U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Jeugd. Openlijk in vereniging plegen van geweld tegen personen. Vernietiging wegens een andere bewezenverklaring en strafoplegging. Bespreking noodweerverweer. 9a Sr. Vordering benadeelde partij.

Uitspraak



afdeling strafrecht

parketnummer: 23-000600-22

datum uitspraak: 22 december 2022

TEGENSPRAAK

Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland van 10 maart 2022 in de strafzaak onder parketnummer 15-240456-21 tegen

[verdachte01] ,

geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2005,

adres: [adres01] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 december 2022 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:

hij, op of omstreeks 6 september 2021 te Purmerend, in elk geval in Nederland, openlijk, te weten op de [adres02] , in elk geval op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [benadeelde partij01] , door meerdere malen, althans eenmaal haar:

- ( met beide handen) bij de keel te pakken en/of vervolgens die keel dicht te knijpen en/of

- één of meerdere keren te slaan (met vlakke hand) tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, en/of;

- ( met kracht) tegen het lichaam te duwen , waardoor zij ten val kwam en/of;

- te schoppen tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, terwijl zij op de grond lag;

terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel (te weten een of meerdere kneuzing(en) en/of blauwe plekken op het lichaam) voor voornoemde [benadeelde partij01] ten gevolge heeft gehad;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij, op of omstreeks 6 september 2021 te Purmerend, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [benadeelde partij01] heeft mishandeld door:

- één of meerdere keren (met beide handen) bij de keel te pakken en/of vervolgens die keel dicht te knijpen en/of

- één of meerdere keren te slaan (met vlakke hand) tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, en/of;

- ( met kracht)tegen het lichaam te duwen, waardoor zij ten val kwam en/of;

- te schoppen tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, terwijl zij op de grond lag;

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt.

Bewijsoverweging

Het hof stelt op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep de volgende feiten en omstandigheden vast.

Op 6 september 2021 te Purmerend waren de aangeefster, een medewerker van de [bedrijf01] (hierna: de medewerker) en de vader van de verdachte (hierna: de medeverdachte) aanwezig in de [bedrijf01] . Tussen de aangeefster en de medeverdachte ontstond, aanvankelijk in de keuken, een discussie, waarbij de medeverdachte, nadat hij zich naar de publieke ruimte van de [bedrijf01] had verplaatst, in het gezicht van de aangeefster spuugde, waarna een handgemeen ontstond. Kort daarop arriveerde de verdachte en hij mengde zich direct in het gevecht. De aangeefster is door de medeverdachte bij de keel gegrepen en geslagen tegen het hoofd. De medewerker heeft meermalen getracht het geweld te stoppen. De medewerker werd hierin onder meer belemmerd door de verdachte, die hem wegduwde toen hij probeerde te interveniëren in het gevecht. Gedurende de geweldshandelingen zijn meerdere personen in de publieke ruimte van de [bedrijf01] aanwezig geweest en hebben zicht gehad op hetgeen zich afspeelde. Uiteindelijk kwam het gevecht tot een einde en hebben de verdachte en de medeverdachte de [bedrijf01] verlaten.

Het hof stelt voorop dat van het ‘in vereniging’ plegen van geweld als bedoeld in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) sprake is indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van gewelddadige aard behoeft te zijn. De enkele omstandigheid dat iemand aanwezig is in een groep die openlijk geweld pleegt is niet zonder meer voldoende om hem te kunnen aanmerken als iemand die ‘in vereniging’ geweld pleegt. Beoordeeld zal moeten worden of de door de verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is.

Het hof is, gelet op het voorgaande en bezien in samenhang met de overige bewijsmiddelen, van oordeel dat de verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld heeft geleverd. De verdachte heeft in plaats van zich te distantiëren of anderszins in te grijpen om het geweld te doen stoppen, de confrontatie opgezocht door zich te mengen in het gevecht en heeft het gepleegde geweld gefaciliteerd, onder meer door de medewerker die wilde ingrijpen tegen te houden.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

hij op 6 september 2021 te Purmerend, openlijk, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde partij01] , door haar:

- met beide handen bij de keel te pakken en vervolgens die keel dicht te knijpen en

- meerdere keren te slaan tegen het hoofd.

Hetgeen primair meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het primair bewezenverklaarde levert op:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Strafbaarheid van de verdachte

De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging wegens noodweer. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte zag dat zijn vader werd aangevallen door de aangeefster en zich toen genoodzaakt voelde om zijn vader te helpen. De verdachte had de intentie om het geweld te stoppen.

Het hof overweegt als volgt.

Uit de feiten en omstandigheden, zoals die uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen, en kort beschreven onder het kopje ‘bewijsoverweging’ , is naar het oordeel van het hof niet aannemelijk geworden dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen de bewezen verklaarde gedragingen ter noodzakelijke verdediging geboden waren. Hoewel het hof begrijpt dat de verdachte handelde uit loyaliteit naar zijn vader, is naar het oordeel van het hof niet gebleken dat er toen voor de verdachte een noodzaak tot verdediging bestond. Tevens neemt het hof hierbij in aanmerking dat de verdachte juist iemand heeft belemmerd om het geweld te doen stoppen.

Het beroep op noodweer wordt derhalve verworpen.

De verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid aannemelijk is geworden die de strafbaarheid ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit.

Geen straf of maatregel

De kinderrechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 bewezenverklaarde veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen jeugddetentie, met aftrek van het voorarrest.

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van straf of maatregel.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.

Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging. Door zo te handelen heeft de verdachte een grove inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.

Voorts heeft het geweld plaatsgevonden in een voor het publiek toegankelijke horecagelegenheid en was het voor overige aanwezigen waarneembaar. Dergelijk geweld brengt ook gevoelens van angst en onveiligheid bij slachtoffers in het bijzonder en in de maatschappij in het algemeen teweeg.

Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 9 december 2022 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld.

Het hof heeft bij het bepalen van de straf ook acht geslagen op het over de verdachte opgemaakte actualisatierapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 16 december 2022, alsmede op hetgeen door de raadsvrouw en de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daaruit is naar voren gekomen dat de verdachte na het bewezenverklaarde een moeilijke periode heeft gehad. Er werden videobeelden over hem verspreid en zijn vrienden hebben hem in de steek gelaten. De verdachte is hierdoor enkele maanden sociaal geïsoleerd geweest. Tot slot is gebleken dat de verdachte spijt heeft van wat er is gebeurd en geleerd heeft van zijn daad.

Het hof heeft de overtuiging bekomen dat de verdachte genoeg is gestraft door de consequenties die zijn opgetreden in zijn leven na het plegen van het bewezenverklaarde. Daarnaast heeft de verdachte laten zien dat hij inzicht heeft gekregen in zijn handelen. Bovendien kent het hof gewicht toe aan het feit dat de verdachte een blanco strafblad heeft en dat door de Raad wordt geadviseerd de verdachte schuldig te verklaren zonder strafoplegging.

Het hof acht het raadzaam te bepalen dat in verband met de hiervoor omschreven omstandigheden geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.761,44. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.

De advocaat-generaal heeft gevorderd de beslissing van de rechter in eerste aanleg ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij te bevestigen.

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij moet worden afgewezen.

Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Hoewel het hof onderkent dat het bewezenverklaarde een forse impact op de aangeefster moet hebben gehad, zal het hof bij gebreke van een nadere toelichting (ter terechtzitting in hoger beroep) de hoogte van de vordering aan immateriële schade schatten op een bedrag van € 250,00. De verdachte is hoofdelijk met zijn mededader aansprakelijk en tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.

Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Het hof zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen op de hierna te noemen wijze om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing is gegrond op de artikelen 9a, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Bepaalt dat ter zake van het primair bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij01]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij01] ter zake van het primair bewezenverklaarde tot het bedrag van € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening .

Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.

Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij01] , ter zake van het primair bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.

Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 0 (nul) dagen.

Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.

Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 6 september 2021.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. D. Radder, mr. R.A.E. van Noort en mr. S.C.C. Hes - Bakkeren, in tegenwoordigheid van mr. C.E. Dongelmans, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 22 december 2022.

De jongste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature