U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Contractuele medehuurders. Analoge toepassing van artikel 7:267 lid 6 BW . Ordemaatregel. Belangenafweging gebruik van de woning.

Uitspraak



GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht,

(familie- en jeugdrecht team III)

zaaknummer : 200.315.475/01 SKG

zaaknummer rechtbank : 10012400 KK EXPL 22-441

arrest van de meervoudige familiekamer van 17 januari 2023

inzake

[de vrouw] ,

wonend te [plaats A] ,

appellante,

tevens incidenteel geïntimeerde,

advocaat: mr. F.J. Soriano te Amsterdam,

tegen

[de man] ,

wonend te [plaats A] ,

geïntimeerde,

tevens incidenteel appellante,

advocaat: mr. D. Nan te Amsterdam.

Partijen worden hierna de vrouw en de man genoemd.

1 Het geding in hoger beroep

1.1.

De vrouw is bij dagvaarding van 24 augustus 2022 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), van 11 augustus 2022, in kort geding gewezen tussen de vrouw als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie en de man als gedaagde in conventie tevens eiser in reconventie.

De appeldagvaarding bevat de grieven.

1.2.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel, met producties;

- memorie van antwoord in incidenteel appel, met producties;

1.3.

Op 15 december 2022 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Verschenen zijn zowel de vrouw als de man en hun respectieve advocaten. Mr. Nan heeft gepleit met gebruikmaking van pleitnotities die zijn overgelegd.

Beide partijen hebben nog producties in het geding gebracht; de vrouw de producties 3 en 5 en de man de producties 7 tot en met 10.

1.4.

Ten slotte is arrest gevraagd.

1.5.

De vrouw heeft een bewijsaanbod gedaan.

2 Feiten

2.1.

De kantonrechter heeft in het vonnis onder 1.1 tot en met 1.6 de feiten opgesomd die zij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die volgen uit niet weersproken stellingen van partijen dan wel de niet (voldoende ) bestreden inhoud van producties waarnaar zij ter staving van hun stellingen verwijzen, komen de feiten neer op het volgende.

2.2.

De vrouw en de man kregen vanaf 2018 een affectieve relatie. Tijdens deze relatie is [in] 2021 dochter [minderjarige] geboren. De vrouw en de man oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag uit over [minderjarige] .

2.3.

Partijen hebben gezamenlijk een woning gelegen aan de [A-straat] te [plaats A] (hierna ook: de woning) gehuurd van REBO Vastgoed en Management B.V. (hierna: REBO) en daarvoor een huurcontract getekend op 16 december 2019. De huur van de woning bedraagt € 1.281,22 per maand. De kosten voor gas, water en licht bedragen maandelijks ongeveer € 200,--.

2.4.

REBO stelt inkomensvoorwaarden aan het huren van een woning. Doorgaans geldt dat het minimale bruto maandinkomen vier maal de bruto maandhuurprijs dient te bedragen, inclusief voorschot servicekosten.

2.5.

De man heeft tot op heden de maandelijkse huur en vaste lasten betaald.

2.6.

De vrouw is in 2021 gediagnosticeerd met een depressie en is daarvoor onder behandeling bij een psycholoog.

2.7.

Vanwege oplopende spanningen tussen partijen heeft de vrouw de woning in juni 2022 verlaten. De vrouw heeft met [minderjarige] vanaf juni 2022 tot december 2022 bij haar ouders thuis verbleven. In de woning van de ouders van de vrouw wonen ook twee broers en een zus van de vrouw. De vrouw en [minderjarige] deelden een kamer met zus [zus] , die een verstandelijke beperking heeft waardoor zij functioneert op het geestelijk niveau van een zevenjarige.

2.8.

De psycholoog heeft verklaard dat het voor het psychologisch en emotioneel welbevinden van de vrouw zeer onwenselijk is dat zij de woonsituatie bij haar ouders voortzet.

2.9.

De vrouw verblijft in de maand december 2022 met [minderjarige] bij haar (niet-thuiswonende) zus.

3 De vorderingen

3.1.

De vrouw heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,:

- de man zal veroordelen om binnen 48 uur, dan wel binnen een door het hof te bepalen termijn, na betekening van het vonnis de woning te verlaten onder overhandiging van alle sleutels aan de vrouw;

- de man zal verbieden de woning opnieuw te betreden op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 200,- per dag(deel).

3.2.

De man heeft in principaal appel geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de vrouw in haar vorderingen althans tot afwijzing van haar vorderingen.

3.3.

De man heeft in incidenteel appel geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zijn vordering in eerste aanleg zal toewijzen.

De man heeft gevorderd dat het hof de vrouw zal veroordelen om binnen zeven dagen na de betekening van het in dezen te wijzen arrest de woning te verlaten en deze ter vrije beschikking aan de man te stellen en te laten, onder afgifte van de sleutels aan de man. Voorts heeft de man gevorderd om de vrouw te verbieden om zonder zijn uitdrukkelijke toestemming de woning te betreden.

4 Beoordeling

Principaal appel

4.1.

Ook in dit kort geding moet - net zoals in de procedure bij de kantonrechter - worden beoordeeld of de in deze zaak aannemelijk te achten omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vorderingen van partijen in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd.

4.2.

Partijen zijn contractuele medehuurders van de woning aan de [A-straat] te [plaats A] . Een vordering strekkende tot toekenning van het exclusieve huurrecht van een gezamenlijk gehuurde woning, waarbij de andere huurder de woning moet verlaten, kan in geval van contractuele medehuurders tevens samenwoners worden gegrond op artikel 7:267 lid 7 van het Burgerlijk Wetboek . Deze bepaling ziet weliswaar op samenwoners waarvan de niet-contractuele huurder op grond van voormeld artikel medehuurder is geworden, maar kan naar analogie worden toegepast wanneer contractuele medehuurders een geschil hebben over wie van hen het gehuurde moet verlaten en wie daarin mag blijven (ECLI:NL:HR:2021:1964).

4.3.

Het onderhavige geschil spitst zich toe op de vraag wie van partijen het meeste belang heeft bij voortzetting van het huurgenot van de woning in afwachting van een definitieve oplossing. Hiervoor moet een belangenafweging worden gemaakt.

4.4.

De vrouw heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat zij een groot belang heeft om in de woning te verblijven aangevoerd dat de situatie waarbij de vrouw en [minderjarige] geruime tijd hebben ingewoond bij de ouders van de vrouw en waarbij zij een slaapkamer hebben moeten delen met haar zus [zus] , voor zowel de vrouw als voor [minderjarige] onwenselijk was. [zus] heeft een geestelijke beperking. Zij is over het algemeen zeer prikkelgevoelig en kan slecht tegen prikkels die zij van [minderjarige] ervaart. Bij overprikkeling gaat zij hard schreeuwen en hard in haar handen klappen, dit zowel overdag als ’s nachts. Ook had ze woede-uitbarstingen. Dit alles leverde de vrouw en [minderjarige] veel stress op. Ook haar moeder, die diabetes heeft, was de situatie teveel, waardoor de vrouw vanaf 1 december jl. niet meer bij haar ouders terecht kan. Zij kan een maand bij haar (niet thuis-wonende) zus verblijven totdat de man van haar zus terug is van vakantie. Daarna staat de vrouw met [minderjarige] op straat. Zij kan dan niet meer bij haar familie terecht, aldus de vrouw.

De vrouw betoogt dat zij, anders dan de man, wegens gebrek aan inkomsten geen woning in de vrije sector kan huren. Evenmin komt zij in aanmerking voor een zogenaamde urgentieverklaring. Bovendien geldt dat het zelfs met een urgentieverklaring lang duurt voordat zij een woning zal krijgen aangeboden.

De vrouw stelt dat ze de woning aan de [A-straat] te [plaats A] wel kan betalen. Zij werkt inmiddels weer drie dagen en wil haar dagen uitbreiden. Zij heeft recht op toeslagen, ontvangt kinderalimentatie en kan zo nodig bij haar ouders geld lenen.

4.5.

De man heeft betoogd (ook) belang te hebben bij het gebruik van de woning. De man voert hiertoe aan dat het voor hem als ZZP-er heel lastig is om een nieuwe huurwoning te vinden. Hij heeft de onderhavige woning verkregen op voordracht van een vriend van hem. De man is met de vorige huurder overeengekomen dat hij een bedrag van € 2.500,- aan de vorige huurder zou voldoen voor de investeringen in de woning en hij heeft dit bedrag ook voldaan. Van meet af aan was het de bedoeling dat de man woning zou krijgen. De vrouw heeft enkel meegetekend om de woning sneller toegewezen te krijgen. De man is de contactpersoon van de verhuurder en hij heeft altijd de huur van € 1.281,22 per maand betaald, alsmede de kosten van water, gas, licht van ongeveer € 200,- per maand en verzekeringen van € 50,-. De man stelt in totaal € 16.618,40 aan kosten te hebben gemaakt in verband met verbouwing van de woning. De man heeft daarnaast de waarborgsom van € 3.510,- betaald. De man krijgt dit bedrag niet terug als hij de woning noodgedwongen moet verlaten.

Daarnaast stelt de man hartpatiënt te zijn. Volgens de man leidt de onzekerheid over wie er in de woning mag blijven bij hem tot hartklachten. Hij stelt geen alternatief adres te hebben waar hij kan wonen en zich kan inschrijven.

4.6.

Uit het vorenstaande blijkt dat beide partijen een groot belang hebben bij het gebruik van de woning. Zoals reeds overwogen komt het dan op een belangenafweging aan.

De kantonrechter heeft bij deze belangenafweging van doorslaggevend belang geacht dat de man, in tegenstelling tot de vrouw, de woonlasten, waaronder de huur en de vaste lasten, kan dragen. De vrouw heeft hiertegen gegriefd

4.7.

Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat onvoldoende is gebleken dat de vrouw de huur en de vaste lasten zal kunnen betalen. De vrouw is naar eigen zeggen inmiddels een jaar uit het arbeidsproces, eerst vanwege zwangerschapsverlof, daarna wegens ziekte als gevolg van sombere gevoelens. Zij is sinds 1 december jl. weer drie dagen per week aan het werk en verdient hiermee ongeveer € 1500,- netto per maand. De vrouw heeft weliswaar gezegd dat zij van plan is om vier dagen per week te gaan werken om haar inkomen uit te breiden, maar thans is onvoldoende duidelijk dat haar herstel bestendig is en uitbreiding van drie naar vier dagen mogelijk maakt. Zoals de vrouw zelf ter zitting heeft gezegd “moet zij het dan wel eerst drie dagen per week volhouden”. Met een mogelijk hoger inkomen dan de vrouw nu ontvangt, kan het hof dan ook geen rekening houden. Niet in geschil is dat de vrouw op basis van louter haar inkomen van € 1.500,- het zich niet kan veroorloven om de woning te huren.

4.8.

De vrouw heeft gesteld dat zij, in aanvulling op haar inkomen, kinderalimentatie zal ontvangen. Zij heeft inmiddels met de man overeenstemming bereikt over een maandelijks bedrag van € 300,- aan voorlopige kinderalimentatie. Zij gaat ervan uit dat de man gelet op zijn inkomen van € 6.000,- een hogere definitieve bijdrage van € 600,- zal kunnen betalen. Daarnaast stelt zij maandelijks zo nodig € 1.000,- te kunnen lenen van haar zus en ouders tot een maximum van € 36.000,-. Pas na een termijn van vijf jaar zal zij moeten starten met terugbetalen van de opgebouwde lening, waarbij de hoogte van de afbetaling nader zal worden overeengekomen. Volgens de vrouw kan zij derhalve vanaf 1 september 2022 structureel beschikken over € 2.831,- per maand, zodat zij de vaste lasten van de woning kan voldoen.

4.9.

Uit het vorenstaande volgt dat de vrouw om de woning te kunnen bekostigen in grote mate afhankelijk is van de gestelde lening van de ouders en zus van de vrouw. De vrouw heeft - mede het verweer van de man in aanmerking genomen - onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de ouders/zus van de vrouw daadwerkelijk maandelijks een dergelijk groot bedrag kunnen en zullen kunnen (blijven) bijdragen. Zo heeft zij niet aannemelijk gemaakt wat de inkomens/vermogens van de betrokkenen zijn en wat hun vrije ruimte is om daaruit te kunnen afleiden dat het maandelijks verstrekken van € 1.000,- een bestendige situatie is. De door de vrouw aangedragen oplossing van een lening is dan ook geen structurele oplossing om de huur en bijkomende kosten in de toekomst te kunnen blijven betalen. Dat geldt evenzo ten aanzien van een mogelijke woonkostentoeslag. De vrouw heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt of, en in hoeverre zij daarop aanspraak kan maken. Bovendien is deze toeslag naar zijn aard van tijdelijke aard. Daarnaast staat op dit moment nog niet vast dat de man een hogere definitieve kinderalimentatie zal betalen dan de thans overeengekomen € 300,- per maand. Realisatie van het door de vrouw geschetste financiële beeld is gelet op al het bovenstaande ongewis, hetgeen met zich brengt dat voorshands de vorderingen van de vrouw in een bodemprocedure niet een zodanige kans van slagen hebben dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd.

Daarbij komt dat, zelfs uitgaande van het door de vrouw beschikbaar geachte bedrag, dit bedrag nog steeds niet voldoet aan de inkomensvoorwaarden die REBO stelt aan het huren van een woning en reeds daarom de vorderingen van de vrouw in een bodemprocedure onvoldoende kans van slagen hebben om daar reeds op vooruit te lopen. Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat de nijpende situatie met zus [zus] bij de vrouw haar ouders thuis, hoe moeilijk ook gelet op de psychische gesteldheid van de vrouw, dit niet anders maakt.

Het hof komt niet toe aan het bewijsaanbod van de vrouw. Daarvoor leent dit kort geding zich niet.

Dit alles betekent dat de vorderingen van de vrouw zullen worden afgewezen.

Incidenteel appel

4.10.

De man heeft gevorderd dat het hof de vrouw zal veroordelen om binnen zeven dagen na de betekening van het in dezen te wijzen arrest de woning te verlaten en deze ter vrije beschikking aan de man te stellen en te laten, onder afgifte van de sleutels aan de man. Voorts heeft de man gevorderd om de vrouw te verbieden om zonder zijn uitdrukkelijke toestemming de woning te betreden.

4.11.

Niet is in geschil dat beide partijen niet langer samen in de woning kunnen blijven. Beiden hebben daarom het hof verzocht om de ander te veroordelen de woning te verlaten onder afgifte van de sleutels en met een verbod om de woning weer te betreden. Nu het hof heeft overwogen dat de vorderingen van de vrouw dienaangaande zullen worden afgewezen, ligt in het verlengde dat de vorderingen van de man dienaangaande zullen worden toegewezen. De man is immers degene die op basis van dit arrest in de woning kan blijven. Het hof zal daarbij ook gelasten dat de vrouw de woning ter vrije beschikking aan de man zal stellen.

Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat de grieven van de man in incidenteel appel slagen. Het vonnis waarvan beroep zal op dit punt worden vernietigd.

4 Beslissing

Het hof:

rechtdoende in principaal en incidenteel appel:

vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover daarbij de vorderingen van de man zijn afgewezen

en, in zoverre opnieuw rechtdoende:

veroordeelt de vrouw om binnen zeven dagen na de betekening van dit arrest de woning te verlaten en deze ter vrije beschikking aan de man te stellen en te laten, onder afgifte van de sleutels aan de man;

verbiedt de vrouw om zonder de uitdrukkelijke toestemming van de man de woning te betreden;

bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door mr. C.M.J. Peters, mr. M.T. Hoogland en mr. R.M. Troost, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2023.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature