Uitspraak
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002149-23
datum uitspraak: 27 augustus 2024
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 juli 2023 in de strafzaak onder parketnummer
13-176621-22 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
13 augustus 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof de bewijsmiddelen zal aanvullen zoals hierna weergegeven, de artikelen 24 en 63 van het Wetboek van Strafrecht zal toevoegen aan de toepasselijke wetsartikelen en bij de strafoplegging rekening heeft gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Voor zover de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat de schade aan de Volkswagen (kenteken [kenteken]) niet is veroorzaakt door een botsing tegen het fietsenrek maar door storm en een omgevallen boom, overweegt het hof dat het die verklaring ongeloofwaardig acht, reeds omdat het schadebeeld van de betreffende Volkswagen niet past bij de verklaring van de verdachte.
Bewijsmiddelen
Het hof vervangt de laatste zinsnede in bewijsmiddel 1 door het navolgende:
Wij, verbalisanten, besloten dezelfde route te rijden als het betrokken voertuig. Wij reden de Tweede Jan van der Heijdenstraat in. Wij zagen dat halverwege de straat een eenrichtingsweg was ingesteld door middel van het geplaatste bord. Wij reden vervolgens tegen de richting in verder de straat in. Wij zagen ter hoogte van perceelnummer [nummer] een zwarte Volkswagen, voorzien van Nederlands kenteken [kenteken], in een parkeervak aan onze rechterzijde geparkeerd staan. Wij zagen dat dit voertuig met de neus in een andere richting stond ten opzichte van de andere geparkeerde voertuigen.
Wij, verbalisanten, zagen aan de voorzijde van het voertuig meerdere schades. Wij zagen aan de linker voorzijde dat een deel van de bumper los hing. Wij zagen dat een klein deel vrij los aan de bumper hing. Wij zagen aan de rechter voorzijde schade aan de koplamp en bumper. Ik, verbalisant [verbalisant], voelde aan deze schade en voelde dat dit vrij scherp aanvoelde. Wij, verbalisanten, constateerden dat de schade aan het voertuig vers was. Wij maakten meerdere fotografische opnames, welke wij bij dit proces-verbaal voegden.
BESLISSING
Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. I.A. Groenendijk, mr. P.F.E. Geerlings en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van
mr. L.M. van Leeuwen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 augustus 2024.
mr. P.F.E. Geerlings is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.