Uitspraak
beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.291.433/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 12 april 2024
inzake
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEHEERSMAATSCHAPPIJ JOHEMA B.V.,
gevestigd te Budel,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A B.V.] ,
gevestigd te [....] ,
VERZOEKSTERS,
advocaten: mr. R.J.W. Analbers en mr. J.L van Maanen, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEHEERSMAATSCHAPPIJ JOHEMA B.V.,
gevestigd te Budel,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A B.V.] ,
gevestigd te [....] ,
VERWEERSTERS,
advocaten: mr. R.J.W. Analbers en mr. J.L. van Maanen, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
e n t e g e n
1 [B] ,
wonend te [....] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[C B.V.] ,
gevestigd te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten: mr. M.H.J. van Rest, kantoorhoudende te Den Haag,
e n t e g e n
3. de vennootschap naar Belgisch recht,
SPYKE N.V.,
gevestigd te Pelt, België,
BELANGHEBBENDE,
niet bij advocaat verschenen,
e n t e g e n
4 [D] ,
wonend te [....] ,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[E B.V.] ,
gevestigd te [....] ,
6. de vennootschap naar Belgisch recht
STERU N.V.,
gevestigd te Pelt, België,
BELANGHEBBENDEN,
advocaten: mr. W.L.H. Aerts en mr. R.A.M.D. Smit, beiden kantoorhoudende te Eindhoven.
Hierna zullen partijen en andere (rechts)personen (ook) als volgt worden aangeduid:
- verzoeksters ieder afzonderlijk als Johema en Holding van Cranenbroek, gezamenlijk als
Johema c.s.;
belanghebbende sub 1 als [B] ;
belanghebbende sub 2 als [C B.V.] ;
belanghebbenden sub 1 en sub 2 gezamenlijk als [B] c.s.;
belanghebbende sub 3 als Spyke;
belanghebbende sub 4 als [D] ;
belanghebbende sub 5 als [E B.V.] ;
belanghebbende sub 6 als Steru;
belanghebbenden sub 4 t/m 6 gezamenlijk als [D] c.s.;
mr. P.D. Olden als Olden.
1 Het verloop van het geding
1.1
Voor het verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen van 12 mei 2021, 20 mei 2021, 27 oktober 2022, 31 augustus 2023, 16 oktober 2023, 11 januari 2024, 28 maart 2024 en 4 april 2024 in deze zaak.
1.2
Bij die beschikkingen heeft de Ondernemingskamer – voor zover thans van belang – een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken van Johema c.s., bepaalde onmiddellijke voorzieningen getroffen, Olden (hierna: de onderzoeker) benoemd teneinde het onderzoek te verrichten en bepaald dat de kosten van het onderzoek (hoofdelijk) ten laste komen van Johema c.s. Bij beschikking van 27 oktober 2022 heeft de Ondernemingskamer het onderzoeksbudget vastgesteld op € 47.600, exclusief btw. Naar aanleiding van de beschikking van 31 augustus 2023 – waarin de Ondernemingskamer zowel het te onderzoeken onderwerp als de periode van het onderzoek heeft uitgebreid – heeft de onderzoeker de Ondernemingskamer verzocht om verhoging van het onderzoeksbudget, waarna de Ondernemingskamer bij beschikking van 16 oktober 2023 het onderzoeksbudget heeft verhoogd tot € 76.200, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen. Bij beschikking van 11 januari 2024 heeft de Ondernemingskamer het onderzoeksbudget verhoogd tot € 90.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen. Bij beschikking van 28 maart 2024 heeft de Ondernemingskamer het onderzoeksbudget verhoogd tot € 120.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet in begrepen.
1.3
Op 2 april 2024 heeft de onderzoeker het verslag met bijlagen van het in 1.2 bedoelde onderzoek aan de Ondernemingskamer doen toekomen.
1.4
Bij de beschikking van 4 april 2024 heeft de Ondernemingskamer bepaald dat het ter griffie van de Ondernemingskamer neergelegde onderzoeksverslag aldaar ten inzage ligt voor belanghebbenden.
1.5
Met het oog op de vaststelling van diens vergoeding heeft de onderzoeker bij het onderzoeksverslag een specificatie van de aan het onderzoek bestede uren gevoegd. Deze specificatie sluit - na afboeking van een deel van de bestede uren - op een bedrag van € 120.000 (exclusief btw).
1.6
Bij e-mail van 4 april 2024 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de in 1.5 genoemde specificatie.
1.7
Van Johema c.s. is geen reactie ontvangen. Bij e-mail van 8 april 2024 heeft de advocaat van [D] c.s. de Ondernemingskamer bericht geen opmerkingen te hebben ten aanzien van de verantwoording van de onderzoeker. De advocaat van [B] c.s. heeft bij e-mail van 11 april 2024 de Ondernemingskamer bericht dat [B] c.s. in zijn reactie op het concept onderzoeksverslag diverse punten heeft aangestipt die niet of niet afdoende onderzocht zijn en dat naar de mening van [B] c.s. er met die reactie onvoldoende is gedaan om te kunnen concluderen dat de werkzaamheden van de onderzoeker behoorlijk, althans, deugdelijk uitgevoerd zijn. [B] c.s. maakt daarom bezwaar tegen de verantwoording van de onderzoeker en meent dat de vergoeding van de verzoeker overeenkomstig artikel 2:350 lid 3 BW pas zou moeten worden vastgesteld nadat er een inhoudelijk partijdebat over heeft kunnen plaatsvinden.
2 De gronden van de beslissing
De onderzoeker heeft ten behoeve van de vaststelling van diens vergoeding een gespecificeerde opgave gedaan van de door hem in het kader van het onderzoek verrichte werkzaamheden en de daaraan bestede uren. De Ondernemingskamer heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich daarover uit te laten. De door [B] c.s. in dat kader aangevoerde bezwaren zijn echter niet heel concreet en hebben bovendien geen betrekking op de omvang van de verrichte werkzaamheden en de daaraan verbonden kosten. Nu de overige partijen geen bezwaren hebben aangevoerd en de onderzoekskosten de Ondernemingskamer ook overigens in het licht van de aard en de omvang van het verrichte onderzoek niet onredelijk voorkomen, zal de Ondernemingskamer de vergoeding van de onderzoeker overeenkomstig artikel 2:350 lid 3 BW bepalen als hierna te vermelden.
3. De beslissing
De Ondernemingskamer:
bepaalt de vergoeding van de onderzoeker op € 120.000, de daarover verschuldigde
omzetbelasting daarin niet begrepen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M. de Jongh, voorzitter, mr. A.W.H. Vink en mr. A.C. Faber, raadsheren, en drs. P.G. Boumeester en prof. dr. mr. A.J.C.C.M. Loonen, raden, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Frans, griffier, en in het openbaar uitgesproken door mr. A.W.H. Vink op 12 april 2024.