Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Aandelenoverdracht. Een deel van de koopsom is afhankelijk gesteld van de resultaten van de door de vennootschap gedreven onderneming. Koper vordert het resterende voorwaardelijke deel van de koopsom van de koper van de aandelen en diens bestuurder.

Uitspraak



GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.171.799/01

(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/136294 / HA ZA 14-323)

arrest van 18 april 2017

in de zaak van

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant,

in eerste aanleg: eiser,

hierna: [appellant],

advocaat: mr. M.M.M. Rooijen, kantoorhoudend te Weert,

tegen:

1 Kratos Holding B.V.

gevestigd te Dronrijp,

hierna: Kratos, 2. [geïntimeerde 2] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: [geïntimeerde 2] ,geïntimeerden,in eerste aanleg: gedaagden,hierna gezamenlijk ook te noemen: Kratos c.s., advocaat: mr. J. Stoker, kantoorhoudend te Leeuwarden.

1 Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1.

Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 31 mei 2016 hier over.

1.2.

De in voornoemd tussenarrest bepaalde comparitie heeft plaatsgehad op

2 maart 2017. Het hiervan opgemaakte proces-verbaal bevindt zich bij de stukken.

Mr. Rooijen heeft comparitieaantekeningen overgelegd die aan het proces-verbaal zijn gehecht. Een schikking is niet bereikt.

1.3.

Bij brief van 17 maart 2017 heeft mr. Stoker om aanpassing van het proces-verbaal verzocht.

1.4.

Bij brief van 23 maart 2017 heeft mr. Rooijen bezwaar gemaakt tegen de door mr. Stoker verzochte aanpassing.

1.5.

Het hof heeft bij brief van 12 april 2017 aan partijen bericht dat het hof in het arrest op het verzochte zal terugkomen.

1.6.

Vervolgens heeft het hof arrest bepaald op het comparitiedossier.

1.7.

[appellant] heeft in het hoger beroep gevorderd, voor zoveel als wettelijk mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

"I. te vernietigen het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende de vorderingen van [appellant] alsnog integraal toe te wijzen;

II. [geïntimeerde 2] en Kratos hoofdelijk, des de een betalend de ander zal zijn bevrijd, althans ieder voor zich, te veroordelen in de proces- en nakosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep, met bepaling dat indien het bedrag aan proces- en nakosten niet is voldaan binnen 14 dagen na dagtekening, althans betekening van het in dezen te wijzen arrest, [geïntimeerde 2] en/of Kratos vanaf de 15 ͩ ͤ dag over het bedrag aan proces- en nakosten de wettelijke rente zijn verschuldigd, zulks tot aan de dag der algehele voldoening."

2 De vaststaande feiten

2.1.

De rechtbank heeft in rov. 2. (2.1. tot en met 2.10.) van haar vonnis van 18 februari 2015 een aantal feiten vastgesteld. Grief 1 richt zich tegen de zinsnede in rov. 2.4. "Bij de onderhandelingen is tevens de heer [X] (de boekhouder van LCC) aanwezig geweest." Het hof zal hier bij de beoordeling van de grieven nader op terugkomen. Voor het overige is er tegen de vaststelling van de feiten geen grief gericht en is ook niet anderszins gebleken dat de vaststelling onjuist is. Voor zover het hof deze feiten in hoger beroep van belang acht, en tevens rekening houdend met hetgeen verder is komen vast te staan, gaat het daarmee om het volgende.

2.2.

[geïntimeerde 2] is enig aandeelhouder en bestuurder van A. [Y Beheer B.V.]

A. [Y Beheer B.V.] en [Z Beheer B.V.] zijn bestuurders van

Kratos. Kratos drijft verschillende ondernemingen waaronder de transportonderneming Broekema Bulk B.V. Kratos is enig aandeelhouder en bestuurder van Broekema Bulk B.V.

2.3.

[appellant] was eind 2010 enig aandeelhouder en bestuurder van de

vennootschap naar Luxemburgs recht Logistic Contractors Centre S.A. (hierna: LCC). LCC drijft een transportonderneming met inrichtingen in Luxemburg en Nederland. LCC is in beide landen belastingplichtig.

2.4.

[geïntimeerde 2] en [appellant] hebben op enig moment onderhandeld ter zake van de

verkoop van de aandelen van [appellant] in LCC. [appellant] werd daarbij bijgestaan door

zijn fiscaal adviseur de heer [Q] (hierna: [Q] ). Bij de

onderhandelingen is tevens de heer [X] (hierna [X] ) aanwezig geweest.

2.5.

Eind 2010/begin 2011 hebben [geïntimeerde 2] en [appellant] een schriftelijke

intentieovereenkomst ondertekend (hierna: de overeenkomst). Onderwerp van de overeenkomst vormt de verkoop van het volledige, door [appellant] gehouden aandelenkapitaal van LCC, alsmede de vormgeving van de toekomstige samenwerking van partijen. De drijfveer voor [geïntimeerde 2] achter de koop van de aandelen was gelegen in de transportvergunning van LCC voor het verrichten van vervoerswerkzaamheden in Luxemburg.

2.6.

In de handgeschreven overeenkomst - die door [Q] is opgesteld - staat onder meer het volgende vermeld:

"Intentieovereenkomst

De ondergetekenden:

1. [appellant] , directeur van LCC sa en vertegenwoordiger van de aandeelhouders van LCC sa

hierna te noemen: [appellant] .

2. [geïntimeerde 2] , directeur van Kratos Holding B.V., hierna te noemen: [geïntimeerde 2]

in aanmerking nemende dat:

- [appellant] de aandelen in LLC sa wenst te verkopen;

- [geïntimeerde 2] deze aandelen wenst te kopen voor Kratos Holding BV dan wel een nader te noemen

meester;

- [appellant] gérant en angestellten is van LCC sa

- Partijen hun toekomstige samenwerking wensen vorm te geven

verklaren te zijn overeengekomen als volgt

art.1. [...]

art. 2. Zodra de tussentijdse cijfers van LCC sa door [X] per 30-10-2010 zijn opgesteld, zullen

partijen deze goedkeuren als basis voor de verdere uitvoering van deze overeenkomst.

art. 3. [appellant] zal dan binnen vijf werkdagen de aandelen in LCC sa overdragen aan Kratos

Holding dan wel een nader aan te wijzen meester.

art. 4. De verkoop van de aandelen zal [...] tegen € 1,=.

artikel 5. De vordering, die [appellant] heeft op LCC sa ad (afgerond) € 37.000,- zal aan [appellant]

uitbetaald worden, als het eigen vermogen per 30-10-2010 tenminste € 0,= (nul) bedraagt.

artikel 6. Wanneer wel sprake is van een negatief vermogen, zal het te compenseren verlies in

Luxemburg uitbetaald worden met een maximum van € 37.000,-.

artikel 7. [appellant] zal binnen 5 werkdagen na ondertekening van deze intentieovereenkomst, samen

met de administratie van [geïntimeerde 2] , een opstelling maken van de nog te factureren bedragen, die

vooralsnog worden gesteld (door de administratie van [geïntimeerde 2] ) op € 198.000,-.

artikel 8. [appellant] zal binnen 5 werkdagen aan [X] een opgave doen van de nog te verwachten

kosten en opbrengsten met als uitgangsdatum 30-10-2010.

artikel 9 [appellant] zal bij overdracht van de aandelen aftreden als gérant van LCC sa.

artikel 1 0 [appellant] zal per gelijke datum een arbeidsovereenkomst sluiten met LCC sa naar

Luxemburgs recht. Het salaris zal bedragen netto € 3.000,- per maand, de looptijd zal zijn tot de

maand, waarin [appellant] de 65 jarige leeftijd bereikt. Nadere arbeidsvoorwaarden zullen nader

overeengekomen worden.

artikel 1 1 [appellant] zal in onderling overleg, bepaald door de administratieve eisen in Luxemburg,

langer aanblijven wanneer dat noodzakelijk mocht blijken. Deze termijn zal tenminste eindigen op 30

maart 2011."

2.7.

Op de balans van LCC van september 2010 staat onder "Langfristige Schulden"

een bedrag van € 37.086,78 vermeld. Dit bedrag betreft een door [appellant] aan LCC verstrekte lening.

2.8.

Op 28 april 2011 heeft [appellant] de door hem gehouden aandelen in het kapitaal

van LCC geleverd aan [Y Beheer B.V.] (2%) en aan Kratos (98%), dit met

terugwerkende kracht per 1 januari 2011. Per 28 april 2011 is [appellant] conform artikel 9

van de overeenkomst afgetreden als bestuurder van LCC. Hij heeft met ingang van die datum

een arbeidsovereenkomst met LCC gesloten.

2.9.

Partijen hebben - in afwijking van artikel 2 van de overeenkomst - geen

tussentijdse cijfers per 30 oktober 2010 laten opstellen.

2.10.

Bij brief van 23 oktober 2013 heeft de advocaat van [appellant] Kratos c.s. gesommeerd om tot betaling van een bedrag van in hoofdsom € 37.000,- over te gaan. In deze brief staat onder meer het volgende vermeld:

"[...] In het kader van de besprekingen rondom de verkoop van de aandelen stond centraal dat de heer

[appellant] zijn vordering op LCC SA van € 37.086,78 betaald wenste te krijgen. Uiteindelijk is er

een afspraak gemaakt ook over deze kwestie.

In artikel 5 van de overeenkomst is opgenomen dat de heer [appellant] aanspraak heeft op een bedrag

van € 37.000,-; het bedrag is afgerond. In de overeenkomst is vastgelegd dat het bedrag aan hem

uitbetaald wordt wanneer het eigen vermogen van LCC SA per 30 oktober 2010 tenminste € 0,00 (nul

euro) bedraagt.

In artikel 6 is een regeling getroffen in geval er sprake zou zijn van een negatief vermogen.

Uitdrukkelijk is de afspraak gemaakt dat het te compenseren verlies in Luxemburg uitbetaald zal

worden met een maximum van € 37.000,00."

2.11.

[Q] heeft in een schriftelijke verklaring van 20 februari 2014 onder meer het

volgende verklaard:

"(…) De intentie van de artikelen 5 en 6 was om u, wanneer u op 65-jarige leeftijd niet meer voor Kratos Holding BV dan wel één van haar dochterondernemingen (en dan met name LCC SA) werkzaam zou zijn, u een onderling overleg vastgesteld bedrag ter grootte van € 37.000,-- onder bepaalde voorwaarden als nabetaling zou ontvangen. Dit bedrag was gerelateerd aan de lening, die u aan LCC SA had verstrekt (zie de jaarrekening 2009 onder "Langfristige SchuIden"). Voor Kratos Holding BV gold, dat zij niet het risico wilde lopen om € 37.000,- te betalen voor aandelen, die in hun ogen op dat moment niets waard waren, alhoewel hun uiteindelijke doel was om de vergunning van LCC SA om in Luxemburg een transportbedrijf te exploiteren in handen te krijgen.

In de onderhandelingen is toen een verkoopprijs afgesproken, met een zelfstandige earn-out-regeling,

die afhankelijk was van hetzij de intrinsieke waarde van de aandelen op 31-12-2010 hetzij de hoogte

van het te compenseren verlies tegenover de Luxemburgse belastingautoriteiten op dat moment. Dit

bedrag was daardoor dus uitdrukkelijk niet meer gekoppeld aan enige vordering of

vermogensbestanddeel uit het verleden.(…)"

2.12.

[Q] heeft in een brief van 10 juni 2015 onder meer het volgende verklaard:

"(…) De Rechtbank is van oordeel dat LCC zich heeft verplicht tot betaling van de koopsom van

€ 37.000,-. Dat is niet correct. Die verplichting bestaat er voor [geïntimeerde 2] /KratosHolding B.V. (ik noem ze hierna samen: Kratos). U heeft een vordering op LCC van € 37.000,- uit hoofde van een geldlening aan LCC. Na de overdracht van de aandelen is er een regeling gemaakt waarin er aanvullend op de koopsom van € 1,- een bedrag van € 37.000,- door Kratos aan u betaalt zou moeten worden. Het is nooit zo besproken en het was ook zeker niet de bedoeling van partijen dat uw zekere vordering op LCC opeens van allerhande nadere voorwaarden afhankelijk zou worden. Kratos heeft zich verplicht tot betaling van een aanvullend bedrag van € 37.000,- als koopsom."

2.13.

[Q] heeft in een brief van 14 februari 2016 onder meer het volgende verklaard:

"(…) Kratos wilde liefst niets betalen voor de aandelen. [appellant] echter wilde minimaal een bedrag van € 37.000,- ontvangen. [appellant] had in een eerder stadium van zijn eigen spaargeld een bedrag van ruim € 37.000,- aan LCC geleend. Ik heb toen, in overleg met [X] i.v.m. de Luxemburgse

wetgeving, voorgesteld:

- Een koopsom van de aandelen van € 1,~.

- Een nabetaling, afhankelijk van het eigen vermogen en / of verliescompensatie tot maximaal

€ 37.000.

- Door [X] zou dan, na de overdracht, de schuld van LCC aan [appellant] omgezet worden in een schuld aan Kratos. Deze schuld zou dan in aandelenkapitaal worden omgezet. Dit zou worden uitgewerkt in een nadere overeenkomst.(…)"

3 Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1.

[appellant] heeft in eerste aanleg, verkort weergegeven, gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad Kratos en [geïntimeerde 2] hoofdelijk te veroordelen om aan [appellant] te voldoen een bedrag van € 37.000,-, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, een bedrag van € 1.158,- aan buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. [appellant] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat partijen een regeling zijn overeengekomen, uitgewerkt in de artikelen 5 en 6 van de overeenkomst, die erop neerkomt dat aan [appellant] een voorwaardelijk recht op betaling van de koopprijs voor de aandelen in LCC wordt verschaft en dat Kratos c.s. thans een nabetaling van

€ 37.000,- aan hem zijn verschuldigd.

3.2.

Kratos c.s. hebben primair aangevoerd dat voor de aandelen een koopsom van € 1,- is overeengekomen en dat in voornoemde artikelen slechts is bepaald in welke gevallen LCC gehouden is om de vordering die [appellant] op LCC heeft te voldoen. De tegen Kratos en [geïntimeerde 2] ingestelde vordering is volgens hen dan ook niet toewijsbaar. Subsidiair hebben zij zich beroepen op de exceptio plurium litis consortium en hebben zij gesteld dat niet aan de voorwaarden van de artikelen 5 en 6 is voldaan, zodat aan [appellant] geen vordering toekomt.

3.3.

De rechtbank heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld.

4 De beoordeling van de grieven en de vordering

Uitleg overeenkomst

4.1.

Het gaat in deze zaak om de uitleg van de overeenkomst.

De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding tussen partijen is geregeld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten (ECLI:NL:HR:1981:AG4158, de Haviltexnorm). Bij deze uitleg dient de rechter rekening te houden met alle bijzondere omstandigheden van het gegeven geval en komt ook betekenis toe aan de aard van de transactie, de omvang en gedetailleerdheid van het contract en de wijze van totstandkoming ervan. De rechten en verplichtingen van partijen ten opzichte van elkaar worden verder niet alleen bepaald door hetgeen zij uitdrukkelijk zijn overeengekomen, doch ook door de redelijkheid en billijkheid die hun rechtsverhouding beheerst. Op grond daarvan moeten zij hun gedrag mede laten bepalen door de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij (Hoge Raad 19 oktober 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA7024).

Het hof zal het geschil tussen partijen aan de hand van deze maatstaven beoordelen.

4.2.

[appellant] acht het in het kader van de uitleg van de overeenkomst van belang in de beoordeling te betrekken dat Kratos c.s. zich tijdens de onderhandelingen hebben laten bijstaan door een deskundige, te weten [X] (grief 1).

4.3.

Kratos c.s. hebben ontkend dat [X] voor hen is opgetreden als adviseur. Zij hebben aangevoerd dat [geïntimeerde 2] de onderhandelingen van de zijde van Kratos alleen heeft gevoerd en niet deskundig is op het gebied van aandelenovereenkomsten. [X] is bij de onderhandelingen aanwezig is geweest als boekhouder c.q. accountant van LCC en heeft in die hoedanigheid de overeenkomst mede ondertekend. [X] en [geïntimeerde 2] hadden elkaar voorafgaand aan de onderhandelingen nooit ontmoet en Kratos c.s. hebben aan [X] nooit enige opdracht gegeven of voor zijn diensten betaald, aldus Kratos c.s.

4.5.

Het hof overweegt als volgt. [geïntimeerde 2] heeft tijdens de comparitie in eerste aanleg verklaard: " [X] , die registeraccountant is, is de hele dag bij de onderhandelingen aanwezig geweest" (zie proces-verbaal rechtbank d.d. 9 januari 2015). [appellant] heeft tijdens die comparitie verklaard dat de ondertekening van de overeenkomst heeft plaatsgehad in het bijzijn van [X] - de toenmalige boekhouder - en [Q] . Hieruit volgt dat de onderhandelingen, die op de dag van de ondertekening van de overeenkomst hebben plaatsgehad, en de ondertekening van de overeenkomst in bijzijn van [X] hebben plaatsgevonden, maar niet wat zijn rol is geweest. [geïntimeerde 2] heeft daarover verklaard dat [X] is opgetreden als degene die uitleg kon geven over de cijfers van LCC.

[appellant] heeft gesteld dat [X] aan Kratos c.s. duidelijk heeft gemaakt wat de aard en inhoud van de gemaakte afspraken was (zie mvg nr. 28. en de akte nr. 2).

Tussen partijen is niet in geschil dat [X] in Luxemburg was gevestigd als zelfstandig registeraccountant en in opdracht van LCC de financiële stukken voor LCC verzorgde. In het licht van die positie van [X] en de eigen stellingen van [appellant] kan het hof de rol van [X] dan ook niet anders duiden dan degene die vanuit zijn financiële kennis van de onderneming tijdens de onderhandelingen uitleg gaf aan partijen, hetgeen niet gelijk kan worden gesteld aan de rol van professionele adviseur en belangenbehartiger van Kratos c.s. zoals [appellant] ingang wil doen vinden. Nu verder niet is gesteld of gebleken dat ten tijde van de onderhandelingen en het tekenen van de overeenkomst Kratos c.s. door een andere deskundigen werd bijgestaan, moet het er voor worden gehouden dat Kratos c.s. geen professionele bijstand genoten. Grief 1 faalt.

4.6.

Grief 2 richt zich tegen rov. 4.4. van het bestreden vonnis voor zover daarin is overwogen dat [appellant] alleen LCC voor haar vordering kan aanspreken en niet Kratos c.s. In de toelichting op de grief heeft [appellant] het volgende aangevoerd.

Het belang van [appellant] voor de overdracht van zijn aandelen in LCC was in het bijzonder gelegen in het zeker stellen van zijn pensioenaanspraken in Luxemburg. In dat verband was het van belang dat zijn dienstverband met LCC tot aan zijn pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar zou voortduren. Bij liquidatie en vereffening van LCC zou [appellant] weliswaar zijn vordering van € 37.000,- op LCC betaald krijgen, maar dit zou directe gevolgen hebben voor zijn pensioenaanspraken. [appellant] wilde daarnaast voor de overdracht van zijn aandelen in ieder geval het bedrag van de door hem aan LCC verstrekte lening terugkrijgen. Omdat [geïntimeerde 2] zich op het standpunt stelde dat de aandelen in LCC geen of slechts een beperkte waarde vertegenwoordigden, zijn partijen een regeling overeengekomen die erop neerkomt dat door Kratos en/of [geïntimeerde 2] aan [appellant] een voorwaardelijk recht op betaling van de koopsom wordt verschaft. In feite een vorm van nabetaling op een later moment. Dit is uitgewerkt in de artikelen 5 en 6 van de overeenkomst, die in samenhang gelezen dienen te worden. De afspraak was dat aan [appellant] een bedrag van € 37.000,- wordt uitbetaald op het moment dat het eigen vermogen van LCC op 30 oktober 2010 tenminste € 0,- , maar niet negatief is (artikel 5). Is het eigen vermogen van LCC wel negatief dan dient het te compenseren verlies aan [appellant] te worden uitbetaald (artikel 6). De overeenkomst diende op verschillende punten nog nader te worden uitgewerkt, zoals ook blijkt uit de benaming "Intentieovereenkomst". De vordering uit hoofde van de lening die [appellant] op LCC had zou na de overdracht van de aandelen worden omgezet in een vordering van Kratos op LCC, aldus [appellant] .

4.7.

Kratos c.s. hebben aangevoerd dat de wil van Kratos was gericht op het verkrijgen van de aandelen van LCC voor de koopsom van € 1,- en het in twee situaties betaalbaar stellen door LCC van de vordering van [appellant] op LCC in weerwil van de slechte situatie van LCC. Die wil heeft zich geopenbaard door in de artikelen 3 en 4 van de overeenkomst op te nemen dat Kratos Holding de aandelen koopt voor € 1,- en in de artikelen 5 en 6 vast te leggen in welke twee situaties [appellant] zijn vordering op LCC van LCC betaald zou krijgen.

LCC was feitelijk insolvent doordat het eigen vermogen werd overschreden door het negatieve exploitatieresultaat. [geïntimeerde 2] was dan ook niet bereid voor de aandelen te betalen. De koopsom is, zoals in deze situaties te doen gebruikelijk, gesteld op € 1,-. Er is nooit gesproken over nabetalingen van de koopsom en dit kan ook niet blijken uit de schriftelijke vastlegging van de afspraken.

Door investeringen van de nieuwe aandeelhouder(s) en door nieuw management zou het onder omstandigheden voor LCC mogelijk zijn om over voldoende middelen te beschikken om de vordering van [appellant] op LCC te voldoen. Dit is vastgelegd in de artikel 5 en 6 van de overeenkomst. Die vordering uit rekening-courant speelt tussen [appellant] als schuldeiser en LCC als schuldenaar, nimmer heeft Kratos (of [geïntimeerde 2] ) aangegeven de vordering van [appellant] op LCC afgerond € 37.000,- bij wege van een zelfstandige verplichting te zullen voldoen. In dat geval zou [appellant] twee keer het bedrag van

€ 37.000,- kunnen vorderen, immers van zowel LCC als van Kratos c.s..

De overeenkomst diende uitsluitend nog te worden uitgewerkt met betrekking tot het bepaalde in artikel 10 ten aanzien van de tussen LCC en [appellant] te sluiten arbeidsovereenkomst.

4.8.

Het hof overweegt als volgt. In artikel 4 van de overeenkomst is bepaald dat de verkoop van de aandelen zal plaatsvinden tegen betaling van een bedrag van € 1,-. Het mag zo zijn, zoals [appellant] heeft gesteld, dat om juridische redenen (Luxemburgs recht) de koopprijs op € 1,- is gesteld, dit laat onverlet dat er geen concrete aanwijzingen zijn voor de stelling dat partijen een hogere koopprijs zijn overeengekomen.. Tussen partijen is niet in geschil dat [appellant] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst een vordering van

€ 37.086,78 op LCC had, welke vordering op de balans van LCC stond vermeld onder "Langfristige Schulden". [appellant] heeft steeds gesteld dat hij bij verkoop van de aandelen minstens het bedrag van de lening terug wilde ontvangen, maar ook dat Kratos c.s. niet bereid waren dit bedrag te voldoen. Dit heeft zijn weg gevonden, zoals door beide partijen wordt onderschreven, in de artikelen 5 en 6, waarin is bepaald in welke gevallen "de vordering, die [appellant] heeft op LCC sa ad (afgerond) € 37.000,- aan [appellant] uitbetaald zal worden". Op geen enkele wijze wordt hier een koppeling gemaakt tussen de koopsom van de aandelen en het bedrag van € 37.000,- als nabetaling op die koopsom. Er wordt immers gesproken over de vordering die [appellant] op LCC heeft. Uit de tekst van de artikelen 5 en 6 volgt verder dat de vordering van [appellant] op LCC voorwaardelijk is gemaakt, niet dat [appellant] afstand heeft gedaan van zijn vordering op LCC. Anders dan [appellant] ingang wil doen vinden is deze uitleg van die bepalingen niet onwaarschijnlijk. Kratos c.s. waren immers niet bereid om een koopprijs van € 37.000,- te voldoen en [appellant] had meer belangen bij de aandelenoverdracht dan terugbetaling van de door hem verstrekte lening. Hij wenste een dienstverband tot zijn 65e om zijn pensioenaanspraken veilig te stellen en hij wilde, zoals hij ter comparitie bij het hof heeft verklaard, voortzetting van de onderneming om de werkgelegenheid behouden.

4.9.

Ten aanzien van de vraag of Kratos c.s. gehouden zijn tot betaling op basis van artikel 5 en 6 van de overeenkomst overweegt het hof als volgt. zijn.

Evenals de rechtbank overweegt het hof ten aanzien daarvan het volgende. In de aanhef van de overeenkomst is opgenomen: " [appellant] , directeur van LCC sa en vertegenwoordiger van de aandeelhouders van LCC sa". Hieruit volgt derhalve, zoals Kratos c.s. gesteld hebben, dat [appellant] niet alleen als (vertegenwoordiger van de) aandeelhouder(s) van LCC de overeenkomst heeft getekend, maar tevens als directeur van LCC. Naar het oordeel van het hof volgt uit de voorgaande bepalingen, in onderling verband en samenhang bezien, dat [appellant] ten aanzien van de artikelen 5 en 6 van de overeenkomst is opgetreden als directeur van LCC. Uit de tekst van de intentieovereenkomst volgt naar het oordeel van het hof dan ook - zoals Kratos c.s. hebben betoogd - dat in de artikelen 5 en 6 slechts is bepaald in welke gevallen LCC gehouden is om de vordering van [appellant] op LCC van (afgerond) EUR 37.000,-, te voldoen.

4.10.

De vraag die vervolgens beantwoording behoeft is of Kratos c.s. naast LCC een zelfstandige verplichting tot betaling van dit bedrag aan [appellant] op zich hebben genomen, zoals [appellant] heeft gesteld. Uit de tekst van de geschreven overeenkomst volgt dit niet. De omstandigheid dat in de overeenkomst niet is overeengekomen dat de vordering van [appellant] op LCC is vervallen, wijst er op dat het niet de bedoeling is geweest dat Kratos c.s. zich voor voldoening van die schuld verbonden hebben. [appellant] zou immers - indien hij zou worden gevolgd in zijn stellingen - in situaties, zoals bedoeld in de artikelen 5 en 6, aanspraak kunnen maken op twee maal een bedrag van EUR 37.000,- (te weten van Kratos c.s. enerzijds en van LCC anderzijds), nu de overeenkomst niet voorziet in een schuldovername door Kratos c.s. Anders dan door [appellant] is gesteld, blijkt uit niets dat de overeenkomst op dat punt nog nadere uitwerking behoefde. De verwijzing naar de naam van de overeenkomst is niet beslissend. [appellant] heeft in dit verband verwezen naar een verklaring van [Q] , zoals opgenomen in de brief van 14 februari 2016 (rov. 2.13.): Door [X] zou dan, na de overdracht, de schuld van LCC aan [appellant] omgezet worden in een schuld aan Kratos. Deze schuld zou dan in aandelenkapitaal worden omgezet. Dit zou worden uitgewerkt in een nadere overeenkomst.(…)" maar naar het oordeel van het hof biedt deze verklaring onvoldoende grond om tot een ander oordeel te komen. Daarvoor is redengevend dat [Q] deze omzetting in zijn derde verklaring voor het eerst en in strijd met zijn eerdere verklaringen noemt en zijn uitspraak op geen enkele wijze steun vindt in de tekst van de overeenkomst of in overige feiten en omstandigheden. Daarbij komt dat die nadere uitwerking niet heeft plaatsgevonden en dat hieraan in de overige correspondentie niet wordt gerefereerd. Ter gelegenheid van de comparitie bij het hof heeft [appellant] verklaard dat hij er vanuit ging dat hij € 37.000,- betaald zou krijgen, maar [appellant] kon desgevraagd niet nader duiden van wie hij die betaling zou moeten ontvangen, meer in het bijzonder niet of betaling door de koper van de aandelen, haar bestuurder of door LCC zou plaatsvinden. Ook hieruit kan niet volgen dat Kratos of [geïntimeerde 2] zich hebben uitgelaten over overname van de schuld van LCC aan [appellant] .

4.11.

Dit leidt tot het oordeel dat de zowel de tekst van de overeenkomst als de overige feiten en omstandigheden geen aanleiding geven om te veronderstellen dat Kratos of [geïntimeerde 2] de schuld van LCC aan [appellant] wenste over te nemen of heeft overgenomen, als een zelfstandige verplichting van Kratos en [geïntimeerde 2] jegens [appellant] . De vorderingen van [appellant] jegens Kratos en [geïntimeerde 2] zullen dan ook worden afgewezen.

Bewijsaanbod

4.12.

Grief 3 richt zich tegen het afwijzen door de rechtbank van het bewijsaanbod. In hoger beroep heeft [appellant] opnieuw bewijs aangeboden. Het eerste gedeelte van het bewijsaanbod luidt: "Dat het de bedoeling was dat er door [geïntimeerde 2] /Kratos een (aanvullende) koopsom zou worden betaald van € 37.000,- ter verkrijging van de aandelen in LCC." Het tweede gedeelte van het bewijsaanbod luidt: "het feit dat er nog een vordering op LCC zou resteren na overname, niet met zich brengt dat er geen vordering uit hoofde van koopsom op [geïntimeerde 2] /Kratos zou bestaan." Dit bewijsaanbod wordt gepasseerd. [appellant] heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit kan volgen dat hij naast de terugbetaling van de lening (onder voorwaarden) sowieso ook nog een nabetaling op de koopsom zou ontvangen.

De afwijzing van het derde gedeelte van het bewijsaanbod "dat [geïntimeerde 2] en Kratos beiden aangesproken kunnen worden voor de nakoming van de overeenkomst" ligt besloten in het oordeel dat Kratos c.s. geen schuldenaren zijn geworden van [appellant] en [appellant] geen feiten en omstandigheden hebben aangeboden te bewijzen die tot een ander oordeel kunnen leiden.

4.13.

Grief 4 heeft naast de overige grieven geen zelfstandige betekenis en behoeft om die reden geen nadere behandeling.

De slotsom

4.14.

De grieven falen, zodat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.

Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellant] in de kosten van het hoger beroep veroordelen. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Kratos c.s. zullen worden vastgesteld op € 1.937,- aan verschotten en op € 2.895,- aan salaris advocaat conform het liquidatietarief (2,5 punten x tarief III: € 1.158,-). De door Kratos c.s. gevorderde rente en nakosten zijn toewijsbaar als in het dictum vermeld.

5 De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:

bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van

18 februari 2015;

veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Kratos c.s. vastgesteld op € 1.937,- voor verschotten en op € 2.895,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 131,- aan nasalaris voor de advocaat, te vermeerderen met € 68,- aan nasalaris voor de advocaat indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak is voldaan en betekening heeft plaatsgevonden te vermeerderen met de wettelijke rente van de veertiende dag na datum van het arrest tot aan de dag van algehele voldoening;

verklaart dit arrest terzake de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit arrest is gewezen door mr. I. Tubben, mr. R.E. Weening en mr. J.N. Bartels en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op

18 april 2017.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature