Uitspraak
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002262-22
datum uitspraak: 27 augustus 2024
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 4 augustus 2022 in de strafzaak onder het parketnummer
13-167482-21 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
adres: [adres 1] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
13 augustus 2024 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het openbaar ministerie heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw naar voren hebben gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 25 juni 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de openbare weg Kelbergen, althans op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen - één of meer maaltijden en/of - drinken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan restaurant [restaurant] (gevestigd aan de [adres 2] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend en/of gewelddadig - éénmaal of meermalen een greep heeft/hebben gedaan naar het (wissel) geld dat voornoemde [benadeelde] in zijn handen had en/of - voornoemde [benadeelde] (vervolgens) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft/hebben getoond en/of voor gehouden en/of -(vervolgens) voornoemde maaltijd(en) en/of dat drinken uit de scooterbox van voornoemde [benadeelde] heeft/hebben gegrist en/of gepakt en/of - met voornoemde maaltijd(en) en/of dat drinken is/zijn weggerenden/of - de diefstal (van voornoemde maaltijd(en) en/of drinken) (met een telefoon) heeft/hebben gefilmd;subsidiair[medeverdachte] op of omstreeks 25 juni 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, - één of meer maaltijden en/of - drinken, , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan restaurant [restaurant] (gevestigd aan de [adres 2] ), in elk geval aan een ander dan aan voornoemde [medeverdachte] en/of toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen [benadeelde] gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat voornoemde [medeverdachte] opzettelijk dreigend en/of gewelddadig - éénmaal of meermalen een greep heeft gedaan naar het (wissel)geld dat voornoemde [benadeelde] in zijn handen had en/of - voornoemde [benadeelde] (vervolgens) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft getoond en/of voor gehouden en/of -(vervolgens) voornoemde maaltijd(en) en/of dat drinken uit de scooterbox van voornoemde [benadeelde] heeft gegrist en/of gepakt en/of - met voornoemde maaltijd(en) en/of dat drinken is weggerend, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf hij, verdachte op of omstreeks 25 juni 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door - voornoemde [medeverdachte] zijn, verdachtes, telefoon te lenen/te geven om voornoemde maaltijd(en) en/of dat drinken te bestellen bij restaurant [restaurant] (gevestigd aan de [adres 2] ) en/of -de diefstal van voornoemde maaltijd(en) en/of drinken (door voornoemde [medeverdachte]) (op verzoek van voornoemde [medeverdachte]) (met zijn telefoon) te filmen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof zich niet kan verenigen met de door de rechtbank in eerste aanleg gegeven vrijspraak.
Bewijsoverweging
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit. Wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de diefstal met geweld.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de medeverdachte met de mobiel van de verdachte het eten en drinken heeft besteld, dat de verdachte de diefstal met geweld slechts heeft gefilmd en dat de verdachte pas tijdens het filmen van de beroving het door de medeverdachte gebruikte mes heeft gezien. Dit alles is onvoldoende om tot een bewezenverklaring van het medeplegen van de diefstal met geweld te komen, aldus de raadsvrouw.
Oordeel van het hof
Op 25 juni 2021 was de verdachte met onder meer medeverdachte [medeverdachte] (verder: [medeverdachte]) in de woning van zijn moeder aan de [adres 3]. Hij heeft daar met zijn telefoon en samen met [medeverdachte] via [bezorgingsdienst] voor ruim 60 euro en zonder vooruitbetaling eten en drinken besteld bij restaurant [restaurant]. De bestelling moest op het adres [adres 4] worden bezorgd, terwijl de moeder van de verdachte als gezegd in werkelijkheid op nummer [adres 3] woonde. Ook moest de bezorger bij aankomst contact opnemen via het telefoonnummer van de verdachte. Bij aankomst belde de bezorger ([benadeelde]) en kreeg hij te horen dat hij moest wachten, waarna ongeveer vijf minuten voorbij gingen totdat vanaf de hoek van [adres 5] en [adres 3] een jongen aan kwam lopen. Later bleek dat het om [medeverdachte] ging. Die zei contant te willen betalen en vroeg aan de bezorger of hij alvast zijn wisselgeld wilde tellen. Terwijl de bezorger aan het tellen was probeerde [medeverdachte] plotseling het geld te grijpen, maar de bezorger liet dit niet gebeuren. Hierop toonde [medeverdachte] een mes, afkomstig uit de keuken van de woning van de moeder van de verdachte. De bezorger stopte vervolgens het geld weg en schreeuwde om hulp, waarop [medeverdachte] de bestelde etenswaren greep en wegliep. De verdachte stond ondertussen op enkele meters afstand en heeft de beroving met zijn telefoon op afstand gefilmd. Hij heeft ook gezien dat [medeverdachte] op enig moment het mes tevoorschijn haalde, maar is doorgegaan met filmen en heeft er niet op gereageerd. Hij heeft deze filmopname vervolgens met tekstberichten via [socialmedia] gedeeld. Zo heeft hij erbij geschreven: mannen zijn op race, mannen zijn op race. Het hof leidt uit de context waarin het woord ‘racen’ wordt gebruikt af dat het woord ziet op het stelen van goederen. Na afloop heeft de verdachte via [socialmedia] geschreven dat hij het eten had besteld en deelde hij mee: lekker man gestolen eten. Hij heeft er naar eigen zeggen zelf ook van gegeten.
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat de verdachte zich aldus tezamen en in vereniging met [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan voorgenoemde diefstal met (dreiging met) geweld.
Uit het voorgaande blijkt naar het oordeel van het hof immers dat sprake is geweest van een gezamenlijk en vooropgezet plan om de bezorger te beroven van zijn geld en/of het bestelde eten en drinken en dat de verdachte vóór de beroving dus wist dat [medeverdachte] de bezorger ging beroven. Vervolgens heeft de verdachte door met [medeverdachte] naar buiten te gaan, op korte afstand de beroving te filmen, niet in te grijpen en er vervolgens over te berichten die beroving en zijn instemming daarmee kracht bijgezet, waarna hij heeft gedeeld in de buit door van de gestolen maaltijd te eten. In het plan de bezorger te beroven ligt besloten dat de verdachte tenminste bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [medeverdachte] geweld zou gebruiken door het grijpen naar het geld en het afpakken van het eten en drinken. Hoewel het mes afkomstig was uit de woning van de moeder van de verdachte, is niet komen vast te staan dat hij [medeverdachte] met het mes naar buiten heeft zien lopen. Echter, ervan uitgaande dat [medeverdachte] op verzet zou kunnen stuiten, lag in het plan ook besloten dat de verdachte tenminste bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [medeverdachte] gebruik zou maken van een geweldmiddel, zoals een mes, om de bezorger af te dreigen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de verdachte ook na het zien van het mes onverstoorbaar met zijn bijdrage is doorgegaan.
Aldus komt het hof tot een bewezenverklaring van het medeplegen van diefstal met (dreiging met) geweld. De verklaringen die de verdachte heeft afgelegd, die met wisselende inhoud ertoe strekten dat [medeverdachte] op eigen houtje heeft gehandeld en de verdachte voor het filmen niets van de op handen zijnde beroving wist, acht het hof ongeloofwaardig en de in dat verband gevoerde verweren vinden in het vorenstaande hun weerlegging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primairhij op of omstreeks 25 juni 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, op de openbare weg Kelbergen, althans op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen - één of meer maaltijden en drinken, in elk geval enig goed, toebehorende aan restaurant [restaurant] (gevestigd aan de [adres 2] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekerenen/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend en/of gewelddadig - een greep heeft/hebben gedaan naar het (wissel)geld dat voornoemde [benadeelde] in zijn handen had en/of - voornoemde [benadeelde] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, hebben getoond en/of - de diefstal eft/hebben gefilmd;
Hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezenverklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen op de openbare weg.
Strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het primair bewezenverklaarde uitsluit.
Oplegging van straffen
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde vrijgesproken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren.
De raadsvrouw heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft met zijn mededader op de openbare weg een bezorger beroofd van eten en drinken door daar naar te grijpen en de bezorger met een mes te bedreigen, zoals in de bewezenverklaring nader omschreven. Daarbij heeft de verdachte de voor het slachtoffer angstige situatie ook nog eens gefilmd en op [socialmedia] verspreid. Uit de verklaring van het slachtoffer blijkt dat de filmopname nog steeds op het internet circuleert en dat hij hiermee wordt geconfronteerd. Slachtoffers van misdrijven als de onderhavige lijden in de regel nog geruime tijd onder de impact van hetgeen hun is aangedaan. Daarnaast brengen dit soort feiten bij andere burgers gevoelens van angst en onveiligheid teweeg. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen en er geen blijk van gegeven het verwerpelijke van zijn handelwijze in te zien.
Tevens heeft het hof in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 31 juli 2024, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van geweldsdelicten. Daarbij heeft het hof in het kader van de persoon van de verdachte acht geslagen op overige veroordelingen ter zake van geweldsdelicten die inmiddels onherroepelijk zijn geworden en die de indruk versterken dat de verdachte weinig besef heeft van het strafwaardige en de impact van het gebruik van geweld tegen anderen. Daarnaast heeft het hof kennisgenomen van de twee over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapportages uit juni 2021 en april 2022.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden, nu de behandeling in hoger beroep niet is afgerond met een eindarrest binnen twee jaar nadat het hoger beroep is ingesteld. De verdachte is op 25 juli 2021 in verzekering gesteld en de rechtbank heeft vonnis gewezen op
4 augustus 2022. Het openbaar ministerie heeft op 18 augustus 2022 hoger beroep aangetekend. Het arrest wordt gewezen op 27 augustus 2024. Dat maakt dat de redelijke termijn in hoger beroep met negen dagen is overschreden. Gelet op de beperkte overschrijding van de redelijke termijn zal het hof volstaan met de enkele constatering van deze inbreuk.
Het hof neemt bij de op te leggen straf en vaststelling van de duur daarvan niettemin het aanzienlijke tijdsverloop in aanmerking, alsmede de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn enigszins jeugdige leeftijd ten tijde van het strafbare feit, en de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Een deel van de straf zal als een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf worden opgelegd, omdat gezien de aard van het misdrijf die strafmodaliteit is voorgeschreven.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van 160 uren en een gevangenisstraf van 4 dagen met aftrek passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 10.062,00 (bestaande uit € 62,00 materiële schade en € 10.000,00 immateriële schade). De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte in eerste aanleg is vrijgesproken. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij ten aanzien van het schadebedrag van € 62,00 ter zake van de onbetaald gebleven bestelling, in de vordering niet-ontvankelijk verklaard moet worden, omdat onvoldoende duidelijk is of en in hoeverre dit door de benadeelde partij persoonlijk geleden schade betreft.
Gelet op de zeer bedreigende en intimiderende aard van de normschending, het gebruik van een mes daarbij, en de gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zoals hij die in de toelichting op de vordering heeft omschreven (hij functioneert minder goed, kan niet meer goed slapen en is telkens op zijn hoede), is het hof van oordeel dat in dit geval sprake is van een aantasting in zijn persoon op andere wijze in de zin van artikel 6:106 aanhef en onder b Burgerlijk Wetboek , waardoor de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof acht een deel van de vordering tot een bedrag van € 500,00 billijk en toewijsbaar. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen en met vermeerdering van de wettelijke rente met ingang van de dag van het ontstaan van de schade.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat de verdachte tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is. Het hof zal de verdachte dan ook hoofdelijk veroordelen tot betaling van het gehele bedrag.
Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht .
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 160 (honderdzestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 80 (tachtig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 500,00 (vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor een bedrag van € 9.500,00 (negenduizend vijfhonderd euro) aan immateriële schade af.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering ter zake van materiële schade en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 500,00 (vijfhonderd euro) bestaande uit € 500,00 (vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 10 (tien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan één van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 21 juni 2021.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.J.A. Duker, mr. P.F.E. Geerlings en mr. I.A. Groenendijk, in tegenwoordigheid van
mr. L.M. van Leeuwen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 augustus 2024.
mr. P.F.E. Geerlings is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.