U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Uitleg van overeenkomst tussen een bemiddelaar in energiecontracten en een bedrijfsmatige klant. Haviltex.

Cashbackvergoeding. Hof oordeelt anders dan de kantonrechter, dat de bemiddelaar zich niet zélf heeft verbonden om de cashback vergoeding in het kader van de oversluiting van de energiecontracten te betalen aan de klant.

Evenmin is de bemiddelaar toerekenbaar tekort geschoten jegens de klant, of heeft hij onrechtmatig gehandeld, door niet te bewerkstelligen dat de cashback vergoeding zou worden betaald, nu niet vast is komen te staan dat de klant schade heeft geleden als gevolg hiervan.

Uitspraak



GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.290.829/01

zaak-/rolnummer rechtbank Amsterdam : 8467956 / CV EXPL 20-7464

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 12 juli 2022

inzake

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant in principaal appel,

geïntimeerde in incidenteel appel,

advocaat: mr. M.A. Johannsen te Amsterdam,

tegen

TRF VASTGOED B.V.,

gevestigd te Nieuwe Wetering, gemeente Kaag en Braassem,

geïntimeerde in principaal appel,

appellante in incidenteel appel,

advocaat: mr. S.R. Markus te Leiden.

1 Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellant] en TRF Vastgoed genoemd.

[appellant] is bij dagvaarding van 19 februari 2021 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), van 20 november 2020, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen TRF Vastgoed als eiseres en [appellant] als gedaagde. De dagvaarding in hoger beroep bevat de grieven en is voorzien van producties. Tevens bevat de dagvaarding in hoger beroep een incidentele vordering op grond van artikel 351 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) strekkende tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis in eerste aanleg.

TRF Vastgoed heeft daarop, onder overlegging van producties, een conclusie (bedoeld zal zijn memorie) van antwoord in het incident genomen en heeft daarbij geconcludeerd tot afwijzing van de incidentele vordering met veroordeling van [appellant] - uitvoerbaar bij voorraad - in de kosten van het incident. Het hof heeft bij arrest van 1 juni 2021 de incidentele vordering van [appellant] afgewezen, de hoofdzaak verwezen naar de rol van 13 juli 2021 voor het nemen van een memorie van antwoord door TRF Vastgoed, en de beslissing over de proceskosten in het incident aangehouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van antwoord tevens houdende incidenteel appel en wijziging van eis, met producties;

- memorie van antwoord in incidenteel appel, tevens houdende antwoord op

aanvulling grondslagen eis en aanvulling/wijziging van eis.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden ter zitting van 18 maart 2022, alwaar zijn verschenen [appellant] , bijgestaan door mr. Johannsen voornoemd, en, namens TRF Vastgoed, [naam 1] (bestuurder) en [naam 2] medewerker), bijgestaan door mr. Markus voornoemd. De advocaten hebben namens partijen het woord gevoerd, ieder aan de hand van pleitnotities die zijn overgelegd. Tevens hebben partijen enige vragen van het hof beantwoord.

Ten slotte is arrest gevraagd.

[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en de vorderingen van TRF Vastgoed alsnog zal afwijzen, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van TRF Vastgoed in de proceskosten in beide instanties.

TRF Vastgoed heeft in principaal appel geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van [appellant] in hoger beroep, en in incidenteel appel gevorderd dat het hof, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, [appellant] zal veroordelen -primair tot betaling aan TRF Vastgoed van € 12.169,27, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, althans met de wettelijke handelsrente over € 9.619,50, alsmede de wettelijke rente over € 1.670,77 vanaf de respectieve dagen dat aan TRF Vastgoed boetes zijn opgelegd, telkens tot aan de voldoening;- subsidiair tot betaling aan TRF Vastgoed van € 9.620,77, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 7.950,00 vanaf het moment dat [appellant] de contracten naar Greenchoice heeft overgezet, alsmede de wettelijke rente over € 1.670,77 vanaf de respectieve dagen dat aan TRF Vastgoed boetes zijn opgelegd, telkens tot aan de dag van voldoening;

-primair en subsidiair: in de proceskosten van het hoger beroep.

Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs aangeboden.

2 Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.2 tot en met 1.9 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.

2.1.

[appellant] , tevens handelend onder de naam [X] , is een energieadviseur die bemiddelt tussen een energieleverancier enerzijds en een afnemer anderzijds bij het sluiten van energieleveringscontracten. Van een energieleverancier ontvangt hij voor iedere EAN-code van een geaccepteerde klant een vergoeding. Dit wordt een cashback-vergoeding genoemd.

2.2.

TRF Vastgoed is een onderneming die zich bezig houdt met het beheer en verhuur van onroerend goed dat zij in eigendom heeft.

2.3.

[appellant] heeft in 2015 bemiddeld voor de energiecontracten van TRF voor ongeveer 50 panden, waarvan de looptijd afliep in 2018. Omstreeks mei 2018 heeft tussen [appellant] en TRF Vastgoed overleg plaatsgevonden met betrekking tot opzegging van bestaande energieleveringscontracten en afsluiten van nieuwe energieleveringscontracten. In totaal ging het om 53 panden van TRF Vastgoed met in totaal 106 EAN codes. Op 1 juni 2018 heeft [bedrijf] een schriftelijke machtiging verleend aan [appellant] waarin het volgende is vermeld:

“(…) Hierbij machtig ik [X] namens bovengenoemd bedrijf (…) het inkooptraject van energie te verzorgen, de leveringsovereenkomsten bij de huidige energieleverancier(s) op te zeggen en namens haar energieleveringsovereenkomsten af te sluiten met energieleverancier(s). (…)”

2.4.

Per e-mailbericht van 14 mei 2018 heeft [appellant] aan TRF Vastgoed geschreven, voor zover hier van belang:

“(…) Bij deze wil ik je laten weten wat voor energie aanbod ik heb wat betreft jou panden. Als het goed is zitten ze nog allemaal bij Nuon . (…)

Er zijn meerdere partijen die een cashback aanbieden maar allemaal achteraf en dan wordt het verrekend met je jaarnota.

Hetgeen wat ik kan aanbieden is een cashback van 40,- ex btw per eancode.

De uitbetaling kan plaats vinden zodra de contracten zijn goedgekeurd. (…)”

2.5.

Op 29 juni 2018 heeft [appellant] per e-mail aan TRF Vastgoed het navolgende bericht, voor zover hier van belang:

“(…) Het heeft even geduurd maar ik ben eruit. (…) Maar het ziet er als volgt uit.

(…) Hierbij zorg ik ook nog voor een cashback van 75 per ean

Het tarief van Engie is een tarief berekend met de ouwe energiebelasting. (…)”

2.6.

Per e-mailbericht van 15 augustus 2018 heeft TRF Vastgoed [appellant] als volgt bericht, voor zover hier relevant:

“(…) Kun je ons vertellen wat de status is met Greenchoice, nal van ons gesprek op 8/8. ”

2.7.

Op 7 november 2018 heeft TRF Vastgoed per e-mail aan [appellant] het volgende geschreven, voor zover hier van belang:

“(…) Hierbij wil ik je vragen hoe we de problemen omtrent de boetes van Nuon aan ons i.v.m. Overschrijven gaan regelen. Zoals besproken in ons eerste gesprek in mei 2018 hebben wij (…) toen aangegeven dat er alleen een contract mocht worden overgesloten bij een andere maatschappij als dit kosteloos kon worden opgezegd. (…)

Tevens is er toen een afspraak gemaakt over een zogenaamde cash-back regeling, die inhoudt dat wij per e.a.n. Code € 75,- exclusief btw ontvangen na overschrijving.

Helaas hebben wij tot op heden nog geen betaling mogen ontvangen, ook hier uw vragen wij u om een reactie. (…)”

2.8.

In antwoord daarop heeft [appellant] per e-mail van 8 november 2018 aan TRF Vastgoed het navolgende bericht, voor zover hier van belang:

“(…) Echter zoals aangegeven heb ik in ons eerste gesprek, nog voor de maand mei een voorstel gedaan ivm jullie aflopende contracten. In mei kwamen wij tot een akkoord en heb toen in onze wel bekende cer systeem (systeem om de duur van de contracten te bekijken) nagekeken tot wanneer jullie contracten liepen en dat was tot mei 2018. Ook hebben jullie zelf aangegeven dat alle adressen die ik in mei 2015 heb gecontracteerd niks mee is gebeurd. (…)”

2.9.

[appellant] is ondanks daartoe te zijn verzocht en aangemaand in gebreke gebleven met betaling van de cashback-vergoeding en boetes.

3 Beoordeling

3.1

TRF Vastgoed heeft in eerste aanleg gevorderd dat de kantonrechter [appellant] zou veroordelen, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 11.392,02, te vermeerderen met wettelijke handelsrente, althans met de wettelijke rente, over een bedrag van € 9.619,50 en met de wettelijke rente over € 893,52 vanaf de data van verzuim tot de dag van voldoening, en tot betaling van de proceskosten. heeft verweer gevoerd.

3.2.

Bij het bestreden vonnis heeft de kantonrechter [appellant] veroordeeld tot betaling van € 9.619,50 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 10 juli 2020 tot de dag van betaling, alsmede tot betaling van € 855,97 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 10 juli 2020 tot de dag van betaling, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten en de nakosten.

3.3.

Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellant] met drie grieven op.

Cashback vergoeding 3.4. Hetgeen onder het kopje “feitelijke misslag” is vermeld, bevat (ook) een grief, namelijk dat de kantonrechter de feiten onjuist, althans onvolledig heeft vermeld. [appellant] stelt dat Greenchoice de gemaakte afspraak ten aanzien van de cashback vergoedingen nooit is nagekomen omdat het om teveel panden zou gaan, dat hij dit vervolgens heeft gemeld bij TRF Vastgoed waarna is besloten het jaar daarna over te stappen naar Eneco die wel een vergoeding zou betalen en ook bereid was de boetes over te nemen.

3.5.

Met de grieven 1 en 2 komt [appellant] op tegen het oordeel van de kantonrechter zoals weergegeven onder 3.2 en 3.3. van het bestreden vonnis, samengevat inhoudende dat is komen vast te staan dat tussen partijen een cashback vergoeding van € 75,-- per EAN code is overeengekomen.

3.6.

Het hof ziet aanleiding de onder 3.4. en 3.5. genoemde grieven gezamenlijk te bespreken. Het hof overweegt daaromtrent als volgt. Bij de uitleg van bepalingen in een overeenkomst komt het niet alleen aan op een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract, maar ook op de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. In dit verband is het volgende van belang. Per 1 juni 2018 heeft TRF Vastgoed aan [appellant] een volmacht verleend voor het oversluiten van een aantal nader in een bijlage gespecificeerde adressen. [appellant] heeft op 29 juni 2018 aan TRF Vastgoed bericht dat hij in het kader van het oversluiten van de energiecontracten “zorgt voor een cashback van € 75,-- per EAN”. Tussen partijen is niet in geschil dat dit het gedeelte van de cashback vergoeding betrof die aan TRF Vastgoed zou toekomen, terwijl een ander deel daarvan naar [appellant] zou gaan. De totale door de energieleverancier te betalen cashback vergoeding per aansluiting was dus hoger dan het bedrag van € 75,--. Vervolgens heeft op enig moment daarna daadwerkelijk oversluiting van de desbetreffende energiecontracten naar een nieuwe energieleverancier plaatsgevonden. In het licht hiervan heeft [appellant] de stelling van TRF Vastgoed dat zij na ontvangst van de e-mail van 29 juni 2018 mondeling akkoord is gegaan met het aanbod van [appellant] , onvoldoende gemotiveerd weersproken. Indien geen sprake zou zijn geweest van een aanvaarding valt niet in te zien waarom [appellant] de oversluiting heeft gerealiseerd. De stelling van [appellant] dat de hoogte van de cashback vergoeding pas bepaald wordt tijdens of na de oversluiting is gemotiveerd weersproken door TRF Vastgoed en is overigens ook niet aannemelijk in het licht van het feit dat is onderhandeld tussen partijen over de hoogte van de cashback vergoeding. Resumerend falen deze grieven en zal ook het hof als vaststaand aannemen dat de overeenkomst tussen partijen inhield dat aan TRF Vastgoed een cashback vergoeding van € 75,-- per aansluiting betaald zou worden. Dat, zoals [appellant] stelt, Greenchoice vervolgens de afspraak niet is nagekomen, doet aan het voorgaande niet af.

3.7.

Grief 3 richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat de overeenkomst tevens zou inhouden dat [appellant] zélf de cashback vergoeding zou betalen. Het hof overweegt daaromtrent het volgende. Blijkens de door partijen getekende volmacht, de overige stukken en de toelichting zijdens partijen, hield de overeenkomst in dat [appellant] zou bemiddelen bij het tot stand komen van nieuwe energiecontracten die rechtstreeks tussen de energieleverancier en TRF Vastgoed zouden worden gesloten. Onderdeel van deze (tot stand te brengen) overeenkomsten vormde een door de energieleverancier te betalen cashback vergoeding. Uit het e-mailverkeer tussen partijen blijkt dat [appellant] refereerde aan de bereidheid van de energieleverancier om een cashback vergoeding te betalen en niet dat hij zelf de verplichting op zich nam om dat te doen. De grief slaagt, zodat het bestreden vonnis niet in stand kan blijven.

Wijziging grondslag vordering cashback vergoeding

3.8.

TRF Vastgoed heeft in hoger beroep de grondslag van haar vordering in eerste aanleg aangevuld voor zover het de cashback vergoeding betreft. TRF Vastgoed stelt dat indien en voor zover moet worden aangenomen dat de overeenkomst inhield dat niet [appellant] , maar Greenchoice de cashback vergoeding moest betalen, [appellant] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld, althans is tekortgeschoten in zijn verplichting om te bewerkstelligen dat Greenchoice een cashback van € 75,-- per EAN zou betalen. Op deze grond(en) is [appellant] schadevergoeding verschuldigd, aldus TRF Vastgoed. Het hof overweegt als volgt. Vast staat (zie hierboven) dat [appellant] en TRF Vastgoed waren overeengekomen dat [appellant] de energiecontracten voor 106 EAN-codes zou oversluiten, en dat hij daarbij heeft toegezegd een cashback (voor TRF Vastgoed) van € 75,-- per aansluiting te realiseren. Ook staat vast dat Greenchoice de verplichting tot betaling van cashback vergoedingen niet is nagekomen. Nog daargelaten de vraag of [appellant] in verzuim is komen te verkeren, heeft TRF haar vordering tot schadevergoeding onvoldoende onderbouwd en toegelicht. [appellant] heeft aangevoerd dat, toen duidelijk was dat Greenchoice de vergoeding van € 75,-- per EAN-code niet zou betalen, “besloten is het jaar daarna naar Eneco te gaan, die wel een vergoeding zou betalen en ook bereid was de boetes over te nemen”. TRF Vastgoed heeft dit niet betwist en voorts niets gesteld (en geen enkel stuk overgelegd) met betrekking tot haar energiecontracten sinds 2018 voor de desbetreffende aansluitingen. Het is, kortom, niet duidelijk of en gedurende welke periode TRF Vastgoed schade heeft geleden als gevolg van het niet betalen van een cashback vergoeding door Greenchoice. Reeds hierop strandt de vordering tot betaling van schadevergoeding. Voorts is niet duidelijk wat de exacte oorzaak was van het feit dat Greenchoice – blijkbaar - is teruggekomen van haar aanvankelijke toezegging aan [appellant] om de desbetreffende cashback vergoeding aan TRF Vastgoed te betalen. Het feit dat in verband met de aankoop van nieuwe panden door TRF Vastgoed in 2017, de energiecontracten zijn herzien, heeft – zo begrijpt het hof – consequenties in die zin, dat wanneer nog lopende contracten worden overgezet, er boetes verschuldigd zijn. Dit staat op zichzelf los van de cashback vergoeding. Uit de summiere stellingen van partijen, het gestelde in de dagvaarding in hoger beroep (“teveel panden”) en de e-mail van [appellant] aan TRF van 14 januari 2019 begrijpt het hof dat Greenchoice slechts bereid was een vergoeding van € 3.000,-- te betalen, “omdat het berekend werd als een multisite”. [appellant] bood vervolgens aan de helft van laatstgenoemd bedrag aan TRF Vastgoed te betalen. De reden voor Greenchoice om geen cashback te betalen aan TRF Vastgoed lijkt dus gelegen te zijn in de hoeveelheid panden. De vraag of en in welke mate een eventuele onjuiste veronderstelling bij [appellant] ten aanzien van het aantal panden van TRF Vastgoed waarvoor de contracten moesten worden overgezet, voor zijn rekening en risico komt, kan in het midden blijven nu de vordering tot schadevergoeding van TRF Vastgoed reeds op andere gronden strandt.

Boetes

3.9.

TRF Vastgoed heeft in incidenteel appel zich gekeerd tegen het oordeel van de kantonrechter dat [appellant] niet kan worden tegengeworpen dat hij het CER-systeem niet nogmaals heeft geraadpleegd voordat de energiecontracten zijn over gesloten. Vast staat dat de door NUON aan TRF Vastgoed opgelegde en niet teruggedraaide boetes wegens het voortijdig beëindigen van lopende contracten, € 1.670,77 bedragen. TRF Vastgoed vordert betaling van deze boetes op grond van onrechtmatig handelen en/of niet nakoming van de overeenkomst betreffende het oversluiten van de energiecontracten, welke overeenkomst inhield dat zonder boetes zou kunnen worden overgesloten, aldus TRF Vastgoed.

3.10.

Het hof neemt als vaststaand aan dat de overeenkomst tussen partijen inhield dat het oversluiten van de energiecontracten zonder boetes zou plaatsvinden, althans op een zodanige wijze dat TRF Vastgoed er per saldo beter van zou worden. [appellant] heeft gesteld dat hij in mei 2018, voorafgaand aan het oversluiten van de energiecontracten van TRF Vastgoed, het zogeheten Contract Einde Register (CER-systeem) heeft geraadpleegd, waarin zichtbaar is of de looptijd van het energiecontract van een bepaalde aansluiting is afgelopen. Op dat moment was in het CER systeem niet zichtbaar dat er ten aanzien van de desbetreffende aansluitingen energiecontracten met NUON liepen die niet boetevrij konden worden opgezegd. [appellant] heeft voorts onweersproken gesteld dat TRF Vastgoed in 2017 NUON heeft benaderd met het verzoek om goedkopere tarieven, dat NUON hierop een voorstel heeft gedaan aan TRF Vastgoed dat aanvankelijk, in 2017, niet is geaccepteerd door TRF Vastgoed, maar in 2018 wel. Hierop is met terugwerkende kracht vanaf 2017 tot 2020 een nieuw contract gaan lopen tussen NUON en TRF Vastgoed, dat pas in 2018, na de raadpleging door [appellant] , in het CER systeem is verwerkt, aldus [appellant] . Deze registratie was voor hem niet zichtbaar toen hij in mei 2018 het CER systeem raadpleegde, en evenmin heeft TRF Vastgoed hem ingelicht over het feit dat met NUON een contract was afgesloten dat nog liep tot 2020. Deze stellingen van [appellant] zijn niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken door TRF Vastgoed. De enkele opmerking dat [appellant] het CER systeem niet zou hebben geraadpleegd “vlak voor het moment dat de contracten werden overgezet naar Greenchoice” is tegen deze achtergrond onvoldoende, nu TRF Vastgoed heeft gesteld noch aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van het oversluiten van contracten naar Greenchoice, in het CER systeem zichtbaar was dat er nog een contract liep met NUON tot 2020. Daarbij komt dat het op de weg van TRF Vastgoed had gelegen om [appellant] hierover in te lichten, hetgeen zij niet heeft gedaan.

3.11.

Het voorgaande brengt met zich dat grief in incidenteel appel faalt en dat de vordering strekkende tot betaling van de boetes ook in hoger beroep niet toewijsbaar is.

3.12.

Het bewijsaanbod van TRF Vastgoed is onvoldoende concreet nu zij niet heeft gesteld welke feiten en omstandigheden zij wenst te bewijzen en deze, indien bewezen, tot een andere beslissing leiden dan hiervoor vermeld.

3.13.

De slotsom is dat het bestreden vonnis zal worden vernietigd en dat de vorderingen van TRF Vastgoed alsnog worden afgewezen. TRF Vastgoed zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in beide instanties. Tevens zal TRF Vastgoed worden veroordeeld in de proceskosten in het incident.

4 Beslissing

Het hof:

vernietigt het vonnis waarvan beroep;

en opnieuw rechtdoende:

wijst de vorderingen van TRF Vastgoed af;

veroordeelt TRF Vastgoed in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van [appellant] begroot op € 499,-- aan verschotten en € 720,-- voor salaris en in hoger beroep tot op heden in principaal appel op € 447,71 aan verschotten en € 3.342,-- voor salaris en in incidenteel appel op nihil;

veroordeelt TRF Vastgoed in de kosten van het incident, aan de zijde van [appellant] begroot op € 1.114,-- voor salaris;

verklaart deze bovenstaande veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit arrest is gewezen door mrs. T.S. Pieters, M.L.D. Akkaya en A.C.M. Kuypers en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2022.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature