Uitspraak
beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.285.765/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 25 januari 2023
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] ,
gevestigd te [....] ,
VERZOEKSTER,
advocaten: mr. Y. Wehrmeijer en mr. L.H.J. Baijer, beiden kantoorhoudende te Amsterdam,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[B] ,
gevestigd te [....] ,
VERWEERSTER,
advocaat: mr. F.Th.P. van Voorst, kantoorhoudende te Zoetermeer,
e n t e g e n
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[C] ,
gevestigd te [....] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[D] ,
gevestigd te [....] ,
BELANGHEBBENDEN,
advocaat: mr. F.Th.P. van Voorst, kantoorhoudende te Zoetermeer.
Verzoekster wordt hierna aangeduid als [A] en verweerster als BRP. Belanghebbenden worden hierna aangeduid als [C] en [D] .
1 Het verloop van het geding
1.1
Voor het verloop van de procedure verwijst de Ondernemingskamer naar haar beschikkingen in deze zaak van 15 en 16 maart 2021.
1.2
Bij die beschikkingen heeft de Ondernemingskamer een onderzoek bevolen naar het beleid en de gang van zaken BRP over de periode vanaf 1 januari 2019, met benoeming van een nader aan te wijzen en aan partijen bekend te maken persoon teneinde het onderzoek te verrichten. Voorts heeft de Ondernemingskamer bij wijze van onmiddellijke voorziening met onmiddellijke ingang – voor zover nodig in afwijking van de statuten – mr. drs. D.R. de Breij te Utrecht (hierna: de bestuurder) benoemd tot zelfstandig vertegenwoordigingsbevoegd bestuurder van BRP, met beslissende stem, zonder wie BRP niet vertegenwoordigd kan worden. De aanwijzing van de onderzoeker en de vaststelling van het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten is vooralsnog aangehouden om te bezien of door de te treffen onmiddellijke voorziening een oplossing van het geschil kan worden bereikt.
1.3
Bij e-mail van 29 november 2022 heeft de bestuurder de Ondernemingskamer verzocht hem uit zijn functie te ontheffen. De bestuurder heeft daarbij toegelicht dat in BRP sinds enige tijd niet langer een onderneming wordt gedreven en dat BRP uitsluitend nog partij is in diverse juridische procedures. Een minnelijke regeling is niet bereikt.
1.4
Bij e-mail van 1 december 2022 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer partijen in de gelegenheid gesteld zich over het verzoek van de bestuurder uit te laten en daarbij voorts partijen gelegenheid geboden zich uit te laten over het volgende:
“Zoals in de beschikking van 15 maart 2021 is opgenomen, heeft de Ondernemingskamer de aanwijzing van een onderzoeker aangehouden om te bezien of door het treffen van een onmiddellijke voorziening (de benoeming van een bestuurder) een oplossing van het geschil kon worden bereikt (zie r.o. 3.13 van die beschikking). Concreet betekent dit dat indien mr. De Breij uit zijn functie wordt ontheven, de volgende opties resteren:
a. De Ondernemingskamer benoemt een opvolgend bestuurder, die kan bezien of een oplossing van het geschil kan worden bereikt.
b. De Ondernemingskamer wijst de onderzoeker aan.
c. Partijen verzoeken de Ondernemingskamer de procedure te beëindigen.
(…)
In het geval partijen de voorkeur uitspreken voor optie a of b, dan dient u daarbij toe te lichten op welke wijze de vergoeding van de opvolgend bestuurder dan wel de onderzoeker kan worden voldaan.”
1.5
Bij e-mail van 8 december 2022 heeft mr. Van Voorst namens BRP, [C] en [D] de Ondernemingskamer bericht de voorkeur te geven aan beëindiging van de procedure (optie c). Mr. Van Voorst heeft daarbij opgemerkt dat BRP niet de financiële middelen heeft om de vergoeding van een opvolgend bestuurder en/of onderzoeker te voldoen.
1.6
Bij e-mail van eveneens 8 december 2022 heeft mr. Wehrmeijer namens [A] de Ondernemingskamer verzocht een opvolgend bestuurder aan te wijzen (optie a). Mr. Wehrmeijer heeft daarbij niet toegelicht op welke wijze de vergoeding van de opvolgend bestuurder kan worden voldaan.
1.7
Bij e-mail van 9 december 2022 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer mr. Wehrmeijer verzocht toe te lichten op welke wijze de vergoeding van de werkzaamheden van een opvolgend bestuurder kan worden voldaan.
1.8
Bij e-mail van 13 december 2022 heeft mr. Wehrmeijer namens [A] de Ondernemingskamer bericht dat voor [A] onduidelijk is of de kas van BRP daadwerkelijk leeg is en dat BRP zonder grond managementvergoedingen heeft uitgekeerd aan [D] . Restitutie daarvan maakt dat de vergoeding van een opvolgend bestuurder kan worden voldaan.
1.9
Bij e-mail van 15 december 2022 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer de bestuurder verzocht kenbaar te maken of vanuit BRP een voorschot voor de vergoeding van de werkzaamheden van een opvolgend bestuurder kan worden voldaan.
1.10
Bij e-mail van 19 december 2022 heeft de bestuurder de Ondernemingskamer bericht dat BRP niet in staat is een toereikend voorschot te voldoen.
1.11
Bij e-mail van 23 december 2022 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer mr. Wehrmeijer verzocht kenbaar te maken of [A] bereid is een voorschot voor de vergoeding van de werkzaamheden van een opvolgend bestuurder te voldoen.
1.12
Bij e-mail van 11 januari 2023 heeft mr. Wehrmeijer namens [A] de Ondernemingskamer bericht geen verdere opmerkingen te hebben met betrekking tot de positie van de bestuurder en daarbij verzocht de procedure aan te houden in afwachting van de lopende procedures.
1.13
Bij e-mail van 12 januari 2023 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer mr. Wehrmeijer nogmaals verzocht kenbaar te maken of [A] bereid is een voorschot voor de vergoeding van de werkzaamheden van een opvolgend bestuurder te voldoen.
1.14
Bij e-mail van 17 januari 2023 heeft mr. Wehrmeijer de Ondernemingskamer bericht dat [A] niet bereid is een voorschot te voldoen. Daarbij heeft mr. Wehrmeijer de bestuurder verzocht te overwegen aan te blijven als bestuurder.
1.15
Bij e-mail van 19 januari 2023 heeft de bestuurder de Ondernemingskamer bericht zijn verzoek tot ontheffing uit zijn functie te handhaven.
2 De gronden van de beslissing
2.1
De enkele omstandigheid dat de bestuurder verzocht heeft hem te ontheffen uit zijn functie is toereikend voor toewijzing van dat verzoek.
2.2
[A] heeft de Ondernemingskamer verzocht een opvolgend bestuurder aan te wijzen. BRP is echter niet in staat de kosten daarvan te dragen en partijen zijn niet bereid een voorschot voor de vergoeding van de werkzaamheden van een aan te wijzen opvolgend bestuurder te voldoen. De suggestie van [A] dat de vergoeding van een opvolgend bestuurder kan worden voldaan door verhaal van door BRP zonder grond betaalde managementvergoedingen (zie 1.8) is niet toereikend. De vergoeding van een door de Ondernemingskamer aan te wijzen bestuurder kan niet afhankelijk worden gesteld van de vraag in hoeverre hij of zij bereid is bepaalde juridische procedures te starten en van de uitkomst van die procedures.
2.3
Nu BRP geen financiële middelen heeft is de verwachting dat het onderzoek niet binnen een redelijke termijn na heden zal kunnen worden uitgevoerd en afgerond, nog los van het feit dat geen van partijen heeft verzocht om aanwijzing van een onderzoeker. Voortzetting van de procedure dient dan geen redelijk doel meer. De Ondernemingskamer zal de procedure beëindigen.
3 De beslissing
De Ondernemingskamer:
beëindigt met ingang van heden het bij haar beschikking van 15 maart 2021 bevolen onderzoek naar het beleid en de gang van zaken van [B] ;
beëindigt met ingang van heden de bij haar beschikking van 15 maart 2021 getroffen onmiddellijke voorziening;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.W.H. Vink, voorzitter, mr. A.J. Wolfs en mr. J.M. de Jongh, raadsheren, en prof. dr. mr. S. ten Have en drs. A.G. Thomassen RT REP, raden, in tegenwoordigheid van mr. B.J. Blok, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2023.