Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Co-ouderschap. Hof neemt geen beslissing over de hoofdverblijfplaats, wel over de inschrijving van de minderjarige in de BRP.

Uitspraak



GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.217.086/01

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/18/166847 / FA RK 16-1166)

beschikking van 15 maart 2018

inzake

[verzoekster] ,

wonende te [A] ,verzoekster in hoger beroep,

verder te noemen: de moeder,

advocaat: mr. N. Groeneveld te Leek,

en

[verweerder] ,

wonende te [B] ,

verweerder in hoger beroep,

verder te noemen: de vader,

advocaat: mr. L.G. Mellens te Hoogezand.

1 Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 7 maart 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2 Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 7 juni 2017;

- het verweerschrift;- een brief van de raad voor de kinderbescherming van 20 juni 2017;

- een brief van 30 juni 2017 van mr. Groeneveld met productie(s);- een journaalbericht van mr. Mellens van 19 oktober 2017 met productie(s);

- een fax van mr. Groeneveld van 29 januari 2018 met productie(s).

2.2

De mondelinge behandeling heeft op 31 januari 2018 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

3 De feiten

3.1

Partijen zijn [in] 2008 met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk is [in] 2008 geboren de thans nog minderjarige [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige] ). Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .

3.2

Sinds begin 2016 leven partijen gescheiden. Vanaf dat moment geldt er een zorgregeling voor [de minderjarige] waarbij hij afwisselend een week bij elk van de ouders verblijft (co-ouderschap).

3.3

In de bestreden beschikking van 7 maart 2017 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. Daarnaast is onder meer bepaald dat het hoofdverblijf van [de minderjarige] bij de vader is, en dat partijen een verdeling van de zorg- en opvoedtaken zijn overeengekomen als vermeld in de aan die beschikking gehechte afspraken. Deze aangehechte regeling behelst onder andere de eerder overeengekomen co-ouderschapsregeling.

4 De omvang van het geschil

4.1

De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen voor wat betreft het gedeelte waarin het hoofdverblijf van [de minderjarige] bij de vader is bepaald, en opnieuw rechtdoende te bepalen dat het hoofdverblijf van [de minderjarige] bij haar is.

4.2

De vader verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen, met veroordeling van de moeder in de proceskosten van dit geding.

5 De motivering van de beslissing

5.1

Op grond van artikel 827 lid 1 aanhef en onder c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) kan de rechter als nevenvoorziening in een echtscheidingsprocedure onder meer een voorziening treffen betreffende de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van een minderjarig kind.

5.2

In de bestreden beschikking heeft de rechtbank overwogen dat uit de gemaakte afspraken blijkt dat partijen een gelijkwaardig co-ouderschap zijn overeengekomen, waarbij [de minderjarige] evenveel tijd bij de vrouw als bij de man doorbrengt. Beide ouders zijn betrokken ouders en zijn in staat een gelijk aandeel in de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] op zich te nemen.

5.3

Uit de toelichting van partijen ter zitting, zowel in eerste aanleg alsook in hoger beroep, blijkt dat het geschil tussen partijen zich met name toespitst op de vraag op welk adres [de minderjarige] dient te worden ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP). Partijen hechten hier veel waarde aan omdat de ouder bij wie [de minderjarige] ingeschreven staat de ouder is die allerlei zaken rondom de persoon van [de minderjarige] dient te regelen. Beide ouders menen dat zij daartoe de aangewezen persoon zijn. De financiële gevolgen van de inschrijving (recht op kinderbijslag en kindgebonden budget) spelen voor partijen geen rol, omdat zij afspraken over de verdeling van die gelden hebben gemaakt. Omdat partijen geen overeenstemming over de inschrijving hebben kunnen bereiken heeft de rechtbank zich genoodzaakt gezien een beslissing te nemen over het hoofdverblijf van [de minderjarige] . De rechtbank heeft daarbij doorslaggevende betekenis toegekend aan het feit dat de man nagenoeg onweersproken heeft gesteld dat hij tot dan toe vrijwel alle praktische zaken voor [de minderjarige] had geregeld. Daarnaast heeft de vrouw, in tegenstelling tot de man, hulp nodig bij de afhandeling van praktische kwesties.

5.4

Het hof oordeelt als volgt. Omdat partijen een gelijkwaardig co-ouderschap zijn overeengekomen, waarbij [de minderjarige] de ene week bij zijn vader woont, en de andere week bij zijn moeder, ziet het hof geen aanleiding om te bepalen dat [de minderjarige] zijn hoofdverblijf zal hebben bij één van hen. [de minderjarige] heeft immers de ene week zijn hoofdverblijf bij zijn vader, en de andere week bij zijn moeder. Het hof vindt het daarom niet in het belang van [de minderjarige] om het hoofdverblijf bij één van zijn ouders vast te stellen. Dit doet immers geen recht aan de gelijkwaardige rol die de ouders in geval van co-ouderschap vervullen. Daarnaast zal de vaststelling van het hoofdverblijf, welke term voor ouders een emotionele lading kan hebben, tot conflicten tussen de ouders kunnen leiden. Wel zal het hof gelet op het eigenlijke geschil tussen de ouders als beschreven in rechtsoverweging 5.3 in het belang van [de minderjarige] een beslissing geven over de inschrijving van [de minderjarige] in de BRP. Het hof zal bepalen dat [de minderjarige] ingeschreven zal zijn op het adres van de vader, nu hij daar reeds enige tijd ingeschreven staat, de zaken rondom zijn persoon goed zijn geregeld en er geen aanleiding is deze inschrijving te wijzigen. De bestreden beschikking zal op het punt van de vaststelling van het hoofdverblijf van [de minderjarige] worden vernietigd.

5.5

De vader heeft het hof verzocht de moeder in hoger beroep in de proceskosten te veroordelen. Gelet op de omstandigheid dat partijen gehuwd zijn geweest en het geschil hieruit voortvloeit zullen de kosten in hoger beroep worden gecompenseerd zoals hierna vermeld.

6 De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:

vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 7 maart 2017, voor zover het de vaststelling van het hoofdverblijf van [de minderjarige] bij de vader betreft, en in zoverre opnieuw rechtdoende:

bepaalt dat [de minderjarige] ingeschreven staat in de Basisregistratie Personen op het adres van de vader;

compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

wijst af het meer of anders verzochte;

verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door mrs. C. Koopman, J.G. Idsardi en I.M. Dölle, bijgestaan door mr. A.T. Harkema als griffier en is op 15 maart 2018 in het openbaar uitgesproken.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature