar de akte van 4 november 2010. De rechtbank heeft volgens [geïntimeerden] c.s. terecht geoordeeld dat dit een onderhandse akte als bedoeld in artikel 156 Rv is die in beginsel op grond van artikel 157 lid 2 Rv dwingend bewijs oplevert van de niet-opeisbaarheid van de lening en dat het [appellant] vrijstaat tegen dit dwingend bewijs van de akte tegenbewijs te leveren. Voor zover de eerste grief zich keert tegen deze bewijslastverdeling slaagt dat niet.

Opzegbaarheid

4.7

Volgens [appellant] staat de akte er niet aan in de weg dat hij de overeenkomst van geldlening kan opzeggen, zoals hij bij brief van 23 augustus 2016 heeft gedaan. [geïntimeerden] c.s. voeren daartegen aan dat als gevolg van de in artikel 3 van de akte neergelegde afspraak van niet-opeisbaarheid de geldlening een rechtens niet-afdwingbare verbintenis is in de zin van artikel 6:3 BW. Voor opzegging van een dergelijke afspraak is op grond van artikel 6:5 BW een overeenkomst tussen partijen nodig en daarvan is in dit geval geen sprake, aldus [geïntimeerden] c.s.

4.8

Het hof volgt [geïntimeerden] c.s. niet in dit verweer. Zowel [geïntimeerde2] als [geïntimeerde1] hebben verklaard dat onderling is besproken dat het geld uiteindelijk bij overlijden van [appellant] “bij de erfenis” zou worden verrekend. Dit staat er aan in de weg dat een natuurlijke verbintenis in de zin van artikel 6:3 BW tussen partijen wordt aangenomen, op grond waarvan geconcludeerd zou moeten worden dat [appellant] de niet-opeisbaarheid van de lening niet eenzijdig kan opheffen.

4.9

Ter beoordeling van de vraag of de overeenkomst van geldlening al dan niet opzegbaar is, zoals [appellant] betoogt, stelt het hof voorop dat in dit geval sprake is van een duurovereenkomst die voor onbepaalde tijd is aangegaan. Een voor onbepaalde tijd gesloten duurovereenkomst is in beginsel opzegbaar (vgl. HR 28 oktober 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ9854). Dit neemt niet weg dat een dergelijke overeenkomst naar de bedoeling van partijen niet-opzegbaar kan zijn (vgl. HR 15 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:660). Nu partijen het niet eens zijn over wat zij ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst hebben bedoeld te regelen ten aanzien van de opzegbaarheid daarvan, dient de overeenkomst te worden uitgelegd. Hierbij komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen van de overeenkomst mochten toekennen en op wat zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.

Op degene die betoogt dat de overeenkomst met daarin opgenomen afspraken niet opzegbaar is, rusten de stelplicht en de bewijslast (vgl. HR 15 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:660).

Welke afspraken hebben partijen gemaakt?

4.10

In de akte van 4 november 2010 is opgenomen dat alle uit hoofde van de lening verschuldigde bedragen niet opeisbaar zijn. [appellant] heeft echter betwist dat de tekst van die akte de tussen partijen gemaakte afspraken juist weergeeft. Zoals hiervoor onder 4.6 is overwogen heeft de rechtbank hem in dat verband terecht tot tegenbewijs toegelaten. [appellant] vecht de bewijswaardering aan. [appellant] is in het leveren van tegenbewijs geslaagd als op grond daarvan het door de akte geleverde bewijs is ontzenuwd (vgl. HR 16 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ0613). Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen komt in het kader van tegenbewijs aan een verklaring van een partijgetuige niet slechts de beperkte bewijskracht van artikel 164 lid 2 Rv toe.

4.11

De rechtbank heeft in het eindvonnis van 18 juli 2018 op basis van de beschikbare getuigenverklaringen geoordeeld dat [appellant] het tegenbewijs niet heeft geleverd. Het hof leest in de gedingstukken van beide instanties en in het bijzonder in de processen-verbaal van de getuigenverhoren, geen doorslaggevende feiten of omstandigheden die aanleiding zouden kunnen vormen voor het - aan dat van de rechtbank tegengestelde - oordeel dat [appellant] de aan de akte verbonden dwingende bewijskracht in voldoende mate heeft ontzenuwd, zodat het hof mede op basis van de door de rechtbank in het eindvonnis weergegeven beoordeling van oordeel is dat het tegenbewijs niet reeds is geleverd.

Nader tegenbewijs heeft [appellant] niet aangeboden. Hij volstaat in hoger beroep met een verwijzing naar zijn standpunt dat de verklaringen van [geïntimeerde2] en [geïntimeerde1] inconsistent zijn waar het betreft de reden waarom en het moment waarop zou zijn afgesproken dat de lening bij leven van [appellant] niet opeisbaar zou zijn. Daarmee ontzenuwt [appellant] echter geenszins het dwingende bewijs dat de lening thans niet opeisbaar is.

Waar [appellant] met zijn tweede grief in essentie een andere - van het voorgaande afwijkende en voor hem gunstiger - waardering van de door de getuigen afgelegde verklaringen heeft bepleit, ligt in het bovenstaande besloten dat deze grief niet tot vernietiging van de beroepen vonnissen kan leiden.

Betekenis van de akte voor de opzegbaarheid

4.12

Het hof staat vervolgens voor de vraag wat de betekenis is van de akte voor de opzegbaarheid van de geldlening. Tussen partijen is niet in geschil dat de niet-opeisbaarheid in de akte is neergelegd in verband met de hypothecaire financiering door de bank. Hieruit valt het duurzame karakter van de overeenkomst af te leiden en blijkt, mede bij gebreke van andersluidende feiten en omstandigheden, dat [appellant] niet zonder meer op enig moment tot opzegging van de geldleningsovereenkomst en daarmee opheffing van de afspraak tot niet-opeisbaarheid kan overgaan. Gesteld noch gebleken is verder dat de looptijd van de hypothecaire financiering, of althans de voorwaarden waaronder deze is aangegaan, reeds is verstreken en/of dat de financiële positie van [geïntimeerden] c.s. dermate is gewijzigd dat een nieuwe situatie is ontstaan. Onder deze omstandigheden en bij afwezigheid van een nadere en toereikende betwisting door [appellant] gaat het hof ervan uit dat de overeenkomst niet opzegbaar is. Voor zover [appellant] met zijn eerste grief betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft aangeknoopt bij de dwingende bewijskracht van de onderhandse akte, omdat pas aan de bewijskracht van de akte zou worden toegekomen wanneer de overeenkomst van geldlening niet-opzegbaar zou zijn, slaagt dat dus evenmin.

5 De slotsom

De grieven falen. Het hof zal de aangevochten vonnissen bekrachtigen. Gelet op de familierelatie zal het hof de kosten van de procedure in hoger beroep compenseren.

6 De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:

bekrachtigt de vonnissen van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 26 juli 2017 en 18 juli 2018;

bepaalt dat iedere partij haar eigen kosten draagt;

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit arrest is gewezen door mrs. M. Willemse, J.H. Kuiper en S.E. Vlaanderen-Schüttenhelm en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2020.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature