U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Vernietiging. (pogingen tot) diefstal en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van een politieambtenaar. Partiële vrijspraak t.a.v. inklimming. Aanvulling bewijsoverweging. Oplegging gevangenisstraf. Beslag. Vordering benadeelde partij.

Uitspraak



afdeling strafrecht

parketnummer: 23-001425-21

datum uitspraak: 14 maart 2023

TEGENSPRAAK (raadsman gemachtigd)

Verkort arrest van het gerechtshof Den Haag, zitting houdend te Amsterdam, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 20 juli 2020 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 09-124917-20 en 09-112679-20 en 09-116493-20 tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981,

thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 februari 2023 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, tenlastegelegd dat:

Zaak met parketnummer 09-124917-20 (hierna: zaak A):

1.hij op of omstreeks 7 mei 2020 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een goed en/of geld (van zijn gading), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van inklimming, in de (bestel)bus (met [kenteken 1] ) van die [benadeelde] voornoemd is geklommen en/of het dashboardkastje van de(ze) (bestel)bus heeft geopend en/of dit dashboardkasje en/of de(ze) (bestel)bus heeft doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

3.hij op of omstreeks 8 mei 2020 te 's-Gravenhage [verbalisant] , hoofdagent van politie-eenheid Den Haag heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [verbalisant] voornoemd dreigend de woorden toe te voegen "Ik neem jou even goed in me op dat ik jou goed kan onthouden. Want jij komt nog wel. Als je buiten bent, ga ik jou pakken" en/of "Ik ga jou naar huis volgen en ik ga je nog wel pakken. Jij moet echt gaan oppassen. Ik ga jou opzoeken. Als jij naar buiten gaat, dan ga ik achter je aan en zoek ik je op. jij moet achterom gaan kijken.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

Zaak met parketnummer 09-112679-20 (gevoegd, hierna: zaak B):

1.hij op of omstreeks 22 april 2020 te 's-Gravenhage, een doos en/of koffer met (elektrisch) gereedschap en/of bouwmaterialen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;

Zaak met parketnummer 09-116493-20 (gevoegd, hierna: zaak C):

1.hij op of omstreeks 29 april 2020 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een auto (merk Hyundai , voorzien van kenteken [kenteken 2] ) een navigatiesysteem en/of goederen van zijn gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan politie eenheid Den Haag, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen naar voornoemde auto is gegaan en/of (vervolgens) een deur van die auto heeft geopend en/of in die auto is gaan zitten en/of naar het navigatiesysteem heeft gereikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter. Het hof sluit zich echter grotendeels aan bij de overwegingen van de politierechter en zal deze – zoals hierna gespecificeerd – overnemen en aanvullen.

Partiële vrijspraak van het in zaak A onder 1 en in zaak B onder 1 tenlastegelegde

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat er – kort gezegd – geen sprake is van braak, verbreking of inklimming, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.

Het hof stelt op grond van het procesdossier vast dat de verdachte zowel in zaak A als in zaak B zich de toegang heeft verschaft tot de autobus van de aangever [benadeelde] (hierna: de aangever) doordat hij een niet afgesloten (schuif-)deur heeft geopend, naar binnen is getreden en goederen heeft gepoogd weg te nemen dan wel heeft weggenomen. Uit deze omstandigheden kan het hof niet zonder meer afleiden dat de verdachte de tenlastegelegde (gepoogde) diefstal heeft gepleegd ‘waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming’. Evenmin is naar het oordeel van het hof sprake van braak en verbreking. De verdachte zal derhalve van deze onderdelen van de tenlasteleggingen worden vrijgesproken.

Bewijsoverwegingen

Het hof verenigt zich met de navolgende overwegingen van de politierechter en neemt deze over.

“De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het feit als vermeld op dagvaarding I (het hof begrijpt: zaak C) heeft gepleegd. De verbalisant beschrijft dat de verdachte in de auto gaat zitten en aan het navigatiesysteem zit. Of een dergelijk systeem makkelijk uit de auto te halen is, is niet relevant, nu het gaat om de uiterlijke verschijningsvorm. De verklaring van de verdachte hieromtrent acht de politierechter niet geloofwaardig.

Ten aanzien van dagvaarding III (het hof begrijpt: zaak A), feit 1 overweegt de politierechter eveneens dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. De camerabeelden zijn vaag, maar op het moment dat de verdachte uit de auto komt, wordt de verdachte herkend.

Ten aanzien van dagvaarding III (het hof begrijpt: zaak A), feit 3 overweegt de politierechter dat de verdachte dit feit bekent. Het feit kan dan ook wettig en overtuigend bewezen worden.”

Het hof voegt daaraan het navolgende toe.

Ten aanzien van zaak B stelt het hof op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg vast dat het de verdachte is die direct in beeld komt na het sluiten van de autobus met – zoals door de aangever wordt verklaard – de aan elkaar geklikte en ontvreemde gereedschapskoffers van de aangever, die zich in de bus bevonden. De verdachte heeft immers zelf verklaard dat hij de persoon is die op de camerabeelden is te zien. Het hof is daarmee van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte diegene is die de betreffende gereedschapskoffers uit de autobus van de aangever heeft weggenomen en acht daarmee het in zaak B onder 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 en 3, in zaak B en in zaak C tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

Zaak A:

1.hij op 7 mei 2020 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een goed (van zijn gading), dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

3.hij op 8 mei 2020 te 's-Gravenhage [verbalisant] , hoofdagent van politie-eenheid Den Haag heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling, door die [verbalisant] voornoemd dreigend de woorden toe te voegen "Ik neem jou even goed in me op dat ik jou goed kan onthouden. Want jij komt nog wel. Als je buiten bent, ga ik jou pakken" en "Ik ga jou naar huis volgen en ik ga je nog wel pakken. Jij moet echt gaan oppassen. Ik ga jou opzoeken. Als jij naar buiten gaat, dan ga ik achter je aan en zoek ik je op. Jij moet achterom gaan kijken.", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

Zaak B:

1.hij op 22 april 2020 te 's-Gravenhage, een koffer met (elektrisch) gereedschap en bouwmaterialen, die geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;

Zaak C:

1.hij op 29 april 2020 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om uit een auto (merk Hyundai, voorzien van kenteken [kenteken 2] ) een navigatiesysteem weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen naar voornoemde auto is gegaan en een deur van die auto heeft geopend en in die auto is gaan zitten en naar het navigatiesysteem heeft gereikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Hetgeen in zaak A onder 1 en 3, in zaak B en in zaak C meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak A onder 1 en 3, in zaak B en in zaak C bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde levert op:

poging tot diefstal.

Het in zaak A onder 3 bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Het in zaak B bewezenverklaarde levert op:

diefstal.

Het in zaak C bewezenverklaarde levert op:

poging tot diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het in zaak A onder 1 en 3, in zaak B en in zaak C bewezenverklaarde uitsluit.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Den Haag heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A onder 1 en 3, in zaak B en in zaak C bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, met aftrek van het voorarrest.

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte voor het in zaak A onder 1 en 3, in zaak B en in zaak C tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden, met aftrek van het voorarrest.

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om, in geval een bewezenverklaring volgt, een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden op te leggen, met aftrek van het voorarrest.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De verdachte heeft zich herhaaldelijk schuldig gemaakt aan (poging tot) diefstal. De verdachte heeft er blijk van gegeven dat hij geen respect heeft voor het eigendomsrecht van anderen. Bovendien veroorzaakt diefstal niet alleen hinder en schade voor de slachtoffers, het brengt daarnaast ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweeg. De verdachte heeft zich ook schuldig gemaakt aan bedreiging van een politieambtenaar tijdens de uitoefening van zijn functie. Dergelijk gedrag getuigt van een gebrek aan respect voor de betrokken politieambtenaar en het door hem vertegenwoordigde gezag. Dergelijke bedreigingen hebben niet enkel veel impact op de betrokken politieambtenaar zelf, maar kunnen ook bijdragen aan afbreuk van het gezag van politieambtenaren in het algemeen.

Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 februari 2023 is hij in het verleden veelvuldig onherroepelijk veroordeeld ter zake van soortgelijke feiten en ook na de onderhavige feiten is de verdachte regelmatig in aanraking gekomen met politie en justitie. Dit rekent het hof de verdachte zwaar aan. Gelet op de ernst en aard van het bewezenverklaarde kan niet worden volstaan met een andere dan een gevangenisstraf. Hoewel de verdachte bij een poging tot diefstal en een voltooide diefstal wordt vrijgesproken van de inklimming (die het strafmaximum verhoogt) komt het hof tot een hogere straf dan gevorderd door de advocaat-generaal. Het hof weegt namelijk de brutale wijze waarop de verdachte zich in een korte periode tot twee keer toe de toegang tot dezelfde geparkeerde bus heeft verschaft in strafverzwarende zin mee, nu ook het strafmaximum van ongekwalificeerde diefstal daartoe ruimschoots de gelegenheid biedt. Dat de bus niet (goed) was afgesloten, maakt immers nog niet dat de verdachte er van de eigenaar ook in mocht en al helemaal niet dat hij er kostbare dingen uit weg mocht nemen. Daarnaast wordt in aanmerking genomen het grote aantal eerdere onherroepelijke veroordelingen voor vermogensdelicten, die blijkbaar niet tot een gedragsverandering hebben geleid. Al met al is het hof van oordeel dat de straf die de rechtbank aan de verdachte heeft opgelegd, ook in hoger beroep passend en geboden is. Dat leidt tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, met aftrek van het voorarrest.

Beslag

De onder de verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven telefoon van het merk Nokia dient te worden teruggegeven aan de verdachte, aangezien geen voor verbeurdverklaring vereist verband met het in zaak B onder 1 bewezenverklaarde als bedoeld in artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht kan worden aangenomen en de verdachte redelijkerwijs als rechthebbende moet worden aangemerkt.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg ter zake van het in zaak B onder 1 tenlastegelegde in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.518,69 aan materiële schade en bestaat uit een bedrag van (ex BTW):

€ 673,71 voor ‘Festool PDC 18/4 + accessoires’;

€ 92,68 voor ‘Festool boren en bithouder;

€ 28,80 voor ‘Wera bits’;

€ 19,20 voor ‘Wera bits’;

€ 94,59 voor ‘Festool boren’;

€ 101,06 voor ‘Speedboren set 10 t/m 40 mm + verleng’;

€ 62,39 voor ‘Staalboren set Cobalt 1t/m 13 mm + doos’;

€ 115,10 voor ‘Festool Systainer’;

€ 100,00 voor ‘Diverse kleine onderdelen’;

€ 30,40 voor ‘Staalverzinkboor Festool 2-8’;

€ 37,40 voor ‘Staalverzinkboor Festool 5-15’;

€ 12,36 voor ‘Doppenset 1/9 magnetisch’;

€ 151,00 voor ‘Festool Accu 6,2 AH’.

Totale materiële schade: € 1518,69

De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.300,00. Daarbij heeft de benadeelde partij € 495,00 aan proceskosten opgevoerd, bestaande aan kosten voor de tijd die benadeelde partij in de strafzaak heeft gestoken. De proceskosten zijn bij het vonnis waarvan beroep niet toegewezen, hoewel de politierechter overwoog dat zij tot een bedrag van € 100,00 toewijsbaar waren. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de vordering en de proceskosten van de benadeelde partij tot een bedrag van respectievelijk € 1.300,00 en een bedrag van € 100,00 zal worden toegewezen.

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep primair verzocht tot afwijzing van de vordering, wegens de bepleite vrijspraak. Subsidiair, althans in geval het hof beslist de vordering in elk geval toe te wijzen, heeft de raadsman verzocht de vordering toe te wijzen tot een bedrag van maximaal € 700,00, nu de aangever in zijn aangifte heeft verklaard dat het weggenomen gereedschap ongeveer een nieuwwaarde van € 700,00 bedraagt.

Het hof overweegt als volgt.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in zaak B bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.

Materiële schade

De benadeelde partij heeft het gevorderde onder a t/m e onderbouwd met facturen. De benadeelde partij heeft ten aanzien van deze schadeposten telkens de nieuwprijs gevorderd, ondanks het gegeven dat deze materialen tussen de één en drie jaar oud zijn. Het hof is van oordeel dat deze kosten kunnen worden toegewezen tot het bedrag dat door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep onbetwist is gelaten. Dat brengt mee dat het hof de schade begroot op een totaalbedrag van € 700,00. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden.

Ten aanzien van de onder f t/m m gevorderde en door de raadsman betwiste bedragen is het hof van oordeel dat de vordering onvoldoende is onderbouwd, zodat de benadeelde partij in dit gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. In zoverre kan de benadeelde partij dit gedeelte van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Proceskosten

Met betrekking tot de opgevoerde proceskosten stelt het hof vast dat de kosten die de benadeelde partij heeft opgevoerd niet aan te merken zijn als proceskosten. Het hof begroot de tot aan de datum van deze uitspraak gemaakte kosten op de voet van artikel 592a Sv dan ook op nihil.

Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 57, 63, 285 en 310 van het Wetboek van Strafrecht .

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in zaak A onder 1 en 3, in zaak B en in zaak C tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het in zaak A onder 1 en 3, in zaak B en in zaak C bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Gelast de teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:

- 1 STK Telefoontoestel (omschrijving: zwart, merk: Nokia, chassisnr: Dual sim).

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het in zaak B bewezenverklaarde tot het bedrag van € 700,00 (zevenhonderd euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het in zaak B bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 700,00 (zevenhonderd euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 14 (veertien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 22 april 2020.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. F.A. Hartsuiker en mr. E. van Die, in tegenwoordigheid van mr. C.E. Dongelmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 14 maart 2023.

De jongste raadsheer en griffier zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

ECLI:NL:PHR:2021:208.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature