Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Art. 578a Sv. Afdoening van een reeds aangebrachte ontnemingszaak na het voldoen aan de temen van de in de tussentijd overeengekomen ontnemingsschikking als bedoeld in art. 511c Sv. Anders dan de rechtbank is het hof is van oordeel dat het van rechtswege eindigen van de zaak in de zin van art. 578a Sv niet meebrengt dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vordering. Het hof is van oordeel dat in een dergelijk geval een declaratoir vonnis waarin wordt verstaan dat de zaak van rechtswege is geëindigd, het meest recht doet aan hetgeen de wetgever lijkt te hebben beoogd.

Uitspraak



Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-001946-18

Uitspraak d.d.: 6 september 2019

VERSTEK

ONTNEMINGSZAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 30 maart 2018 met parketnummer 18-630446-09 in de ontnemingszaak tegen

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,

zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,

volgens de SKDB wonende aan de [adres] .

Procesgang in eerste aanleg

De officier van justitie heeft op 31 januari 2012 bij de rechtbank Groningen (thans rechtbank Noord-Nederland) een vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aanhangig gemaakt, strekkende tot schatting van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel op € 266.100,- en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van dat bedrag.

Op 10 mei 2010 is veroordeelde door de rechtbank Groningen in de onderliggende strafzaak veroordeeld tot straf ter zake van de handel in harddrugs.

De rechtbank heeft ter terechtzitting van 27 februari 2012 het onderzoek aangehouden voor onbepaalde tijd en de stukken in handen gesteld van de rechter-commissaris teneinde een tiental getuigen te horen.

Ter terechtzitting van de rechtbank van 25 september 2014 heeft de officier van justitie de vordering gematigd tot een bedrag van € 44.738,-. De rechtbank heeft op diezelfde zitting het onderzoek voor onbepaalde tijd geschorst in verband met het houden van een schriftelijke voorbereidingsronde.

Ter terechtzitting van 17 maart 2016, op welke zitting veroordeelde en zijn raadsman niet zijn verschenen, is de zaak wederom aangehouden voor onbepaalde tijd, teneinde in overleg met de raadsman van veroordeelde een datum voor de mondelinge behandeling te kunnen bepalen.

Het onderzoek in eerste aanleg is vervolgens hervat ter terechtzitting van 19 maart 2018. Voorafgaand aan die zitting heeft de officier van justitie aan de rechtbank laten weten dat inmiddels een ontnemingsschikking, als bedoeld in artikel 511c van het Wetboek van Strafvordering (Sv), met veroordeelde was getroffen en dat de veroordeelde aan de voorwaarden van die schikking had voldaan. Ter terechtzitting was enkel nog de vraag aan de orde welke consequentie deze schikking voor de aanhangige ontnemingsprocedure zou moeten hebben. De officier van justitie heeft primair gevorderd dat de rechtbank zich van een formele einduitspraak zou onthouden en subsidiair dat de rechtbank zou volstaan met het wijzen van een declaratoir vonnis.

De rechtbank heeft bij beslissing van 30 maart 2018 de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het systeem van de wet meebrengt dat, indien het onderzoek in de ontnemingszaak eenmaal op zitting is aangevangen, een einduitspraak van de rechtbank dient te volgen en dat de officier van justitie, nu de veroordeelde aan de termen van de met hem getroffen schikking heeft voldaan, niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn ontnemingsvordering.

De officier van justitie heeft tegen de hiervoor genoemde beslissing tijdig hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 23 augustus 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 Sv , het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van de beslissing van de rechtbank en te verstaan dat de ontnemingsprocedure van rechtswege is geëindigd. De advocaat heeft meegedeeld dat veroordeelde heeft voldaan aan de voorwaarden van de hem aangeboden schikking door betaling van € 5.725,-.

De beslissing waarvan beroep

Het hof verenigt zich niet met de beslissing waarvan beroep zodat dit behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.

Beoordeling

Standpunt advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van het hof het woord gevoerd overeenkomstig zijn aan het hof overgelegde schriftelijke requisitoir. Dit requisitoir houdt - kort gezegd - het volgende in. Tussen de rechtbank en het openbaar ministerie bestaat een verschil van inzicht over de vraag wat de betekenis is van artikel 578a, eerste lid, Sv, in het bijzonder van de zinssnede "is (…) de zaak van rechtswege geëindigd". Het hoger beroep ziet enkel op de beantwoording van die juridische vraag. In de artikelen 511b, 511 d en 511e Sv wordt weliswaar het model van de gewone strafprocedure van overeenkomstige toepassing verklaard, maar dit model moet onmiskenbaar worden ingekleurd aan de hand van de bijzonderheden van de ontnemingsprocedure. Binnen het model van de gewone strafprocedure kent de ontnemingsprocedure zijn eigen systematische kenmerken. Dit brengt mee dat indien een veroordeelde heeft voldaan aan de termen van de met hem getroffen schikking, een einduitspraak van de rechter achterwege dient te blijven, nu beëindiging van rechtswege impliceert dat er geen basis meer bestaat voor enige beslissing van de rechter.

Oordeel hof

Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende wettelijke bepalingen van belang:

Artikel 266 Sv :

"1. Zolang het onderzoek op de terechtzitting nog niet is aangevangen, kan de officier van justitie de dagvaarding intrekken. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan de verdachte en aan de benadeelde partij.

(…)"

Artikel 511b Sv :

"1. Een vordering van het openbaar ministerie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt zo spoedig mogelijk doch uiterlijk twee jaren na de uitspraak in eerste aanleg bij de rechtbank aanhangig gemaakt.

(…)

4. De vordering behelst mede de oproeping om op het daarin vermelde tijdstip ter terechtzitting te verschijnen. De artikelen 260, 263 en 265 tot en met 267 zijn van overeenkomstige toepassing. "

Artikel 511c Sv :

"De officier van justitie kan, zolang het onderzoek op de terechtzitting niet is gesloten, met de verdachte of veroordeelde een schriftelijke schikking aangaan tot betaling van een geldbedrag aan de staat of tot overdracht van voorwerpen ter gehele of gedeeltelijke ontneming van het ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht voor ontneming vatbare wederrechtelijk verkregen voordeel. "

Artikel 511d Sv :

"1. Op de behandeling van een vordering van de officier van justitie zijn de bepalingen van de eerste afdeling van Titel VI van het tweede Boek van overeenkomstige toepassing.

(…)"

Artikel 511e Sv :

"1. Op de beraadslaging en de uitspraak zijn de bepalingen van de vierde afdeling van Titel VI van het tweede Boek van overeenkomstige toepassing (…)"

Artikel 578a Sv :

"Indien de officier van justitie overeenkomstig artikel 511c een schikking met de verdachte of veroordeelde aangaat, bepaalt hij de termijn waarbinnen aan de termen van die schikking moet worden voldaan. Tot dat tijdstip is de termijn waarbinnen ingevolge artikel 511b, eerste lid, een vordering aanhangig moet zijn gemaakt geschorst. Door voldoening aan die termen vervalt het recht tot indiening van de vordering of is, indien die vordering reeds is ingediend, de zaak van rechtswege geëindigd."

De memorie van toelichting bij het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de wet van 10 december 1992 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering en enkele andere wetten ter verruiming van de mogelijkheden tot toepassing van de maatregel van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en andere vermogenssancties, Stb. 1993, 11, houdt onder meer in:

"In het eerste lid van artikel 578a worden de modaliteiten van de tenuitvoerlegging van schikkingen, welke op grond van artikel 511c zijn aangegaan, geregeld. Tot de termen waaronder zo 'n schikking kan worden aangegaan behoort een betalingsregeling, welke kan voorzien in betaling in termijnen. Tevens is zeker gesteld dat wanneer degene met wie de schikking is aangegaan talmt met het voldoen van de te betalen bedragen, daardoor niet de termijn waarbinnen uiterlijk een vordering ex art. 36e Sr bij de rechtbank aanhangig moet zijn gemaakt verstrijkt. Tevens zijn de rechtsgevolgen van het voldoen aan de schikking aangegeven: het recht van het openbaar ministerie om alsnog een vordering bij de rechtbank in te dienen vervalt of, als die vordering al was ingediend, de zaak is van rechtswege geëindigd."

Wat precies moet worden verstaan onder "van rechtswege geëindigd" wordt in de memorie van toelichting niet nader aangegeven.

Het hof constateert voorts dat binnen de rechtspraak verschillend wordt beslist op de vraag wat de consequentie moet zijn van het voldoen aan de schikkingsvoorwaarden door een veroordeelde indien de vordering reeds is ingediend. Zo kiest de rechtbank Amsterdam voor een declaratoir vonnis waarin wordt verstaan dat de zaak van rechtswege is geëindigd en kiezen andere rechtbanken voor het niet-ontvankelijk verklaren van de officier van justitie in de ontnemingsvordering.

Het hof stelt vast dat artikel 578a, eerste lid, Sv niet goed toepasbaar is binnen het reguliere beslissingssysteem van de wet. De artikelen 348, 349 en 350 Sv, die gelet op artikel 511e Sv van overeenkomstige toepassing zijn op de ontnemingsprocedure, geven de rechter niet de mogelijkheid om een zaak van rechtswege geëindigd te verklaren. De optie om in het geheel niet te beslissen, zoals bepleit door het openbaar ministerie in de appelschriftuur, past niet in het systeem van de wet, met name gelet op artikel 511b, vierde lid, Sv in verbinding met artikel 266, eerste lid, Sv waaruit volgt dat het voor de officier van justitie niet mogelijk is om de ontnemingsvordering in te trekken als het onderzoek op de terechtzitting al is aangevangen. Het vastleggen en verstaan dat de zaak is geëindigd na het voldoen aan een schikking past weliswaar ook niet in het systeem, maar doet meer recht aan hetgeen de wetgever lijkt te hebben beoogd. Het hof volgt daarom het standpunt van de advocaat-generaal waar hij stelt dat van een letterlijke toepassing van de artikelen 348, 349 en 350 Sv geen sprake kan zijn, maar dat een herinterpretatie van die voorschriften in het licht van het specifieke karakter van de ontnemingsprocedure is aangewezen. Het hof zal daarom uitgaan van de letterlijke bewoordingen van artikel 578a, eerste lid, Sv .

Het hof zal, gelet op het voorgaande, verstaan dat de ontnemingszaak van rechtswege is geëindigd.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt de beslissing waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verstaat dat de zaak van rechtswege is geëindigd.

Aldus gewezen door

mr. H.J. Deuring, voorzitter,

mr. M.C. Fuhler en mr. F.A. Hartsuiker, raadsheren,

in tegenwoordigheid van mr. S.M. Nicolai, griffier,

en op 6 september 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Mr. F.A. Hartsuiker is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Kamerstukken II 1989/90, 21 504, nr. 3, p. 76.

Zie rb Amsterdam 14 januari 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:9050, rb Den Haag 25 juni 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:10107 en rb Overijssel 14 maart 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:1001.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature