U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Bekrachtiging verlenging machtiging uithuisplaatsing. Afwijzing verzoek tot onderzoek.

1:265b BW en 810a Rv

Uitspraak



GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie -en jeugdrecht)

zaaknummer: 200.317.119/01

zaaknummer rechtbank: C/15/321573 / JU RK 21-1983

beschikking van de meervoudige kamer van 24 januari 2023 inzake

[de moeder] ,

wonende te [plaats] , gemeente [gemeente] ,

verzoekster in hoger beroep,

hierna te noemen: de moeder,

advocaat: mr. M. Erkens te Wateringen, gemeente Westland,

en

de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers,

gevestigd te [plaats B] ,

verweerster in hoger beroep,

hierna te noemen: de GI.

Als belanghebbenden zijn aangemerkt:

- de minderjarige [kind 1] (hierna te noemen: [kind 1] );

- de minderjarige [kind 2] (hierna te noemen: [kind 2] );

- de minderjarige [kind 3] (hierna te noemen: [kind 3] ).

In zijn adviserende taak is in de procedure gekend:

de Raad voor de Kinderbescherming,

gevestigd te Den Haag, locatie Haarlem,

hierna te noemen: de raad.

1 Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem (hierna: de kinderrechter) van 6 juli 2022, hersteld bij beschikking van 27 juli 2022, alsmede naar de beschikking van 27 juli 2022.

2 Het geding in hoger beroep

2.1

De moeder is op 5 oktober 2022 in hoger beroep gekomen van voormelde beschikking van 6 juli 2022, hersteld bij beschikking van 27 juli 2022 en van de beschikking van 27 juli 2022.

2.2

De GI heeft op 10 november 2022 een verweerschrift ingediend.

2.3

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

- een bericht van de zijde van de moeder van 7 november 2022 met bijlage;

- een e-mailbericht van de zijde van de gezinshuisouders van 11 november 2022 met de mededeling dat zij niet naar de zitting zullen komen;

- een bericht van de zijde van de GI van 17 november 2022.

2.4

De voorzitter heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling met [kind 1] gesproken. Ter zitting heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven.

2.5

De mondelinge behandeling heeft op 23 november 2022 plaatsgevonden. Verschenen zijn:

- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;

- de GI, vertegenwoordigd door de gezinsmanager en een collega;

- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw D.M. van Dijk.

3 De feiten

3.1

Uit de inmiddels verbroken relatie tussen de moeder en [de vader 1] is [kind 1] geboren [in] 2010.

Uit het huwelijk van de moeder en [de vader 2] (hierna: de vader) zijn [in] 2017 geboren [kind 2] en [kind 3] .

[kind 1] , [kind 2] en [kind 3] worden hierna gezamenlijk de kinderen genoemd.

De [de vader 2] is op 13 oktober 2019 overleden.

De moeder oefent alleen het gezag uit over de kinderen.

[in] 2022 heeft de moeder met haar nieuwe partner, de [huidige partner] , twee zoons gekregen, [kind 4] en [kind 5] . Zij zijn prematuur (na 32 weken zwangerschap) geboren en verbleven ten tijde van de mondelinge behandeling nog met de moeder in het ziekenhuis.

3.2

De kinderen staan sinds 14 januari 2019 onder toezicht van de GI.

De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 14 januari 2023.

3.3

[kind 1] is op grond van een daartoe strekkende machtiging sinds 3 juni 2019 gedurende dag en nacht uit huis geplaatst. [kind 2] en [kind 3] zijn op grond van een daartoe strekkende machtiging sinds 22 augustus 2019 gedurende dag en nacht uithuisgeplaatst. De machtigingen zijn daarna telkens verlengd.

3.4

De kinderen verblijven sinds hun uithuisplaatsing samen in een gezinshuis waar zij zonodig kunnen blijven wonen tot hun meerderjarigheid

4 De omvang van het geschil

4.1

Bij de bestreden beschikking van 6 juli 2022, hersteld bij beschikking van 27 juli 2022, is voor zover thans van belang, de machtiging uithuisplaatsing van de kinderen verlengd voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 14 januari 2023.

4.2

De moeder verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, opnieuw rechtdoende te bepalen dat de machtiging uithuisplaatsing wordt verlengd met maximaal drie maanden met primair de opdracht om in deze periode de thuisplaatsing te realiseren, en subsidiair opdracht te geven op grond van artikel 810a lid 2 Rv tot een onderzoek met de onderzoeksvragen zoals geformuleerd in productie 8 in productie 22 of andere in goede justitie te bepalen onderzoeksvragen, dit laatste tevens als zelfstandig verzoek.

4.3

De GI verzoekt het hoger beroep van de moeder niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen met bekrachtiging van de beschikking waarvan beroep.

5 De motivering van de beslissing

5.1

De moeder is van mening dat niet langer een absolute noodzaak voor een machtiging uithuisplaatsing van de kinderen aanwezig is. Het gaat inmiddels veel beter met haar. Zij heeft haar leven op de rit. Zij is niet meer afhankelijk van haar moeder en ziet haar ook veel minder. Het contact is dan oppervlakkiger. De moeder woont sinds augustus 2022 samen met haar partner, de [huidige partner] , in een eigen huis met voldoende ruimte. Zij hebben al drie jaar een liefdevolle relatie waarin geen geweld plaatsvindt. Het vermeende patroon van geweld heeft de moeder dus in ieder geval doorbroken. De moeder had werk als logistiek medewerker, maar is gestopt omdat haar contract niet verlengd werd en omdat zij zwanger was. De moeder en de [huidige partner] zijn [in] 2022 ouders geworden van een tweeling. De omgangsmomenten met de andere kinderen lopen goed, hoewel momenteel wat minder vanwege het ziekenhuisverblijf van de premature baby’s. Er zijn videobel-contacten met de kinderen.

De moeder is voornemens om via digitaal onderwijs een opleiding te volgen tot administratief medewerker. Haar partner heeft een stabiel en goed inkomen.

Volgens de moeder heeft de GI ten onrechte geconcludeerd dat van thuisplaatsing geen sprake meer kan zijn. De GI wil het risico op een mislukte thuisplaatsing voorkomen terwijl het zou moeten gaan over goed genoeg ouderschap. De moeder begrijpt dat terugplaatsing niet zomaar kan van de ene op de andere dag. Het zou echter gefaseerd kunnen. Bijvoorbeeld eerst [kind 1] terugplaatsen en de omgang met [kind 2] en [kind 3] uitbreiden.

De moeder wijst op recent raadsonderzoek waarin is geconcludeerd dat zij wel in staat is om de zorg en opvoeding van de nieuwe tweeling ter hand te nemen. De ouders hebben zich aangemeld voor ‘Stevig Ouderschap’ en hulpverlening in verband met hechting. De moeder krijgt op allerlei terreinen hulp thuis van het Leger des Heils.

De moeder heeft moeite met de procesgang in eerste aanleg, omdat haar nog gelegenheid was geboden om de mogelijkheid van een persoonlijkheidsonderzoek uit te zoeken. De kinderrechter heeft echter al op de dag waarop de termijn verliep de beslissing gegeven. De aanvullende verzoeken van de moeder komen erop neer dat zij graag een persoonlijkheidsonderzoek wil ondergaan. Het lukt haar echter niet om dit met behulp van haar zorgverzekering te financieren. De GI is gehouden een dergelijk onderzoek naar de moeder te financieren. De kinderen hoeven daarbij niet betrokken te worden, enkel bij het observeren van de omgang. De kinderrechter heeft ter zitting op 22 juni 2022 opgemerkt dat dit onderzoek er linksom of rechtsom moet komen. De moeder draagt Psy Business aan als partij die het persoonlijkheidsonderzoek bij haar zou kunnen afnemen. Gerechten werken vaker samen met deze partij in verband met de lange wachttijden bij het NIFP, aldus de moeder.

5.2

De GI wijst erop dat het gevaar dreigt dat de aandacht teveel wordt verlegd naar procedures over vorm en proces terwijl de focus zou moeten liggen op de kinderen. De kinderen zijn onder erbarmelijke omstandigheden uithuisgeplaatst. Zij woonden met de vader en de moeder in bij de grootouders en oom van de moeder. De moeder was in die setting afhankelijk van haar familie. Ook vond er veel geweld plaats tussen de moeder en haar familie en tussen de moeder en de vader, waarvan de kinderen getuige waren. Daarnaast kregen de kinderen onvoldoende voeding en waren zij onhygiënisch, [kind 1] mocht maar één keer per week douchen. [kind 2] en [kind 3] waren bovendien nog nooit naar het consultatiebureau of de tandarts geweest.

Inmiddels is de moeder ouder geworden van een te vroeg geboren tweeling. Op [datum] 2022 verbleef zij nog in het ziekenhuis met deze baby’s. Het is de GI onduidelijk hoe het zit met de huidige partnerrelatie van de moeder en of de moeder zorg kan dragen voor haar twee pasgeboren kinderen.

Hoewel de moeder stappen heeft gezet, is niet gebleken dat zij de zorg voor alle kinderen tegelijk aankan. Uit het verslag van de omgang met [kind 2] en [kind 3] blijkt ook dat zij de kinderen niet tegelijk aandacht kan geven.

Verder begrijpt de GI dat de moeder bereid is om te veranderen maar de GI wijst erop dat het onduidelijk is wat haar daadwerkelijke mogelijkheden daartoe zijn. Voor persoonlijkheidsonderzoeken is veelal noodzakelijk dat de client een eigen onderzoeksvraag heeft. Die ontbreekt bij de moeder.

Inmiddels wonen de kinderen drieëneenhalf jaar in het gezinshuis waardoor de aanvaardbare termijn ruimschoots is overschreden. De raad zal verzoeken om gezagsbeëindiging.

De geboorte van de tweeling heeft een behoorlijke impact gehad op de kinderen. De tweeling laat een terugval in gedrag zien en [kind 1] vindt het lastig om deze gebeurtenis een plek te geven. De kinderen hebben belang bij duidelijkheid, omdat zij zijn gehecht in het gezinshuis en daar ook kunnen blijven wonen.

De uithuisplaatsing is dus nog steeds in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen noodzakelijk, aldus de GI.

Een onderzoek zal voor de kinderen nu te belastend zijn, zij hebben al genoeg meegemaakt.

5.3

De raad heeft aangegeven dat er weliswaar een verzoek tot een gezagsbeëindigende maatregel is ingediend bij de rechtbank, maar dat de raadsvertegenwoordiger daarom nog niet partijdig is. Zij gebruikt de aanwezige informatie om tot een advies in deze zaak te komen. Duidelijk is dat de kinderen ieder een specifieke aanpak behoeven en veel vragen van hun opvoeders. De moeder kan dit in haar huidige situatie niet bieden. De raad adviseert daarom de beschikking te bekrachtigen.

De raad heeft ook onderzoek gedaan in verband met de pasgeboren tweeling en geconcludeerd dat er geen gronden zijn voor een ondertoezichtstelling, maar dat wel intensieve hulpverlening vereist is. De moeder wil deze hulpverlening accepteren.

5.4

Ingevolge artikel 1:265b, eerste lid, BW kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet , die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling, op haar verzoek machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid.

Op verzoek van de GI kan de duur van de machtiging uithuisplaatsing telkens met ten hoogste een jaar worden verlengd (artikel 1:265 c, tweede lid ).

Het hof zal eerst de noodzaak van de uithuisplaatsing dienen te beoordelen, voordat toegekomen wordt aan het verzoek om een deskundige te benoemen.

De periode waarvoor de machtiging is verleend, is op 14 januari 2023 verstreken. Gelet op het door artikel 8 EVRM gewaarborgde recht op eerbiediging van haar gezinsleven, heeft de moeder een rechtens relevant belang om de rechtmatigheid van de machtiging over de periode van 6 juli 2022 tot 14 januari 2023 te laten toetsen.

5.5

Aan de zijde van de moeder zijn positieve ontwikkelingen benoemd, zoals een langere stabiele relatie zonder huiselijk geweld, goede woonruimte sinds augustus 2022, meer afstand tot haar eigen moeder en werkervaring. Hoewel niet gepland, heeft de moeder [in] 2022 een tweeling gekregen. Na onderzoek door de raad is gebleken dat deze kinderen zonder kinderbeschermingsmaatregel door de ouders zelf kunnen worden verzorgd en opgevoed wanneer de kinderen uit het ziekenhuis ontslagen worden. De moeder is bereid om de nodige hulp in de thuissituatie toe te laten en cursussen te volgen om haar ouderschap en de totstandkoming van een goede hechting te ondersteunen. Het hof acht dit op zichzelf positieve punten.

Bij de beoordeling van de uithuisplaatsing zijn echter meer punten van belang. [kind 1] , [kind 2] en [kind 3] hebben veel meegemaakt. Er is een voorgeschiedenis van ernstige verwaarlozing en huiselijk geweld in de tijd dat de moeder met de kinderen bij haar moeder inwoonde. In het gezinsplan van ieder van de kinderen wordt de ontwikkeling beschreven en worden de huidige aandachtspunten vermeld. [kind 1] had bijvoorbeeld gedragsproblemen en vertoonde agressief gedrag. Een aandachtspunt is nu nog dat zij zich leert focussen op zichzelf in plaats van op anderen, zodat ze in geval van een boze bui leert om afstand te nemen. [kind 1] heeft traumabehandeling gehad. Zij heeft op school een grote ontwikkeling doorgemaakt en kan na het basisonderwijs naar regulier voortgezet onderwijs.

[kind 2] laat grensoverschrijdend gedrag zien richting andere personen en heeft moeite om zich aan afspraken te houden. Het is voor hem nodig om op een sensitieve manier begrensd te worden. Het is belangrijk dat hij basisvertrouwen krijgt en zich veilig voelt, zodat hij ook veilig kan gaan hechten. In het gezinshuis wordt daartoe gebruik gemaakt van de Basic Trust methode.

[kind 3] vertoonde dissociërend gedrag op moeilijke momenten, en dat is nu niet meer zo. Wel is het voor haar heel belangrijk om jegens haar heel duidelijk en voorspelbaar te zijn, zodat ze steeds meer vertrouwen krijgt in de wereld en de volwassenen om haar heen.

De kinderen wonen nu al enkele jaren op een stabiele plek waar zij gezamenlijk verblijven, gewend zijn en zij zich goed ontwikkelen. Wel hebben zij ieder hun eigen aandachtspunten en aanpak. Dit vraagt veel van een opvoeder. De moeder en haar partner hebben pas sinds 22 augustus 2022 zelfstandige woonruimte. Een terugplaatsing voor die tijd, toen de moeder nog inwonend was bij haar eigen moeder, was naar het oordeel van het hof onverantwoord geweest, omdat de kinderen dan opnieuw geconfronteerd zouden worden met stress en onrust door de verhouding tussen de familieleden van de moeder die ook haar functioneren als moeder raken.

De vraag is of in de nieuwe situatie waarin de moeder letterlijk en figuurlijk meer afstand heeft genomen van haar ouderlijk huis, het moment gekomen is dat zij zelf de zorg voor haar kinderen ter hand kan nemen. De kinderen hebben op regelmatige basis twee tot drie keer per maand contact met hun moeder en leren de partner van de moeder kennen. De moeder laat weliswaar vooruitgang zien tijdens de omgangscontacten, maar de begeleiders van het Leger des Heils rapporteren op 3 mei 2022 daarnaast ook het volgende: “Moeder is vooruit gegaan maar heeft zeker nog baat bij begeleiding in het contact met haar kinderen om haar regelmatig duidelijk te maken wat haar kinderen nodig hebben in bepaalde situaties en dit met moeder door- en voor- te bespreken.

10 voor toekomst is van mening dat de omgangen nu veelal goed verlopen maar dat er nog groei nodig is voordat er gedacht kan worden aan uitbreiding van de omgang met de tweeling. De contacten met [kind 1] vragen ook nog om ontwikkeling en meer inzicht vanuit moeder op de ontwikkelingsbehoefte van [kind 1].”

De omgang tussen de moeder en de kinderen is nog beperkt en de moeder heeft nog adviezen nodig. [kind 1] had voor de gezinsuitbreiding zeven uur in de veertien dagen onbegeleid contact bij de moeder thuis. In de rapportage van 3 mei 2022 is ten aanzien van de omgang van de moeder met [kind 1] vermeld dat in de begeleiding aandacht wordt gegeven voor de eigen identiteitsontwikkeling van [kind 1] . Daarnaast zijn er incidenten geweest waarbij [kind 1] een ‘geheim’ meekreeg en daardoor in een loyaliteitsconflict terecht kwam.

[kind 2] en [kind 3] hebben ieder verschillende behoeften en daarom is er wisselend individueel en gezamenlijk contact met de moeder voor de duur van 1,5 uur per keer. De moeder sluit steeds beter aan bij de tweeling, maar volgens de omgangsbegeleiding zal er nog groei nodig zijn voordat gedacht kan worden aan uitbreiding van de omgang met [kind 2] en [kind 3] . Dat de omgang met alle drie de kinderen nog zoveel ondersteuning nodig heeft, zegt naar het oordeel van het hof ook iets over de mogelijkheden van terugplaatsing. Terugplaatsing kan om die reden al niet aan de orde zijn.

Het hof acht het daarnaast een factor van belang dat de omgang gestagneerd is, vanwege de geboorte van de nieuwe tweeling. De moeder verbleef ten tijde van de mondelinge behandeling in hoger beroep nog in het ziekenhuis bij haar jongste kinderen en is daardoor al enkele maanden minder beschikbaar voor de andere kinderen. Deze gebeurtenis heeft impact op de kinderen en zij ervaren dat de moeder opnieuw minder aandacht voor hen kan hebben.

Wanneer de moeder en haar jongste kinderen naar huis mogen, zal zij naar verwachting al haar kracht en energie nodig hebben om deze kwetsbare tweeling te verzorgen en op te voeden en in deze nieuwe situatie samen met haar partner haar weg te vinden.

Onder deze omstandigheden was het ondenkbaar dat de kinderen, ook niet gefaseerd, op een verantwoorde wijze thuisgeplaatst hadden kunnen worden in de te toetsen periode, die liep tot 14 januari 2023. De verlenging van de machtigingen uithuisplaatsing van de drie kinderen zal daarom worden bekrachtigd.

5.6

Ten aanzien van het verzoek van de moeder om op grond van artikel 810a, tweede lid, Rv een deskundige te benoemen, concludeert het hof dat de bevindingen niet mede tot de beslissing van de zaak kunnen leiden. De machtiging liep tot 14 januari 2023 en vóór die tijd konden de kinderen of één van hen niet teruggeplaatst worden alleen al vanwege de feitelijke onbeschikbaarheid van de moeder. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep was niet bekend wanneer de tweeling ontslagen zou kunnen worden uit het ziekenhuis en de moeder verbleef/verblijft tot die tijd bij hen in het ziekenhuis.

5.7

Bovenstaande leidt tot de beslissing dat de bestreden beschikking bekrachtigd zal worden en het verzoek van de moeder een deskundige te benoemen zal worden afgewezen.

6 De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de beschikkingen waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;

wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.N. van de Beek, mr. J.M.C. Louwinger-Rijk en mr. G.W. Brands-Bottema, in tegenwoordigheid van mr. W.J. Boon als griffier en is op 24 januari 2023 in het openbaar uitgesproken door de voorzitter.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature