U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Bewindvoerder wordt op eigen verzoek ontslagen. Kinderen rechthebbende kunnen zich niet vinden in de benoeming van de nieuwe professionele bewindvoerder. Hof bekrachtigt deze benoeming en gaat voorbij aan het levenstestament van rechthebbende.

Uitspraak



GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.255.222/01

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 6933089 VO VERZ 18-1068)

beschikking van 12 november 2019

inzake

1 [verzoekster1] ,

postadres te [A] ,

verder te noemen: rechthebbende,

2. [verzoekster2],

wonende te [A] ,

verder te noemen: dochter [verzoekster2] ,

3. [verzoekster3],

wonende te [B] ,

verder te noemen: dochter [verzoekster3] ,

4. [verzoekster4],

wonende te [C] ,

verder te noemen: zoon [verzoekster4] ,verzoekers in hoger beroep,

advocaat: mr. M.A. Jansen te Heerenveen,

en

mr. [verweerster1],

kantoorhoudende te [D] ,verweerster in hoger beroep,

verder ook te noemen: [verweerster1] / de voormalig bewindvoerder,

en

1 [verweerder2] ,

wonende te [E] ,

verder te noemen: zoon [verweerder2] ,

2. [verweerster3],

wonende te [E] ,

verder te noemen: de partner van zoon [verweerder2] ,

verweerders in hoger beroep,

advocaat: mr. S. Vaupell te Wolvega.

Als overige belanghebbende is aangemerkt:

[F] , vennoot van [G],

kantoorhoudende te [H] ,

verder ook te noemen: [G] / de opvolgend bewindvoerder.

1 Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 30 november 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2 Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 26 februari 2019;

- een brief van mr. Jansen van 7 maart 2019 met productie(s);

- het verweerschrift van zoon [verweerder2] en zijn partner met productie(s);

- een journaalbericht van mr. Vaupell van 7 mei 2019 met als productie een 'akte uitlating';

- een journaalbericht van mr. Jansen van 23 september 2019.

Ter zitting heeft mr. Vaupell verklaard dat het journaalbericht van 7 mei 2019 met productie per ongeluk door haar kantoor is verzonden, maar dat deze stukken geen onderdeel uitmaken van het dossier.

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 17 oktober 2019 plaatsgevonden. Verschenen zijn:

- dochters [verzoekster2] en [verzoekster3] , bijgestaan door hun advocaat;

- zoon [verweerder2] , bijgestaan door zijn advocaat;

- [F] namens [G] .

Ter zitting heeft mr. Jansen mede het woord gevoerd aan de hand van de door haar overgelegde zittingsaantekeningen.

3 De feiten

3.1

Rechthebbende is geboren [in] 1940. Sinds 25 december 2013 is zij weduwe van [I] . Zij heeft vier kinderen: zoon [verweerder2] , dochter [verzoekster3] , zoon [verzoekster4] en dochter [verzoekster2] . Rechthebbende heeft van maart 2017 tot medio 2018 bij dochter [verzoekster2] gewoond. Sindsdien verblijft zij in een verpleeghuis.

3.2

Bij beschikking van 15 april 2015 heeft de kantonrechter, voor zover hier van belang, een bewind ingesteld over de goederen en gelden die (zullen) toebehoren aan rechthebbende en [J] , Stichting voor financiële zorg (hierna: [J] ), tot bewindvoerder benoemd. Bij beschikking van 21 maart 2017 heeft dit hof de beschikking van 15 april 2015 vernietigd voor zover daarbij [J] tot bewindvoerder is benoemd en opnieuw beschikkende mr. [verweerster1] tot bewindvoerder benoemd.

3.3

Bij beschikking van de kantonrechter van 28 juni 2017 is, voor zover hier van belang, een mentorschap ingesteld ten behoeve van rechthebbende en is mr. [verweerster1] benoemd tot mentor.

3.4

Tussen rechthebbende en zoon [verweerder2] en zijn partner is sprake geweest van een juridisch geschil inzake een vordering van rechthebbende tot ontruiming van onroerende zaken. Dit heeft geleid tot een vonnis in kort geding van de rechtbank en arresten in kort geding van dit hof.

3.5

Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 24 mei 2018, heeft mr. [verweerster1] verzocht haar te ontslaan als bewindvoerder en mentor van rechthebbende en een opvolgend bewindvoerder en mentor te benoemen.

3.6

Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 22 juni 2018, heeft zoon [verweerder2] verzocht om rechthebbende onder curatele te stellen.

3.7

De kantonrechter heeft naar aanleiding van voornoemd verzoek tot wijziging van mentor - naar het hof begrijpt - mr. [verweerster1] ontslagen als mentor van rechthebbende en [K] B.V. tot opvolgend mentor benoemd.

4 De omvang van het geschil

4.1

Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 30 november 2018 heeft de kantonrechter, voor zover hier van belang, mr. [verweerster1] met ingang van 15 december 2018 ontslagen als bewindvoerder en met ingang van diezelfde datum [F] , vennoot van [G] , tot opvolgend bewindvoerder benoemd. De kantonrechter heeft het verzoek van zoon [verweerder2] tot ondercuratelestelling van rechthebbende afgewezen.

4.2

Rechthebbende, dochters [verzoekster2] en [verzoekster3] en zoon [verzoekster4] zijn met ongenummerde grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven zien op de benoeming van [G] tot opvolgend bewindvoerder. Zij verzoeken het hof de bestreden beschikking in zoverre te vernietigen en opnieuw rechtdoende dochter [verzoekster3] tot opvolgend bewindvoerder te benoemen.

4.3

Zoon [verweerder2] en zijn partner voeren verweer en verzoeken het hof (zakelijk weergegeven) de bestreden beschikking te bekrachtigen voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

4.4

De opvolgend bewindvoerder heeft ter zitting kenbaar gemaakt dat hij bewindvoerder van rechthebbende wil blijven.

5 De motivering van de beslissing

Positie partner van zoon [verweerder2]

5.1

Volgens het bepaalde in artikel 798 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is de partner van zoon [verweerder2] geen belanghebbende in de onderhavige procedure en kan zij dus geen verweerschrift indienen. Het hof zal het verweerschrift dan ook aldus beschouwen dat het uitsluitend namens zoon [verweerder2] is ingediend.

Door rechthebbende ingestelde hoger beroep

5.2

Ter zitting heeft mr. Jansen verklaard dat haar bedoeling was met het journaalbericht van 23 september 2019 aan het hof te laten weten dat rechthebbende het door haar ingestelde hoger beroep wenst in te trekken, omdat rechthebbende inmiddels niet meer in staat is duidelijk aan te geven wat zij wel of niet wil: zij is dementerende en kan de context van deze procedure niet meer begrijpen.

Mr. Jansen was er niet mee bekend dat de inhoud van het betreffende journaalbericht luidt dat zij zich onttrekt als advocaat van rechthebbende. Ter zitting is afgesproken dat (zakelijk weergegeven) het hof het journaalbericht aldus zal lezen dat rechthebbende het door haar ingestelde hoger beroep wenst in te trekken en dat zij de gronden van haar hoger beroep niet handhaaft. Dit brengt mee dat het hof rechthebbende niet-ontvankelijk zal verklaren in haar verzoek in hoger beroep.

Wijziging bewindvoerder

5.3

Het hof stelt vast dat in hoger beroep de noodzaak van een onderbewindstelling - naast die van een mentorschap - niet (meer) in geschil is. Ook is niet in geschil dat [verweerster1] op eigen verzoek terecht ontslag is verleend. Aan het hof ligt uitsluitend de vraag voor, zo is ter zitting door betrokkenen bevestigd, wie tot opvolgend bewindvoerder van rechthebbende moet worden benoemd: dochter [verzoekster3] of [G] .

5.4

Op grond van artikel 1:435 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Wanneer de betrokkene is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levenspartner heeft, wordt op grond van het vierde lid van voornoemd artikel - tenzij het derde lid is toegepast - bij voorkeur de echtgenoot, geregistreerd partner, dan wel een andere levensgezel tot bewindvoerder benoemd. Is het voorgaande niet van toepassing dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zussen tot bewindvoerder benoemd.

5.5

Dochters [verzoekster2] en [verzoekster3] en zoon [verzoekster4] (hierna: appellanten) hebben zich onder meer op het standpunt gesteld dat rechthebbende in haar levenstestament de uitdrukkelijke voorkeur voor dochter [verzoekster3] als bewindvoerder heeft uitgesproken en dat deze voorkeur moet worden gevolgd. Daarbij komt, zo stellen appellanten, dat dochter [verzoekster3] gedurende enkele jaren naar tevredenheid van rechthebbende als haar gevolmachtigde heeft opgetreden en haar financiële belangen heeft behartigd.

Zoon [verweerder2] heeft verweer gevoerd en gesteld dat gezien de forse familieproblematiek sprake is van gegronde redenen die zich verzetten tegen benoeming van dochter [verzoekster3] als bewindvoerder. Volgens zoon [verweerder2] brengt het belang van rechthebbende met zich dat een onafhankelijke bewindvoerder het meest geëigend is in deze zaak.

5.6

Het hof overweegt als volgt. Op 12 februari 2013 heeft rechthebbende een levenstestament ondertekend. Hierbij is onder meer een volmacht verleend om de in het levenstestament genoemde rechtshandelingen te verrichten. Ook is in het levenstestament een uitdrukkelijke voorkeur aangegeven voor een te benoemen bewindvoerder indien op enig moment door de kantonrechter een beslissing moet worden genomen over een bewind. Als aangewezen gevolmachtigde en te benoemen bewindvoerder heeft rechthebbende haar echtgenoot [I] aangewezen en bij opvolging dochter [verzoekster3] .

Vervolgens is bij beschikking van 15 april 2015 een bewind ingesteld over de gelden en goederen die (zullen) toebehoren aan rechthebbende en is [J] tot bewindvoerder benoemd. Bij beschikking van dit hof van 21 maart 2017 is, voor zover hier van belang, de beschikking van 15 april 2015 bekrachtigd voor zover daarbij een onderbewindstelling is uitgesproken. Het hof heeft de beschikking vernietigd voor zover daarbij [J] tot bewindvoerder is benoemd en opnieuw beschikkende [verweerster1] tot bewindvoerder benoemd. Uit die beschikking van het hof blijkt dat bij die benoeming destijds de uitdrukkelijke voorkeur van rechthebbende is gevolgd. Kennelijk was dat op dat moment - in afwijking van het levenstestament - [verweerster1] in plaats van dochter [verzoekster3] .

In 2017 heeft rechthebbende een verzoek ingediend tot ontslag van [verweerster1] als haar bewindvoerder en tot benoeming van dochter [verzoekster3] als opvolgend bewindvoerder. Rechthebbende heeft dit verzoek echter ter zitting in eerste aanleg ingetrokken. Kennelijk had zij op dat moment geen bezwaar dat [verweerster1] haar bewindvoerder bleef.

In de onderhavige procedure is bij de bestreden beschikking [verweerster1] ontslagen als bewindvoerder van rechthebbende en [G] tot opvolgend bewindvoerder benoemd. Rechthebbende heeft het door haar ingestelde hoger beroep ingetrokken. Niet duidelijk is wat op dit moment de uitdrukkelijke voorkeur van rechthebbende is.

5.7

Uit de hiervoor omschreven gang van zaken blijkt dat sinds de aanvang van de onderbewindstelling in 2015 dochter [verzoekster3] nooit de bewindvoerder van rechthebbende is geweest en dat rechthebbende tijdens de sindsdien gevoerde procedures haar voorkeur voor dochter [verzoekster3] niet heeft gehandhaafd. Het hof is dan ook van oordeel dat de in 2013 in het levenstestament uitgesproken uitdrukkelijke voorkeur van rechthebbende door de feitelijke gang van zaken sindsdien is achterhaald. Het hof ziet daarom aanleiding om in deze situatie de destijds in het levenstestament opgenomen voorkeur niet in aanmerking te nemen.

5.8

Het hof vindt het verder niet in het belang van rechthebbende om één van haar kinderen, in dit geval dochter [verzoekster3] , als bewindvoerder te benoemen. Er is hier sprake van zeer complexe familieverhoudingen met veel wantrouwen en een gebrek aan (behoorlijke) communicatie. Het hof volgt appellanten niet in hun betoog dat de familieverhoudingen niet dermate bijzonder complex of ingewikkeld zijn dat tegen de wil van rechthebbende - wat hier ook van zij - een onafhankelijke bewindvoerder zou moeten worden benoemd. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is voldoende gebleken dat er al jaren sprake is van een hevige strijd tussen een deel van de dochters en zonen. Naar het oordeel van het hof is er geen sprake van gebruikelijke meningsverschillen, maar eerder van een strijd die vergelijkbaar is met die van een zogeheten “vechtscheiding”, waar partijen niet schuwen elkaar in procedures te betrekken. Het hof constateert dat er al jaren geen, althans geen behoorlijke onderlinge communicatie is tussen partijen. Ook is het de dochters en zonen tot op heden niet gelukt in onderling overleg de nalatenschap van hun vader te verdelen. Naar het oordeel van het hof valt ook niet te verwachten dat binnen afzienbare tijd verbetering zal ontstaan in de verhouding tussen de dochters en zonen.

Los van de vraag tussen welke dochters en zonen al dan niet sprake is van een verstoorde verstandhouding, vaststaat dat dochter [verzoekster3] ertussen zit en dat dit haar zou belemmeren in een behoorlijke uitoefening van de taken van een bewindvoerder. Dat in verband met de verstoorde verhoudingen al een onafhankelijke mentor voor rechthebbende is benoemd, acht het hof niet afdoende. Vaststaat immers dat de dochters en zonen het evenmin eens zijn op welke wijze de vermogensrechtelijke belangen van rechthebbende moeten worden behartigd.

De door appellanten aangehaalde jurisprudentie betreft andere feitelijke situaties en nopen niet tot een ander oordeel.

5.9

Gezien het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof het, evenals de kantonrechter, aangewezen dat niet dochter [verzoekster3] maar een onafhankelijke bewindvoerder wordt benoemd. Ter zitting is namens appellanten verklaard dat indien het hof niet dochter [verzoekster3] als opvolgend bewindvoerder benoemt, [G] bewindvoerder moet blijven. Zoon [verweerder2] heeft ook verzocht de benoeming van [G] in stand te laten. Nu het hof ook overigens niet is gebleken van bezwaren tegen de benoeming van [G] tot bewindvoerder van rechthebbende, is het hof van oordeel dat de kantonrechter terecht [G] tot opvolgend bewindvoerder heeft benoemd.

6 De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, bekrachtigen en rechthebbende niet-ontvankelijk verklaren in haar verzoek in hoger beroep.

7 De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

verklaart rechthebbende niet-ontvankelijk in haar verzoek in hoger beroep;

bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 30 november 2018 (zaaknummer 6933089 VO VERZ 18-1068), voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

Deze beschikking is gegeven door mrs. G.M. van der Meer, J.G. Idsardi en M.E. Allegro, bijgestaan door mr. H.B. Fortuyn als griffier, en is op 12 november 2019 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature