Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Het hof heeft geoordeeld dat de rechtbank de reeds ontbonden v.o.f. in staat van faillissement kon verklaren, aangezien gebleken is dat de vereffening van die ontbonden v.o.f. nog niet is voltooid.

Uitspraak



GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.253.674

(zaaknummer rechtbank Gelderland F.05/19/8)

arrest van 21 februari 2019

inzake

de vennootschap onder firma [Appellant] ,

gevestigd te [Woonplaats] ,

appellante, hierna: [Appellant] ,

advocaat: mr. D. Coskun te Arnhem,

tegen

1 de naamloze vennootschap Collin Crowdfund N.V.,

en

2. de stichting Stichting Zekerhedenagent Collin Crowdfund,

beide gevestigd te Udenhout,

geïntimeerden, hierna: Collin,

advocaat: mr. R.F. Feenstra te Apeldoorn.

1 Het geding in eerste aanleg

1.1

Bij vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 8 januari 2019 is [Appellant] op verzoek van Collin in staat van faillissement verklaard, met benoeming van

[Rechter-commissaris] tot rechter-commissaris en [Curator] tot curator.

1.2

Bij vonnis van 22 januari 2019 is het door [Appellant] tegen het vonnis van 8 januari 2019 ingestelde verzet ongegrond verklaard. Het hof verwijst naar het vonnis van 22 januari 2019.

2 Het geding in hoger beroep

2.1

Bij ter griffie van het hof op 30 januari 2019 ingekomen verzoekschrift is [Appellant] in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis van 22 januari 2019 en heeft zij het hof verzocht dat vonnis te vernietigen.

2.2

Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift met bijlagen, alsmede van de brieven met bijlagen van mr. Coskun van 6 en 12 februari 2019, de brief met bijlagen van de curator van 12 februari 2019 en de spreekaantekeningen van mr. Feenstra van 22 januari 2019 die het hof op 13 februari 2019 heeft ontvangen.

2.3

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 februari 2019, waarbij

[X] namens [Appellant] is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Voorts is

mr. Feenstra namens Collin verschenen. De curator is eveneens verschenen.

3 De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1

Nu ook in hoger beroep niet is gesteld of gebleken dat het centrum van de voornaamste belangen van [Appellant] zich in een andere lidstaat dan Nederland bevindt, gaat het hof op grond van het bepaalde in artikel 3 van de EU Insolventieverordening uit van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter.

3.2

De rechtbank heeft het door [Appellant] ingediende verzet tegen het faillissementsvonnis van 8 januari 2019 ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat de rechtbank in het vonnis van 8 januari 2019 de faillietverklaring heeft kunnen uitspreken aangezien de vereffening van [Appellant] nog niet is voltooid.

3.3

[Appellant] voert aan dat zij op 8 januari 2019 niet (meer) failliet verklaard kon worden. Op 1 oktober 2018 was het actief van de onderneming van [Appellant] verkocht aan [Een bedrijf] (hierna: de koopovereenkomst). De koopovereenkomst is door [Appellant] als bijlage 7 in het geding gebracht. Na verkoop van de onderneming en het ontbindingsbesluit van de firmanten van 14 november 2018 (bijlage 6 van [Appellant] ) is de vennootschap opgehouden te bestaan omdat er niets meer te vereffenen was, er geen baten meer waren, en er alleen nog schulden waren. Daarmee was de vereffening voltooid en kon de vennootschap onder firma niet meer failliet worden verklaard.

3.4

Namens Collin en door de curator is, kort samengevat en voor zover bij de beoordeling van het hoger beroep van belang, aangevoerd dat de vereffening niet is voltooid en dat aan alle vereisten voor faillietverklaring is voldaan.

3.5

Bij de beoordeling van een faillissementsverzoek tegen een ontbonden vennootschap onder firma geldt dat een ontbonden vennootschap onder firma blijft bestaan voor zover dit voor haar vereffening nodig is en dat faillietverklaring van die ontbonden vennootschap onder firma mogelijk is totdat de vereffening is voltooid (zie Hoge Raad 22 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK3574).

3.6

Uit de in het geding gebrachte stukken en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat de vereffening van [Appellant] nog niet is voltooid. Uit de aan de koopovereenkomst gehechte inventarislijst (onderdeel van het taxatierapport dat als bijlage 8 door [Appellant] in het geding is gebracht) en de standpunten van [Appellant] zelf volgt dat van de inventaris slechts de meubels, decoratie, bestek en kookgerei zijn verkocht. De ovens van [Appellant] , waarop crediteur Rational een pandrecht zou hebben verkregen, zijn niet verkocht en geleverd en evenmin de onder eigendomsvoorbehoud geleverde koelingen. Daar komt bij dat namens [Appellant] ter zitting is verklaard dat er nog één of meer bezwaarprocedures lopen tegen de belastingdienst met betrekking tot ambtshalve aanslagen. Voorts zou er een vordering wegens onrechtvaardigde verrijking (kunnen) bestaan op de verhuurder van het pand waarin [Appellant] haar onderneming exploiteerde, omdat [Appellant] het gehuurde heeft laten verbouwen voor haar rekening, terwijl de verhuurder met de beëindiging van de huurovereenkomst de beschikking heeft gekregen over een pand dat in waarde is toegenomen door de verbouwing. Er is dus nog sprake van een vennootschapsvermogen met activa en passiva en van nog niet afgewikkelde rechtsbetrekkingen van [Appellant] met derden. Daarmee kan niet worden vastgesteld dat de vereffening van [Appellant] reeds is voltooid. Dit betekent dat de faillietverklaring van [Appellant] mogelijk is, indien ook overigens aan de vereisten daartoe is voldaan.

3.7

Een faillietverklaring kan worden uitgesproken indien summierlijk is gebleken van een ten tijde van de faillietverklaring bestaand vorderingsrecht van de aanvrager alsmede van het (thans) bestaan van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de schuldenaar verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen. Dat de schuldenaar meer schuldeisers heeft, is een noodzakelijke, maar niet een voldoende voorwaarde voor het aannemen van de hiervoor bedoelde toestand (het zogenoemde pluraliteitsvereiste). Ook als aan het pluraliteits-vereiste is voldaan, dient te worden onderzocht of de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen. Dat de aanvrager een vorderingsrecht heeft, dat [Appellant] meerdere schuldeisers onbetaald laat en dat zij verkeert in de toestand dat zij heeft opgehouden te betalen wordt erkend en staat tussen partijen vast. Tegen dat oordeel van de rechtbank is ook geen grief gericht.

3.8

Anders dan [Appellant] heeft aangevoerd, is voor een faillietverklaring van een ontbonden vennootschap onder firma (waarvan de vereffening nog niet is voltooid) niet vereist dat sprake is van een realistisch vooruitzicht op een concreet actief. Bovendien blijkt uit het voorgaande dat nog activa aanwezig of (mogelijk) te realiseren zijn, nog los van de door de curator gepretendeerde vordering op grond van de actio pauliana.

3.9

De slotsom is dat het vonnis zal worden bekrachtigd.

4 De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:

bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 22 januari 2019.

Dit arrest is gewezen door mrs. F.J.P. Lock, B.J. Engberts en J.H. Steverink, en is op 21 februari 2019 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature