Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Verbintenissenrecht. Een metaalhandelbedrijf vordert schadevergoeding van de politie, een omgevingsdienst en een gemeente wegens onrechtmatige gedragingen van een politie- resp., gemeente- en omgevingsdienstambtenaar bij het opstellen van een proces-verbaal over een door hen verrichte milieucontrole op het terrein van het bedrijf en bij het afleggen van verklaringen in de daaropvolgende strafprocedure. Is er een causaal verband tussen de gedragingen en de gestelde schade?

Uitspraak



GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.279.502/01

zaak- / rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/275955/HAZA 18-456

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 24 januari 2023

inzake

1 WESTFRIESE METAALHANDEL V.O.F.,

gevestigd te Oosterblokker,

2. [appellant 2],

3. [appellant 3] ,

beiden wonend te [woonplaats 1] ,

appellanten,

advocaat: mr. P.W.M. Huisman te Amsterdam,

tegen

1 NATIONALE POLITIE, EENHEID NOORD-HOLLAND,

gevestigd te Hoorn,

2. [geïntimeerde 2] ,

wonend te [woonplaats 2] ,

advocaat: mr. R.D. Lubach te Arnhem

3. REGIONALE UITVOERINGSDIENST NOORD-HOLLAND thans:

OMGEVINGSDIENST NOORD-HOLLAND NOORD,

gevestigd te Hoorn,

4. GEMEENTE HOORN,

zetelend te Hoorn,

advocaat: mr. L.M. Burger te Den Haag,

5. [geïntimeerde 5] ,

wonend te [woonplaats 3] ,

advocaat: mr. W. de Vis te Alkmaar,

6. [geïntimeerde 6] ,

wonend te [woonplaats 4] ,

advocaat: mr. B.M. Dijkstra te Alkmaar,

geïntimeerden.

1 De zaak in het kort

Westfriese Metaalhandel c.s. zijn in het verleden strafrechtelijk vervolgd respectievelijk door de politierechter veroordeeld wegens diverse overtredingen, waarvan één overtreding betrekking had op de aanwezigheid van asbest op hun terrein. In hoger beroep heeft de meervoudige economische kamer van dit hof vastgesteld dat het proces-verbaal dat de basis vormt voor de beschuldigingen tegen Westfriese Metaalhandel c.s. niet naar (de volledige) waarheid is opgemaakt. Het hof heeft daaraan de meest vergaande sanctie verbonden, namelijk de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging.

In onderhavige procedure vorderen Westfriese Metaalhandel c.s. kort gezegd vergoeding van schade die zij hebben geleden als gevolg van onrechtmatige gedragingen van [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 5] en [geïntimeerde 6] bij het opstellen van dat proces-verbaal en bij het afleggen van verklaringen in de strafprocedure in eerste aanleg en hoger beroep.

2 Het geding in hoger beroep

Appellanten worden hierna gezamenlijk aangeduid als Westfriese Metaalhandel c.s. en ieder apart als Westfriese Metaalhandel, [appellant 2] en [appellant 3] .

Geïntimeerden worden hierna gezamenlijk aangeduid als de Politie c.s. en ieder apart als de Politie, [geïntimeerde 2] , de Omgevingsdienst, de Gemeente, [geïntimeerde 5] en [geïntimeerde 6] .

Westfriese Metaalhandel c.s. zijn bij dagvaarding van 8 april 2020 in hoger beroep gekomen van een vonnis in incident alsmede een eindvonnis van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Almaar (hierna: de rechtbank) van 21 november 2018 respectievelijk 15 januari 2020, onder bovenvermeld zaak- / rolnummer gewezen tussen Westfriese Metaalhandel c.s. als eisers en de Politie c.s. als gedaagden (hierna: het bestreden tussenvonnis respectievelijk eindvonnis).

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van grieven, met producties;

- memorie van antwoord van de zijde van de Politie en [geïntimeerde 2] ;

- memorie van antwoord van de zijde van [geïntimeerde 5] ;

- memorie van antwoord van de zijde van [geïntimeerde 6] ;

- memorie van antwoord van de zijde van de Omgevingsdienst en de Gemeente.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 31 maart 2022. Bij die gelegenheid hebben namens Westfriese Metaalhandel c.s. mr. S.R. Roeters-van Lennep, mr. I. Velthuysen, beiden advocaten te Amsterdam, alsmede mr. Huisman voornoemd, het woord gevoerd aan de hand van pleitnotities die aan het hof zijn overgelegd.

Namens de Politie en [geïntimeerde 2] heeft mr. Lubach voornoemd het woord gevoerd, eveneens aan de hand van overgelegde pleitnotities.

Namens de Omgevingsdienst en de Gemeente, respectievelijk [geïntimeerde 5] en [geïntimeerde 6] hebben hun voornoemde advocaten het woord gevoerd.

De Politie heeft nog een productie in het geding gebracht.

Ten slotte is arrest gevraagd.

Westfriese Metaalhandel c.s. hebben geconcludeerd dat het hof het bestreden tussen- en eindvonnis zal vernietigen en alsnog hun vorderingen zal toewijzen en de vorderingen van de Politie c.s. zal afwijzen, met veroordeling van de Politie c.s. tot terugbetaling van hetgeen Westfriese Metaalhandel c.s. ter uitvoering van de bestreden vonnissen aan de Politie c.s. hebben voldaan alsmede in de kosten van het geding in beide instanties met rente.

De Politie c.s. hebben allen geconcludeerd tot bekrachtiging van de bestreden vonnissen, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van Westfriese Metaalhandel c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep met nakosten en rente.

Alle partijen, met uitzondering van [geïntimeerde 5] , hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

3 Feiten

De rechtbank heeft in het bestreden eindvonnis onder 2.1 tot en met 2.11 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.

3.1

Westfriese Metaalhandel houdt zich bezig met, kort gezegd, de handel in metalen. [appellant 2] en [appellant 3] zijn de gezamenlijke vennoten van Westfriese Metaalhandel.

3.2

Op 21 februari 2008 is op het bedrijfsterrein van Westfriese Metaalhandel een integrale milieucontrole uitgevoerd door een multidisciplinair team bestaande uit de Omgevingsdienst (destijds Milieudienst West-Friesland), het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en de afdeling Bouw- en Woningtoezicht van de Gemeente. Voor de Omgevingsdienst waren aanwezig de milieu-inspecteurs [geïntimeerde 5] en [naam 1] . Voor het Hoogheemraadschap was aanwezig milieu-inspecteur [naam 2] en voor de Gemeente bouwkundig opzichter [geïntimeerde 6] . Zij werden vergezeld door [geïntimeerde 2] , destijds brigadier van politie, regio Noord-Holland Noord, afdeling Milieu en bijzondere wetten.

3.3

[geïntimeerde 2] heeft van deze controle op 11 juni 2008 een ambtsedig proces-verbaal opgemaakt (hierna: het proces-verbaal). In het proces-verbaal zijn twintig, in de Wet op de Economische Delicten strafbaar gestelde overtredingen van voorschriften van de Wet Milieubeheer vergunning, een aantal overtredingen van de lozingsvergunning alsmede een aantal overtredingen van de Woningwet gerelateerd. Onder het kopje ‘omschrijving feit’ vermeldt het proces-verbaal:

Asbestscherven over terrein inrichting, het overtreden van 20 voorschriften van de vigerende milieuvergunning, het overtreden van de WVO-vergunning, het verbod een bestaand gebouw in een staat te brengen, te laten komen of te houden die niet voldoet aan de op de staat van dat gebouw van toepassing zijnde voorschriften.

Ten aanzien van asbesthoudend materiaal is onder meer geconstateerd:

Op het terrein zag ik op diverse plaatsen delen los asbest liggen, die ik herkende als gebroken asbest cementplaten (golfplaten). Ik zag dat er een gat in het golfplaten dak van de grote loods aanwezig was. Ik zag dat de asbest gevelbeplating aan de achterzijde van die loods op diverse plaatsen kapot en gebroken was en dat delen asbestgolfplaat op het terrein lagen. Zie hiertoe de foto’s op bladzijde 15 en 16 van de bijgevoegde foto map.

Verder zag ik dat de vrijstaande kapschuur achter op het terrein van de inrichting voorzien was van asbesthoudende dak- en gevelbeplating. (…) Zie hiertoe de foto’s op bladzijde 12, 13 en 14 van de bijgevoegde foto map.

Ik zag in een open topcontainer naast deze kapschuur een hoeveelheid bouw- en sloopafval liggen, waarin ik ook stukjes asbest golfplaat tegenkwam.

Zie de foto’s op blad 14 van de foto map.

Ik heb van de asbestgolfplaten dak- en gevelbeplating van de grote loods als de kapschuur monsters genomen en voor analyse opgestuurd naar het geaccrediteerde asbestlaboratorium SEARCH te [plaats] .

3.4

Westfriese Metaalhandel is strafrechtelijk vervolgd wegens de in het proces-verbaal geconstateerde overtredingen van de Wet Milieubeheer, de Wet bodembescherming, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Woningwet. Aan Westfriese Metaalhandel zijn vier feiten tenlastegelegd, waarvan feit 1 en 4 bestaan uit meerdere door middel van gedachtestreepjes dan wel letters aangeduide overtredingen.

3.5

Westfriese Metaalhandel is gedagvaard ter zitting van de economische politierechter in de rechtbank Alkmaar (hierna: de economische politierechter) van 11 december 2008, bij welke gelegenheid [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 5] onder ede zijn gehoord.

3.6

Op 11 december 2008 heeft de economische politierechter Westfriese Metaalhandel veroordeeld tot een geldboete van € 10.000,-, waarvan € 5.000,- voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De economische politierechter heeft het merendeel van de ten laste gelegde feiten bewezen verklaard.

Feit 2 betrof de aangetroffen asbest. Bewezen verklaard is, kort samengevat, dat Westfriese Metaalhandel op 21 februari 2008 op haar terrein opzettelijk een hoeveelheid gebroken asbestplaat heeft gedeponeerd en laten liggen, waarvan zij redelijkerwijs had kunnen weten dat daardoor nadelige gevolgen voor het milieu ontstonden of konden ontstaan, en toen niet alle maatregelen heeft genomen die redelijkerwijs van haar konden worden gevergd teneinde die gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

De andere bewezen verklaarde feiten treffen, samengevat:

(feit 1): het niet naleven van voorschriften verbonden aan de revisieverguning voor de inrichting voor het op- en overslaan van ferro- en nonferrometalen en bedrijfsafvalstoffen, doordat de inrichting en de daarin aanwezige voorzieningen en installaties beschadigd waren en in slechte staat verkeerden, gemorste olie op het terrein aanwezig was en niet voldaan was aan de administratie- en registratievoorschriften en de vereiste gedragsvoorschriften ontbraken;

(feit 3): in strijd handelen met de lozingsvergunning (afvalwater bevatte te hoge concentraties minerale olie en metalen, zink, lood, koper en nikkel);

(feit 4): het zonder de vereiste vergunning bouwen en in stand houden van een loods.

3.7

Westfriese Metaalhandel heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld bij dit hof. In het kader van deze procedure zijn door de raadsheer-commissaris meerdere getuigen onder ede gehoord, waaronder [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 5] en [geïntimeerde 6] . Het verhoor van [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 5] heeft op 20 februari 2012 plaatsgevonden en dat van [geïntimeerde 6] op 22 februari 2012. In die hoger beroep procedure heeft Westfriese Metaalhandel zich op het standpunt gesteld dat zich op 20 februari 2008 geen asbest op haar terrein bevond, anders dan aan de panden die zich daar bevonden. Volgens Westfriese Metaalhandel heeft de politie stukken asbest verplaatst en, gelet op de verse breukranden welke op de foto’s zichtbaar zijn, mogelijk zelfs afgebroken van een gevel. Het proces-verbaal is dan ook in strijd met de waarheid en onvolledig opgemaakt, zo heeft Westfriese Metaalhandel in die strafprocedure bij het hof geconcludeerd.

3.8

Bij arrest van 6 maart 2015 heeft het hof, voor zover hier van belang, het vonnis van 11 december 2008 vernietigd en het Openbaar Ministerie (hierna: OM) ter zake van de vier ten laste gelegde feiten niet-ontvankelijk verklaard in zijn strafvervolging. Daartoe heeft het hof onder meer het navolgende overwogen:

Het hof stelt vervolgens vast dat naar zijn oordeel uit hetgeen hiervoor is opgemerkt met betrekking tot het asbest en de foto’s met de nummers 3056 tot en met 3058 die zich in het dossier bevinden, kan worden opgemaakt dat de verbalisanten tijdens het onderzoek asbestdelen hebben verplaatst, waarover niet is geverbaliseerd.

In het proces-verbaal is opgenomen dat op diverse plaatsen op het terrein losse delen asbest zijn aangetroffen, maar daarvan zijn geen foto’s toegevoegd aan het dossier. Dit acht het Hof opmerkelijk, omdat tijdens de controle op 21 februari 2008 wel veel foto’s zijn genomen van andere vermoedelijke overtredingen. De enkele constatering van [geïntimeerde 2] , dat op diverse plaatsen van het terrein delen los asbest lagen, wordt weersproken door de verklaring van getuige [naam 3] . Deze was - in zijn hoedanigheid van asbestsaneerder - op 20 februari 2008, de dag voorafgaand aan de dag waarop de controle door [geïntimeerde 2] en de overige hiervoor genoemde personen plaatsvond, aanwezig op het terrein van verdachte. [naam 3] heeft daar toen de situatie rond de kapschuur opgenomen ten behoeve van een nog uit te voeren asbestsanering en heeft geen asbest op de grond zien liggen.

Daarnaast heeft verbalisant [geïntimeerde 2] in eerste instantie verklaard, dat hij de situatie op 21 februari 2008 op het terrein niet heeft veranderd. Pas op 20 februari 2012 heeft hij op vragen van de raadsheer-commissaris medegedeeld, dat hij in de container scherven asbest op betonschollen heeft gelegd, teneinde deze te fotograferen (foto 3056 en foto’s 3057 en 3058). Dat zich in de container stukken asbest zouden hebben bevonden is overigens niet op enige foto vastgelegd, althans niet zichtbaar.

Ten slotte, bij schrijven van 5 augustus 2012 aan de raadsheer-commissaris, heeft [geïntimeerde 2] aangegeven zich te herinneren dat hij een vijftal asbestscherven aangetroffen nabij de achterzijde van de sorteerloods en de zijkant van de kapschuur op de betonschollen in de container heeft gelegd en heeft gefotografeerd.

Op grond van het bovenstaande kan het Hof niet vaststellen of, en zo ja waar op het terrein (op de onbeschermde bodem), losse asbestdelen lagen en evenmin of, en zo ja op welke wijze, deze zijn verplaatst.

Uit de foto’s 3014, welke genomen is op 21 februari 2008 om 11.22 uur, en 3023, genomen om 11.26 uur, blijkt voorts dat vier minuten nadat de eerste foto genomen is zich een gat in het met asbestplaten beklede dak bevindt dat zich daar eerst niet bevond. Daarnaar gevraagd heeft geen van de bij de controle van 21 februari 2008 aanwezige ambtenaren hiervoor een verklaring kunnen geven. Op de foto’s 3057 en 3058 is voorts een verse breuklijn te zien, waarvoor evenmin een verklaring is gekomen.

Bij deze stand van zaken komt het hof tot de conclusie, dat de genoemde verbalisant bewust niet volledig dan wel niet juist heeft gerelateerd. Hij heeft ten onrechte, want in strijd met zijn verbaliseringsplicht (op grond van artikel 152 en 153 Sv ), niet volledig alle relevante feiten in het proces-verbaal opgenomen en daarmee een zuivere juridische beoordeling van de feitelijke gang van zaken door de rechter en andere procesdeelnemers bemoeilijkt en zelfs onmogelijk gemaakt. Dat hij zich daarvan bewust was, blijkt uit het hierboven weergegeven verhoor bij de raadsheer-commissaris (dat vier jaar na het onderzoek plaatsvond) en uit de een half jaar daarna verzonden brief aan de raadsheer-commissaris. Zodoende is pas vier en een half jaar na dato enige openheid van zaken gegeven over de gang van zaken bij het onderzoek.

Het proces-verbaal dat de basis vormt voor de beschuldigingen tegen de verdachte is zodoende geen correcte weergave van hetgeen door de verbalisanten ter plekke is aangetroffen en geeft het hof aanleiding ernstig te twijfelen aan de betrouwbaarheid van dit bewijsmiddel als geheel. (…)

Nu het genoemde proces-verbaal met bijlagen voor alle ten laste gelegde feiten het enige bewijsmiddel is dat zich in het dossier bevindt en nu het hof vaststelt dat dit bewijsmiddel niet naar (de volledige) waarheid is opgemaakt en dat voorts met bewijsstukken is gemanipuleerd, kan niet meer worden achterhaald hoe de situatie ter plekke was ten tijde van de pleegdatum. Naar het oordeel van het hof is er daarom in dit geval sprake van een onherstelbaar vormverzuim in het vooronderzoek in de zin van artikel 359a Sv . Door het - ten minste - zeer onzorgvuldig handelen van de zijde van de politie is de waarheidsvinding in het geding gekomen en is de verdediging op onherstelbare wijze in haar belangen geschaad, nu het ook voor de verdediging niet meer mogelijk is - alleen al gezien het tijdsverloop - te reconstrueren wat exact de situatie op het terrein van de verdachte was op de pleegdatum. Er is niet alleen sprake van handelen in strijd met de wet, maar ook van een ernstige inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde, waardoor doelbewust en met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van haar zaak is tekortgedaan.

Het hof zal aan deze schending als rechtsgevolg de meest vergaande sanctie verbinden, namelijk de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte.

3.9

Op de voet van artikel 591a Sv heeft Westfriese Metaalhandel bij het hof een verzoekschrift ingediend tot toekenning van een vergoeding uit ’s Rijks kas ten bedrage van € 115.436,07 ter zake van kosten die zij stelt te hebben gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak, schade als gevolg van tijdverzuim en reiskosten in verband met de terechtzittingen, en kosten ter zake het opstellen van het verzoekschrift. Bij beschikking van 14 oktober 2016 heeft het hof een vergoeding toegekend van € 50.757,16 en het meer of anders verzochte afgewezen.

3.10

Westfriese Metaalhandel heeft vervolgens aangifte gedaan tegen [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 5] van meineed ter terechtzitting van de economische politierechter en tegen [geïntimeerde 2] van valsheid in geschrifte gepleegd in het proces-verbaal. Na de beslissing van het OM om naar aanleiding van deze aangifte geen vervolging in te stellen heeft Westfriese Metaalhandel op grond van artikel 12 Wetboek van Strafvordering (Sv) bij dit hof een klacht ingediend (hierna: de beklagprocedure).

3.11

Bij beschikking van 11 mei 2017, waartegen geen rechtsmiddel openstaat, heeft het hof het beklag afgewezen en daartoe onder meer het navolgende overwogen:

(…)

- Het proces-verbaal van 11 juni 2008

Het hof moet constateren dat aan dit proces-verbaal van beklaagde [geïntimeerde 2] betreurenswaardige gebreken kleven. Waar het proces-verbaal vergezeld ging van situatiefoto’s had minst genomen met betrekking tot de foto’s waarop zulks het geval was, vermeld dienen te zijn dat ten behoeve van die foto’s asbestdelen waren verplaatst. Dat verzuimd is daarvan melding te maken, is onzorgvuldig.

Het verwijt dat klaagster [geïntimeerde 2] maakt, gaat echter veel verder: klaagsters stelling moet immers – kort gezegd – zo begrepen worden dat tijdens de controle opzettelijk asbestmateriaal van (dak)beplating is afgebroken en zodanig is neergelegd dat daarmee kon worden aangetoond dat sprake was van overtreding van wettelijke bepalingen en/of vergunningsvoorwaarden. Deze handelswijze levert valsheid in geschrift op omdat daardoor sprake is van misleiding.

Klaagster onderbouwt haar stelling aan de hand van foto’s en een brief van [naam 3] van [naam 3] Asbestsanering BV van 20 maart 2008 aan haar vertegenwoordiger. In die brief is vermeld dat [naam 3] op de middag vóór de inspectie op klaagsters terrein heeft gekeken naar plaatsen waar zijn bedrijf werkzaamheden zou moeten verrichten en dat hij daar toen geen losliggende asbestdelen heeft gezien. Ten aanzien van een drietal op foto’s zichtbare hoopjes fragmenten van dak- en gevelbeplating is vermeld dat hij deze op 20 februari 2008 niet had waargenomen. Daarbij is vermeld dat, gelet op de zichtbare breukvlakken van de asbestdelen, naar schatting ongeveer 70% van de delen wees op “verse” breukschade.

Wat er zij van deze verklaring, zij biedt steun aan hetgeen door beklaagden is erkend (het op hoopjes leggen van los aangetroffen asbestdelen). De verklaring is niet voldoende als strafrechtelijk bewijs dat door beklaagden, of een van hen, dak- of gevelbeplating is losgetrokken om zo het bewijs van overtredingen te fingeren.

(…)

Er is niet gebleken van getuigen die hebben gezien dat de beklaagden platen asbest hebben losgetrokken of gebroken. (…)

Beklaagde [geïntimeerde 2] heeft erkend dat hij de gang van zaken met betrekking tot (het fotograferen van) de asbestscherven in zijn proces-verbaal had moeten relateren, maar betwist dat hij dit bewust heeft nagelaten om aldus de rechter te misleiden. Daarvoor

was geen enkele aanleiding nu er al vele (milieu)overtredingen op het terrein van klaagster waren geconstateerd.

Het hof ziet geen reden aan deze verklaring te twijfelen en daarmee zijn er onvoldoende aanwijzingen om aan te kunnen nemen dat hij opzettelijk heeft nagelaten te vermelden dat ten behoeve van foto’s asbestdelen verplaatst zijn. Aanwijzingen voor het oogmerk tot misleiding ontbreken; het hof neemt daarbij in ogenschouw dat niet kan worden vastgesteld dat wezenlijke veranderingen zijn aangebracht in de situatie ter plaatse, maar slechts dat sprake is van het verplaatsen van reeds aanwezig bewijsmateriaal.

Bij deze stand van zaken zal de strafrechter die over deze zaak zou moeten oordelen niet tot een veroordeling van beklaagde [geïntimeerde 2] ter zake van valsheid in geschrift kunnen komen.

Naar het oordeel van hof zijn er geen reële mogelijkheden voor nader onderzoek; het beklag zal daarom op dit punt worden afgewezen.

- De verklaringen van beklaagden ter terechtzitting van de economische politierechter op 11 december 2008

Zoals hiervoor overwogen staat vast dat tijdens het milieuonderzoek op het terrein van klaagster losse asbestscherven zijn verplaatst en dat daarover niets in het proces-verbaal van beklaagde [geïntimeerde 2] is vermeld. Evenmin is daarover verklaard tegenover de economische politierechter. Volgens de later afgelegde verklaringen van beklaagden hebben zij het bijeenleggen van asbestscherven ten behoeve van het fotograferen daarvan niet opgevat als het veranderen van situaties of het verplaatsen van dingen op het terrein.

Het hof merkt op dat aan de hand van het proces-verbaal van de zitting niet kan worden afgeleid dat de op dit punt gestelde vragen zo specifiek waren dat daaruit moest worden afgeleid dat het ook zou kunnen gaan om het bijeenleggen van asbestdelen ten behoeve van foto’s.

Het hof ziet ook overigens geen aanwijzingen die aanleiding geven aan te nemen dat beklaagden tegenover de economische politierechter opzettelijk een valse, meinedige, verklaring hebben afgelegd. De uitleg die beklaagden hebben gegeven voor de wijze waarop ze de vraagstelling door de economische politierechter hebben opgevat acht het hof niet onaannemelijk en niet valt te verwachten dat de strafrechter – als deze over deze zaak zou moeten oordelen – op grond van de afgelegde verklaringen tot het oordeel zal komen dat hiermee bewust een zo vertekend beeld van de werkelijkheid is gegeven dat het wel verklaarde een valse verklaring oplevert.

Aan het opzetvereiste voor bewezenverklaring van het afleggen van een valse verklaring in de zin van meineed wordt naar het oordeel van het hof niet voldaan.

Het hof ziet geen aanknopingspunten nog nader onderzoek te doen verrichten.

Dit alles brengt het hof tot het oordeel dat niet is te verwachten dat de strafrechter aan wie de zaak zou worden voorgelegd tot bewezenverklaring van strafbare feiten zou komen. Het hof zal het beklag afwijzen.

3.12

Na daartoe verkregen machtiging hebben Westfriese Metaalhandel c.s. conservatoir bewijsbeslag doen leggen op alle foto’s die door of in opdracht van gerekwestreerden tijdens de milieucontrole zijn gemaakt met de genoemde fototoestellen alsmede op de DVD, alsmede op de luchtfoto’s die zijn gemaakt vóór 21 februari 2008. De beslagen goederen bevinden zich onder een gerechtelijk bewaarder.

4 Beoordeling

4.1

In deze procedure vorderen Westfriese Metaalhandel c.s. in de hoofdzaak (a) een verklaring voor recht dat de Politie c.s. onrechtmatig hebben gehandeld jegens Westfriese Metaalhandel, (b) veroordeling van de Politie c.s. tot vergoeding van alle als gevolg van dat onrechtmatig handelen door Westfriese Metaalhandel c.s. geleden en te lijden schade, nader op te maken bij staat en (c) hoofdelijke veroordeling van de Politie c.s. in de kosten van het conservatoir bewijsbeslag, de kosten van de gerechtelijke bewaring en de proceskosten, met nakosten.

4.2

Aan deze vorderingen hebben zij ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 5] en [geïntimeerde 6] zich schuldig hebben gemaakt aan een aaneenschakeling van onrechtmatige gedragingen bij:

(i) de totstandkoming van het proces-verbaal, namelijk het in strijd met de waarheid opstellen daarvan (door [geïntimeerde 2] ) wat betreft de op het terrein aangetroffen asbest;

(ii) de strafzaak in eerste aanleg, namelijk het afleggen van valse en onderling tegenstrijdige verklaringen door [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 5] ten overstaan van de rechter-commissaris over de aanwezigheid van asbest en het verplaatsen daarvan ten tijde van de milieucontrole op 21 februari 2008;

(iii) de strafzaak in hoger beroep, namelijk het afleggen van onjuiste verklaringen door [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 5] en [geïntimeerde 6] over met name de vraag welke foto’s er waren.

Als gevolg hiervan zijn Westfriese Metaalhandel c.s. ten onrechte blootgesteld aan een omvangrijke strafvervolging met alle gevolgen van dien. De Politie, de Omgevingsdienst en de Gemeente zijn als werkgevers van respectievelijk [geïntimeerde 2] , [geïntimeerde 5] en [geïntimeerde 6] op grond van artikel 6:170 BW eveneens aansprakelijk voor de schade, aldus Westfriese Metaalhandel c. s.

4.3

In het incident hebben Westfriese Metaalhandel c.s. gevorderd, samengevat:

- primair: de Politie c.s. te laten gehengen en gedogen dat Westfriese Metaalhandel c.s. een afschrift wordt verstrekt van het zich in gerechtelijke bewaring bevindende bewijsbeslag, althans

- subsidiair: te bepalen dat aan een onafhankelijke deskundige inzage wordt verleend in het bewijsbeslag teneinde de bescheiden te beschrijven, althans

- meer subsidiair: te bepalen dat afschrift, inzage of uittreksel wordt verschaft op een door uw rechtbank te bepalen wijze.

Primair, subsidiair en meer subsidiair hebben zij gevorderd een verklaring voor recht

dat de gerechtelijk bewaarder gerechtigd en gehouden is haar medewerking te verlenen aan de veroordeling in het incident, alsmede veroordeling van de Politie c.s. in de kosten van het incident.

4.4

Bij de bestreden vonnissen heeft de rechtbank de vorderingen van Westfriese Metaalhandel c.s. in het incident en in de hoofdzaak afgewezen en hen veroordeeld in de kosten. Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komen Westfriese Metaalhandel c.s. met vijf grieven op.

Causaal verband?

4.5

Het hof ziet aanleiding om eerst in te gaan op het meest verstrekkende, in eerste aanleg gevoerde en in hoger beroep gehandhaafde, verweer van de Politie c.s., inhoudende dat er geen causaal verband is tussen de drie categorieën verweten gedragingen (zoals hiervoor omschreven in 4.2) en de door Westfriese Metaalhandel c.s. gestelde schade. Naar het oordeel van het hof slaagt dit verweer en wel om de volgende redenen.

4.6

Westfriese Metaalhandel c.s. hebben over het vereiste causale verband in eerste aanleg gesteld dat zij als gevolg van de onrechtmatige gedragingen met betrekking tot het proces-verbaal ten onrechte zijn blootgesteld aan strafrechtelijke vervolging en als gevolg daarvan en van de andere gestelde onrechtmatige gedragingen aanzienlijke materiële en immateriële schade hebben geleden: zo heeft [appellant 3] als gevolg van de strafvervolging zeer ernstige gezondheidsklachten ontwikkeld en is hij niet meer in staat geweest om zijn werkzaamheden als vennoot uit te oefenen. Ter vervanging van hem heeft Westfriese Metaalhandel zijn broer, [appellant 2] , moeten inhuren. Deze laatste heeft naast zijn werkzaamheden voor Westfriese Metaalhandel veel tijd en moeite besteed aan het blootleggen van de onregelmatigheden in deze zaak. In de tweede plaats is er schade geleden doordat [appellant 3] zich onder medische behandeling heeft moeten stellen en daarvoor aanzienlijke kosten heeft moeten maken. In de derde plaats stellen Westfriese Metaalhandels c.s. dat het bedrijf reputatieschade heeft geleden door de gebeurtenissen. In 2009 is de omzet namelijk flink gedaald. In de vierde plaats hebben Westfriese Metaalhandel c.s. aanzienlijke kosten voor rechtsbijstand moeten maken voor de strafzaak. Daarvan is slechts een deel vergoed. Westfriese Metaalhandel c.s. begroten voorlopig de totale materiële schade op € 1.100.000,- en de immateriële schade op € 250.000,-.

4.7

Het hof overweegt als volgt. Vaststaat dat de strafrechtelijke vervolging van Westfriese Metaalhandel, die uitmondde in de veroordeling door de politierechter van 11 december 2008, niet alleen zag op een overtreding van regelgeving rondom asbest (feit 2), maar ook op de drie andere ten laste gelegde feiten, waarin een groter aantal overtredingen is samengevoegd (zie hiervoor, onder 3.6). Mede in het licht van de betwisting van het vereiste causaal verband hebben Westfriese Metaalhandel c.s., naar het oordeel van het hof, onvoldoende gesteld dat zij niet zouden zijn vervolgd ter zake van de andere in het proces-verbaal geconstateerde feiten indien het proces-verbaal een correcte weergave had bevat ten aanzien van de aangetroffen asbest. Voor zover zij hun in eerste aanleg ingenomen standpunt handhaven dat de overige geconstateerde feiten normaal gesproken via bestuurlijke handhaving of ‘hooguit’ met een transactie worden afgedaan, hebben zij dit standpunt niet onderbouwd, terwijl gesteld noch gebleken is dat de gestelde schade niet zou zijn ingetreden bij een dergelijke afdoening van de andere in het proces-verbaal geconstateerde feiten.

4.8

Westfriese Metaalhandel c.s. hebben eveneens, mede in het licht van de gemotiveerde betwisting daarvan, onvoldoende concreet en gemotiveerd onderbouwd dat er een causaal verband is tussen, enerzijds, de ter zitting voor de politierechter en in hoger beroep afgelegde verklaringen van [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 5] en, anderzijds, de gezondheidsklachten van [appellant 3] (en de daarmee samenhangende medische kosten en kosten van vervanging in de vennootschap), de gestelde reputatieschade en de kosten van rechtsbijstand. In het bijzonder hebben zij onvoldoende onderbouwd dat de strafvervolging zonder deze verklaringen niet tot een veroordeling door de politierechter zou hebben geleid en dat Westfriese Metaalhandel, zonder de niet-ontvankelijkverklaring in verband met de constateringen en verklaringen met betrekking tot feit 2, niet zou zijn veroordeeld ter zake van (een of meer van) de andere ten laste gelegde feiten of dat de gestelde schade zou zijn uitgebleven bij een van de door Westfriese Metaalhandel c.s. in eerste aanleg genoemde andere afdoeningswijzen van de andere in het proces-verbaal geconstateerde feiten.

4.9

De door Westfriese Metaalhandel c.s. gevorderde verklaring voor recht zal bij gebrek aan zelfstandig belang worden afgewezen. Evenmin hebben Westfriese Metaalhandel c.s. belang bij een verdere bespreking van hun grieven 1 tot en met 4, waaronder grief 1 die gericht is tegen de afwijzing van hun incidentele vordering. Een eventuele toewijzing van die incidentele vordering kan immers niet tot een ander oordeel in de hoofdzaak leiden. Grief 5, die gericht is tegen de proceskostenveroordeling in eerste aanleg, faalt omdat de rechtbank de vorderingen van Westfriese Metaalhandel c.s. terecht heeft afgewezen en Westfriese Metaalhandel c.s. als de in het ongelijk gestelde partij heeft aangemerkt. Westfriese Metaalhandel c.s. heeft geen bewijs aangeboden van concrete stellingen die indien bewezen tot een andere uitkomst leiden.

4.10

De slotsom is dat de grieven niet tot vernietiging van de bestreden vonnissen kunnen leiden. Om die reden zal het hof ook afwijzen de vordering van Westfriese Metaalhandel c.s. tot veroordeling van de Politie c.s. tot terugbetaling van hetgeen Westfriese Metaalhandel c.s. ter uitvoering van de bestreden vonnissen aan de Politie c.s. hebben voldaan. Het bestreden eindvonnis en het bestreden tussenvonnis zullen worden bekrachtigd. Westfriese Metaalhandel c.s. zullen als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep op na te melden wijze.

5 Beslissing

Het hof:

bekrachtigt het bestreden tussenvonnis en het bestreden eindvonnis;

veroordeelt Westfriese Metaalhandel c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de Politie en [geïntimeerde 2] begroot op € 760,00 aan verschotten en € 2.228,00 voor salaris en op € 163,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;

veroordeelt Westfriese Metaalhandel c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde 5] begroot op € 332,00 aan verschotten en € 2.228,00 voor salaris en op € 163,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;

veroordeelt Westfriese Metaalhandel c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde 6] begroot op € 332,00 aan verschotten en € 2.228,00 voor salaris en op € 163,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;

veroordeelt Westfriese Metaalhandel c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de Omgevingsdienst en de Gemeente begroot op € 760,00 aan verschotten en € 2.228,00 voor salaris en op € 163,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;

verklaart deze proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit arrest is gewezen door mr. C.A.H.M. ten Dam, mr. J.C. Toorman en mr. L. Alwin en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2023.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature