U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Kort geding tot ontruiming van een woning. Anders dan de kantonrechter meent het hof dat uitsluitend de huurachterstand onvoldoende reden is geweest voor de ontruiming, maar dat bij die huurachterstand komt dat appellant aan zijn medebewoners ernstige overlast heeft aangedaan. Deze combinatie van tekortkomingen brengt mee dat het hof zich aansluit bij de toewijzing van de ontruimingsvordering in kort geding.

Over vorderingen die appellant voor het eerst in hoger beroep heeft voorgelegd geeft het hof geen inhoudelijk oordeel omdat het daarbij gaat om vorderingen in reconventie, die voor het eerst in hoger beroep worden ingesteld, waardoor in strijd met artikel 353 lid 1 Rv is gehandeld.

Uitspraak



GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof: 200.265.689

(zaaknummer kantonrechter Nijmegen: 7820873)

kort geding-arrest van 18 februari 2020

in de zaak van

[appellant] , wonend in [A] ,

appellant (in eerste aanleg: gedaagde),

advocaat: mr. I.P. van Rossen,

tegen:

de stichting Stichting Klooster, gevestigd in Beuningen,

geïntimeerde (in eerste aanleg eiseres),

advocaat: mr. M.J. Wagemans.

Hieronder zullen partijen [appellant] en Stichting Klooster worden genoemd.

1 De inhoud van dit arrest

In dit arrest wordt het vonnis van de kantonrechter, die als voorzieningenrechter [appellant] heeft veroordeeld om de door hem van Stichting Klooster gehuurde woning te ontruimen, in stand gelaten. Anders dan de kantonrechter meent het hof dat uitsluitend de huurachterstand onvoldoende reden is geweest voor de ontruiming, maar dat bij die huurachterstand komt dat [appellant] aan zijn medebewoners ernstige overlast heeft aangedaan. De combinatie van de huurachterstand en de overlast brengt mee dat het hof zich aansluit bij de toewijzing van de ontruimingsvordering. Over vorderingen die [appellant] voor het eerst in hoger beroep heeft voorgelegd geeft het hof geen inhoudelijk oordeel omdat het daarbij gaat om vorderingen in reconventie die voor het eerst in hoger beroep worden ingesteld, waardoor in strijd met artikel 353 lid 1 Rv is gehandeld.

2 Het verloop van het geding in hoger beroep

2.1

Op 19 november 2019 heeft het hof een tussenarrest uitgesproken, waarin staat welke stukken het hof tot dan toe van partijen had ontvangen. Na dit tussenarrest is de zaak mondeling behandeld op de openbare terechtzitting van dit hof van 31 januari 2020.

2.2

Ter zitting heeft de advocaat van [appellant] afgezien van een in zijn bericht van 16 januari 2020 aangekondigde eiswijziging. De advocaten hebben de zaak toegelicht en partijen hebben vragen van het hof beantwoord. [appellant] heeft bij brief van zijn advocaat van 16 januari 2020 aangekondigd zijn vordering te willen wijzigen, maar hiervan heeft hij ter zitting afgezien. Een poging om een eind te maken aan hun geschil is niet geslaagd.

2.3

Vervolgens heeft het hof met instemming van partijen beslist dat het een arrest zal uitspreken, dit op basis van het procesdossier dat de advocaat van [appellant] voorafgaand aan de zitting heeft ingediend (en aangevuld). Hieraan is het zittingsverslag toegevoegd.

3 De vaststaande feiten in hoger beroep

3.1

Stichting Klooster heeft met ingang van 1 februari 2014 de woning met het adres [a-straat] in [B] aan [appellant] verhuurd.

3.2

Stichting Klooster heeft in het kort geding in eerste aanleg gevorderd om [appellant] te veroordelen de woning te ontruimen. De kantonrechter heeft deze vordering in zijn vonnis van 1 augustus 2019 toegewezen op grond dat [appellant] de huur gedurende lange tijd te laat had betaald, waar bij komt dat hij bij een (nood)geval heeft geweigerd om zijn woning te laten inspecteren. Op 21 augustus 2019 heeft Stichting Klooster deze veroordeling gebruikt door de woning te laten ontruimen.

4 De vorderingen in hoger beroep

4.1

[appellant] heeft in zijn dagvaarding in hoger beroep vernietiging gevorderd van het vonnis van 1 augustus 2019 en veroordeling van Stichting Klooster om foto’s, die zij op 7 juni 2019 en op 21 augustus 2019 in de woning heeft gemaakt, aan hem af te geven. Hij vordert verder om hem de huurwoning weer toe te wijzen, althans hem alternatieve woonruimte ter beschikking te stellen of mee te werken aan een urgentieverklaring, en om hem € 15.000 te vergoeden voor verhuis- en herinrichtingskosten, naast een vergoeding voor proceskosten.

4.2

Uit artikel 353 Rv lid 1 blijkt dat een eis in reconventie niet voor het eerst in hoger beroep kan worden ingesteld. [appellant] zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn tegenvorderingen.

5 De motivering van de beslissing in hoger beroep

wanneer kan de voorzieningenrechter de ontruiming van een huurwoning toewijzen? 5.1

De kantonrechter heeft terecht vooropgesteld dat de vordering tot ontruiming in kort geding pas toewijsbaar is indien (a) in grote mate waarschijnlijk is dat de kantonrechter in een bodemzaak de ontbinding van de huurovereenkomst zal uitspreken wanneer de verhuurder dat zou vorderen en (b) blijkt van een zodanig ernstige tekortkoming dat het belang van de verhuurder om over het gehuurde te beschikken moet prevaleren boven het belang van de huurder om in het gehuurde te blijven. Gelet hierop zal het hof onderzoeken of blijkt van voldoende ernstige tekortkomingen van [appellant] om hem in kort geding te veroordelen tot ontruiming van zijn woning.

huurachterstand

5.2

In het vonnis staat dat de huurachterstand van [appellant] op zichzelf al de ontruiming van de woning rechtvaardigt. Stichting Klooster beroept zich in dit verband op het feit dat [appellant] uitsluitend de maandhuur over april 2018 tot en met juli 2018 op tijd heeft betaald en dat hij circa vijf jaar lang andere maandtermijnen zonder uitzondering te laat betaalde. [appellant] heeft dit niet ontkend: hij heeft de huur over bijna iedere maand waarin hij de woning gebruikte ongeveer drie weken te laat betaald. Daarnaast zijn er enkele periodes geweest waarin hij een nog grotere achterstand had, die hij echter heeft ingelopen.

5.3

Stichting Klooster heeft in de loop van de tijd aan [appellant] niet duidelijk gemaakt dat zij van de voortdurende (‘slepende’) huurachterstand een ernstig verwijt aan [appellant] maakte. Stichting Klooster stuurde iedere maand na twee weken een betalingsherinnering waarin zij bijkomende kosten in rekening bracht en [appellant] betaalde vervolgens de huur en de bijkomende kosten. Dat zij kenbaar aan het slepende karakter van de betalingsachterstand een verdergaande betekenis heeft toegekend, blijkt niet. De periodes waarin een verder opgelopen betalingsachterstand bestond troffen partijen een betalingsregeling, die eveneens door [appellant] werd nagekomen. Bij de aanvang van dit kort geding in eerste aanleg bestond er opnieuw een dergelijke situatie en was de betalingsachterstand opgelopen tot tweemaal de maandhuur. Na de dagvaarding nam die achterstand met nog een maandtermijn toe, waarna [appellant] op de dag van de mondelinge behandeling in eerste aanleg een maandtermijn heeft betaald. Het hof gaat daarom in dit kort geding uit van een achterstand van twee maanden.Gelet op wat hierboven staat beschreven een jarenlang vrijwel rimpelloos bestaand hebbende praktijk waarin [appellant] circa drie weken te laat betaalde – moet er rekening mee worden gehouden dat in een bodemzaak zal worden geoordeeld dat enkel de betalingsachterstand de ontbinding van de huurovereenkomst met ontruiming van de woning niet rechtvaardigt, ook niet indien daarbij wordt betrokken dat de huurachterstand was opgelopen tot twee maandhuren. Van een verrekening met de waarborgsom is geen sprake.

5.4

Dit betekent nog niet dat het ontruimingsvonnis moet worden vernietigd. De betalingsachterstand is niet de enige grond voor Stichting Klooster om ontruiming van de woning te eisen: zij heeft daarvoor in eerste aanleg meer feiten en omstandigheden aangedragen. Nu grief 1 ten dele gegrond blijkt te zijn, moet het hof ook die andere feiten en omstandigheden in zijn beoordeling betrekken.

klachten van medebewoners

5.5

De huurwoning van [appellant] maakt deel uit van een complex met 21 woningen en 3 ateliers. Stichting Klooster beheert de woningen en ateliers en verhuurt deze ruimtes. In de dagvaarding in eerste aanleg verwijt zij [appellant] dat hij het woongenot van verschillende medebewoners in grote mate heeft aangetast. Andere bewoners voelden zich als gevolg van het gedrag van [appellant] onveilig en hadden veel last van harde muziek die door [appellant] werd opgezet. [appellant] heeft medebewoners op intimiderende en een bedreigende manier benaderd en heeft daarbij ook de privacy van medebewoners geschonden, aldus moet het betoog van Stichting Klooster mede aan de hand van de dagvaarding in eerste aanleg en de daarbij gevoegde producties worden begrepen.

5.6

Volgens [appellant] zijn deze verwijten ongegrond. Daarom heeft het hof de bij de dagvaarding in eerste aanleg overgelegde producties nader bekeken. Op grond van het in kort geding beschikbare bewijsmateriaal geeft het hof Stichting Klooster daarin in dit kort geding gelijk. Dit is een andere beslissing dan die van de voorzieningenrechter in eerste aanleg, die bewijslevering nodig vond en daarom aan de klachten van Stichting Klooster met betrekking tot het gedrag van [appellant] in kort geding voorbij ging. Hieronder wordt uitgelegd waarom het hof vindt dat Stichting Klooster in deze zaak in kort geding voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat die klachten gegrond zijn.

de producties bij dagvaarding in eerste aanleg over gedrag van [appellant]

5.6.1

Productie 17: het bericht van 17 december 2018 van een medebewoonster van [appellant] (hierna: ‘medebewoonster 1’) aan Stichting Klooster die daarin schrijft dat [appellant] haar die dag bang had gemaakt door in beschonken staat haar mailadres te vragen en zich daarbij een beetje dringend te gedragen. Vervolgens ontving zij volgens deze productie mailtjes met een nare ondertoon.

5.6.2

Productie 18: het bericht van Stichting Klooster d.d. 27 mei 2019 aan haar toenmalige gemachtigde, waarin Stichting Klooster schrijft dat medebewoonster 1 zich op 26 mei 2019 door mailberichten en telefoontjes van [appellant] zodanig bedreigd heeft gevoeld dat Stichting Klooster haar heeft aangeraden om een volgende keer 112 te bellen.

5.6.3

Productie 19: de volgende citaten uit (twee verschillende) mailberichten d.d. 26 mei 2019 van bewoonster 1 aan Stichting Klooster:

(…) [appellant] belde me net met een prive nummer ondanks dat ik mijn nummer niet aan hem heb gegeven. Met de vraag waarom ik niet open deed. Ik heb het gesprek afgekapt en gezegd dat ik de politie zou bellen. Ik heb alweer een gemiste oproep. :)

en

[appellant] stond net heel erg lang op mijn deur te bonzen. Steeds harder, op een gegeven moment werd ik er best bang van. Uiteindelijk is ie gelukkig gestopt. Geen idee wat ie wilde, had geen zin om open te doen. (…)

5.6.4

Productie 20: een citaat uit een mailbericht d.d. 27 mei 2019 van medebewoonster 2 aan Stichting Klooster:

(…)Het wordt steeds gekker met [appellant] . Zie de mail hieronder. Hij belt nu ook midden in de nacht. (…)

en in het daaronder afgedrukte mailbericht d.d. 27 mei 2019 (03:14 uur) van [appellant] aan medebewoonster 2:

(…)Ook heb ik contact gezocht met [medebewoonster 1] die boos reageerde toen ik haar belde, ze vroeg onder andere hoe ik aan haar nummer kwam (…) wat op haar website staat.

5.6.5

Productie 12: een mailbericht van [appellant] van 15 december 2018 aan medebewoonster 3 met kopieberichten aan andere bewoners. Dit bericht is een antwoord van [appellant] op een uitnodiging van alle bewoners om de expositie ‘Dialogen #2’ te komen bezoeken en om bij een Artist Talk aanwezig te zijn. [appellant] schrijft :

Hallo Buren, Wat leuk. Wat zijn dit voor monologen? Mono muziek? Of de befaamde vagina monologen? Dan vind ik het toch wel jammer dat ik niet deelneem! (…)

5.6.6

Productie 14: het mailbericht van 1 mei 2019 van [appellant] aan medebewoonster 2. Medebewoonster 2 heeft in januari 2019 aan Stichting Klooster geschreven over stankoverlast die door de kat van [appellant] zou zijn veroorzaakt en over haar angst dat [appellant] gaat ontsporen door ‘paranoia’. Ook heeft zijn het daarbij gehad over het inschakelen van de GGD. [appellant] schrijft in zijn mailbericht van 1 mei 2019:

(…) Ik heb al even niks meer van je gehoord. Hoe gaat het? Heb je nog last van luchtjes of andere zaken? Verder wil ik je verzoeken om je bemoeienissen te staken. Het is goed bedoeld maar ongewenst. Ik kan ook wel ergens melden dat Zweden met Amerika de liefde bedrijft. Of dat Amerika zich voordoet als Zweden dat kan natuurlijk ook. Het is dus laakbaar en ook strafbaar. (…)

5.6.7

Productie 15: een aantal mailberichten, waaronder een antwoord d.d. 6 januari 2019 van [appellant] aan medebewoner 4 met de volgende tekst:

(…) het voornaamste doel van deze e-mail is dat ik je ook wil waarschuwen: Enige tijd geleden heb ik over je gedroomd en dat was niet zo positief. ik zou dus wel zorgen dat je de komende tijd goed op jezelf let. Begrijp me niet verkeerd dit is geen dreigement maar goed bedoeld. (…)

Uit de mailberichten blijkt verder dat medebewoner 4 meermalen bij [appellant] heeft geklaagd over muziek, die niet alleen ’s avonds hard aan stond, maar ook tijdens de rest van de dag. Vooral bastonen waren sterk hoorbaar.

5.6.8

Productie 16: het mailbericht d.d. 11 januari 2019 van medebewoner 4 aan Stichting Klooster met diens standpunt, dat inhoudt dat [appellant] veelvuldig geluidsoverlast heeft veroorzaakt en een opmerking heft gemaakt over het liefdesleven van medebewoner 4 waaruit blijkt dat [appellant] daarin een interesse heeft, met als (voorzienbaar) gevolg dat medebewoner 4 zich vanaf dat moment door [appellant] bekeken en beluisterd heeft gevoeld. In deze mail wordt aan het gedrag van [appellant] gerefereerd met termen als “aanhoudende overlast en intimidatie”.

5.6.9

Productie 13: de brief van april 2014 van medebewoonster 5, benedenbuurvrouw van [appellant] , onder meer over door [appellant] veroorzaakte geluidsoverlast. Daarin staat dat [appellant] zijn muziek dag en nacht had aanstaan en dat de bas en zang in de benedenwoning letterlijk konden worden gehoord. Ook zou [appellant] , kennelijk zonder toestemming, in de (privé-) tuin van de benedenbuurvrouw zijn gekomen en zou hij haar bij andere gelegenheden hebben opgewacht. Verder zou [appellant] haar op een dag tientallen keren hebben gebeld. Het bellen gebeurde ook wel ’s nachts. Meermalen drong [appellant] na mailberichten die hij had gezonden aan op een snelle reactie, wat eveneens zeer hinderlijk werd gevonden, aldus begrijpt het hof de brief van medebewoonster 5.

wat uit de producties valt op te maken

5.7

Door de inhoud van deze brieven en mailberichten heeft Stichting Klooster aannemelijk gemaakt dat de medebewoners in 2019 bovenmatig veel last hebben gehad van bedreigend gedrag van [appellant] en van geluidsoverlast, en dat hun woongenot en/of privacy daardoor in vérgaande mate werden aangetast. De onder 5.6.10 bedoelde klacht is aanzienlijk ouder en maakt aannemelijk dat [appellant] soortgelijk gedrag niet alleen in de maanden kort vóór het kort geding heeft vertoond, maar ook bij het begin van de huur. Wat [appellant] hier in zijn processtukken en producties tegenover heeft gesteld, ontkracht in onvoldoende mate het beeld van ernstige overlast. Dit gedrag valt in de verhouding tussen partijen aan [appellant] aan te rekenen en levert een tekortschieten op in diens verplichtingen uit hoofde van artikel 13.4 en 13.6 van de algemene bepalingen om medebewoners geen hinder of last aan te doen en zich als goed huurder te gedragen - met § 2.3 en 2.4 van de dagvaarding in eerste aanleg heeft Stichting Klooster op deze verplichtingen gewezen. Voorshands blijkt dat [appellant] dit gedrag minstens maandenlang heeft vertoond en zich daarbij te weinig heeft aangetrokken van klachten van zijn medebewoners.

inspecties

5.8

Stichting Klooster heeft ook nog een beroep gedaan op een tekortschieten van [appellant] in zijn verplichting om inspecties van de woning toe te staan. Het hof zal hierop verder niet ingaan, omdat hieronder de conclusie wordt getrokken dat de vordering tot ontruiming in kort geding al mag worden toegewezen op grond van de combinatie van de voorshands gebleken betalingsachterstand en overlast.

afweging

5.9

De inmiddels plaatsgevonden ontruiming heeft [appellant] dakloos gemaakt en heeft zijn leven in vérgaande mate ontwricht. Dit is een zeer ernstig gevolg van de ontruiming, welk gevolg daarom zwaar weegt. Maar gelet achtereenvolgens op de lange duur van de aan [appellant] toe te rekenen overlast en de hinder die daardoor aan medebewoners is aangedaan, alsmede op de betalingsachterstand die in juni 2019 was ontstaan en op het ontbreken van uitzicht op verbetering, op niet al te lange termijn, van het gedrag en/of van de financiële positie van [appellant] , moeten de kansen op toewijzing van een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure hoog worden ingeschat, zó hoog dat in kort geding de ontruimingsvordering gegrond is. Het hoger beroep faalt daarom.

spoedeisend belang

5.10

Stichting Klooster heeft bij de vordering tot ontruiming spoedeisend belang omdat zonder ontruiming verwacht moet worden dat het lastige gedrag van [appellant] zou voortduren en dat de huurachterstand niet zou afnemen. Deze situatie is ten tijde van het hoger beroep niet anders. Grief 2 is ongegrond.

de vorderingen van [appellant]

5.11

Grief 3 houdt als klacht in dat de kantonrechter bij gelegenheid van de behandeling in eerste aanleg foto’s die Stichting Klooster hem had overhandigd aan Stichting Klooster heeft teruggegeven, in plaats dat deze aan [appellant] zijn gegeven. De kantonrechter had dit laatste moeten doen, omdat de privacy van [appellant] door het nemen van de foto’s in de woning werd geschonden, aldus [appellant] . [appellant] heeft in hoger beroep gevorderd dat Stichting Klooster die foto’s alsnog aan hem afgeeft. Bovendien heeft hij van Stichting Klooster de afgifte gevorderd van foto’s die Stichting Klooster bij gelegenheid van de ontruiming heeft gemaakt.

5.12

Uit artikel 353 lid 1 Rv blijkt dat een vordering in reconventie niet voor het eerst in hoger beroep mag worden ingesteld. Dat geldt ook in een kort geding. [appellant] was in eerste aanleg gedaagde; hij heeft toen geen eis in reconventie ingesteld. Toepassing van artikel 353 Rv leidt er dan ook toe dat [appellant] niet kan worden ontvangen in de twee vorderingen tot afgifte van de foto’s. Of en in hoeverre Stichting Klooster die foto’s aan [appellant] moet afgeven, blijft daarom in dit geding in het midden.

6 Slotsom

6.1

Grief 1 is voor een deel gegrond, maar dit leidt in dit kort geding niet tot een andere beslissing over de ontruimingsvordering dan in het vonnis van 1 augustus 2019 al is gegeven. Grief 2 is ongegrond en aan inhoudelijke behandeling van grief 3 komt het hof niet toe. Het vonnis van 1 augustus 2019 moet daarom worden bekrachtigd.

6.2

Het hof zal [appellant] in de kosten van het hoger beroep veroordelen omdat hij in hoger beroep in het ongelijk wordt gesteld. De kosten die Stichting Klooster heeft gemaakt zullen worden vastgesteld op het door haar betaalde griffierecht en op een forfaitaire vergoeding voor advocaatkosten, die is berekend volgens het gangbare liquidatietarief (2 punten van het tarief II). Het hof zal ook de vordering tot vergoeding van de wettelijke rente over de proceskosten toewijzen en de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaren, omdat daartegen geen afzonderlijk verweer is gevoerd.

6.3

[appellant] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vorderingen tot het overhandigen van foto’s, het toewijzen van de/een woning en het betalen van schadevergoeding.

7 De beslissingen

Het hof verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in de vorderingen II, III, IV, VI en VII.

Het hof bekrachtigt het vonnis dat kantonrechter (als voorzieningenrechter) op 1 augustus 2019 heeft uitgesproken.

Het hof veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep en bepaalt de kosten die Stichting Klooster tot aan deze uitspraak heeft gemaakt op € 741 voor verschotten en op € 2.148 voor salaris van de advocaat. Het hof veroordeelt [appellant] om deze kosten binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest te betalen. In het geval de kosten niet binnen de termijn van veertien dagen worden betaald, verhoogt het hof deze met de wettelijke rente, te rekenen vanaf veertien dagen na de uitspraak.

Het hof verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.

Dit arrest is gewezen door mrs. H.E. de Boer, W.C. Haasnoot en M.F.A. Evers en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2020.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature