Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Overkreditering door de bank in 2006? Vordering verjaard? Eisen stuiting. Tweeconclusieregel.

Uitspraak



GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.268.448/01

zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam: 7222822 CV EXPL 18-20693

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 9 maart 2021

inzake

[appellante] ,

wonend te [woonplaats] ,

appellante,

advocaat: mr. M.J. Meijer te Haarlem,

tegen

ABN AMRO BANK N.V.,

gevestigd te Amsterdam,

geïntimeerde,

advocaat: mr. J. Meuleman te Amsterdam.

Partijen worden hierna [appellante] en de bank genoemd.

De zaak in het kort

De bank heeft in de loop der jaren meerdere kredieten aan [appellante] verstrekt.

[appellante] betoogt in hoger beroep dat ten aanzien van het laatst verstrekte krediet sprake is van overkreditering.

De bank bestrijdt dit gemotiveerd en doet voorts een beroep op verjaring.

1 Het geding in hoger beroep

[appellante] is bij dagvaarding van 19 september 2019, hersteld bij exploot van

14 november 2019, in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 5 augustus 2019, onder bovenvermeld zaak- en rolnummer gewezen tussen [appellante] als eiseres en de bank als gedaagde.

Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:

- memorie van grieven;

- memorie van antwoord.

Partijen hebben de zaak ter zitting van 9 oktober 2020 doen bepleiten, [appellante] door mr. Meijer en de bank door mr. H. Scholten, advocaat te Amsterdam. Mr. Meijer heeft gepleit aan de hand van pleitnotities, die zijn overgelegd.

De zaak is ter zitting twee maanden aangehouden voor schikkingsonderhandelingen.

Ten slotte is arrest gevraagd.

[appellante] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog primair voor recht zal verklaren dat de bank door het verstrekken van het in het geding zijnde krediet aan [appellante] in 2006 toerekenbaar tekort is geschoten/onrechtmatig heeft gehandeld en mitsdien aansprakelijk is voor het hierdoor bij [appellante] opgetreden vermogensverlies

en de bank zal veroordelen tot vergoeding van haar schade, nader op te maken bij staat, subsidiair de bank zal veroordelen tot betaling van € 11.340,00, te vermeerderen met € 78,75 per maand aan vervallen contractuele rente en wettelijke rente, telkens vanaf de dag van de inleidende dagvaarding, met beslissing over de proceskosten met nakosten.

De bank heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, met

- uitvoerbaar bij voorraad - beslissing over de proceskosten met nakosten en rente.

Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.

2 Feiten

De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis onder 1.1 tot en met 1.10 de feiten vastgesteld die tot uitgangspunt zijn genomen. Deze feiten, met uitzondering van het feit hierna onder 2.2. vermeld, zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Het feit onder 2.2. is naar aanleiding van grief 1 aangepast.

Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.

2.1.

[appellante] heeft sinds 2005 een geoorloofde debetstand op haar

betaalrekening bij de bank, genaamd Privélimiet Plus. De kredietruimte is op verzoek van [appellante] een aantal keer verhoogd. Op 7 juni 2005 is de kredietruimte op deze rekening verhoogd tot € 25.001,00.

2.2.

[appellante] heeft op 6 juli 2006 een Klantprofiel Lenen ingevuld en ondertekend. Daarin wordt vermeld dat zij € 25.001,00 wil lenen met als doel aflossing limiet op mijn rekening.

2.3.

De bank heeft op 6 juli 2006 een zogenaamd Flexibel Krediet tot een maximum van € 25.001,00 aan [appellante] verstrekt. De maandelijkse betaling

aan rente en aflossing bedroeg € 375,02.

2.4.

In de overeenkomst is opgenomen onder punt 6:

De Bank heeft de kredietaanvraag door Kredietnemer beoordeeld en verleent

thans aan Kredietnemer het hiervoor genoemde ABN AMRO Flexibel Krediet op

basis van persoonlijke en financiële gegevens, welke door Kredietnemer bij de

aanvraag van de ABN AMRO Flexibel Krediet aan de Bank zijn verstrekt. Het

naar waarheid ingevulde en door Kredietnemer ondertekende

aanvraagformulier is als Bijlage II aan deze kredietovereenkomst aangehecht. (…)

2.5.

Op het Aanvraagformulier Flexibel Krediet is onder “Financiële gegevens” ingevuld:

Beroep: WAO-er

Werkgever: UWV

(…)

Datum indiensttreding: 01-01-1997

(…)

Aantal uren dienstverband: 38

Netto maandinkomen: 1.805,00

Vooraftrek: 401,00

Alimentatie: 0,00

Woonsituatie: huurhuis

Woonachtig vanaf: 2002

Maandelijkse woonlasten: 458,00

(…)

2.6.

Op 26 juli 2006 heeft de bank € 25.000,00 overgemaakt op de betaalrekening van [appellante] onder vermelding INZ. OPHEFFEN PRIVELIMIET PLUS.

2.7.

Op 26 juli 2006 heeft [appellante] een kasopname gedaan van € 3.000,00 en zijn bedragen van € 1.787,45 en € 1.122,00 geïncasseerd, waardoor er op haar

betaalrekening een tekort van € 6.000,00 is ontstaan.

2.8.

Op 27 juli 2006 heeft de Bank € 19.000,00 teruggeboekt van de betaalrekening onder vermelding van TERUGBOEKING IVM TEKORT KOMING en het daaraan gekoppelde Privélimiet Plus krediet opgeheven in verband met het saldotekort.

2.9.

De bank is vervolgens op 9 augustus 2006 met [appellante] een tweede

kredietovereenkomst met de naam Privélimiet Plus, naast het Flexibel Krediet, aangegaan voor een bedrag van € 6.200,00. De overeengekomen variabele rente bedroeg 0,896% per maand, hetgeen overeenkomt met een effectieve rente van 11,3% per jaar. De door [appellante] te betalen maandtermijn was 2,5% van de kredietlimiet.

2.10.

Bij brief van 30 augustus 2018 schrijft de bank aan [appellante] onder meer:

Wij gaan uw Flexibel Krediet (tijdelijk) blokkeren

Zoals aangekondigd in onze brief van 13 juni 2018 zien wij een verhoogd risico

op betalingsproblemen binnen uw Flexibel Krediet. (... ) Daarom zullen wij

vanaf 2 oktober 2018 het krediet blokkeren. (...) De blokkering van uw Flexibel

Krediet brengt geen verandering in uw maandlasten. Het maandbedrag dat u

moet betalen blijft hetzelfde totdat uw krediet is afgelost.

3 Beoordeling

3.1.

[appellante] heeft in eerste aanleg aangevoerd dat sprake is van overkreditering. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de bank bij de verstrekking van het Flexibel Krediet aan haar zorgplicht heeft voldaan en dat de tweede Privélimiet Plus binnen de destijds geldende maximale leencapaciteit van [appellante] viel. De vorderingen van [appellante] zijn daarom afgewezen.

Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt [appellante] met haar grieven op.

3.2.

Het hof zal eerst het beroep van de bank op verjaring behandelen. Volgens de bank is [appellante] al sinds 2006 bekend met de als gevolg van de beweerde overkreditering ontstane schade en met de bank als aansprakelijke persoon, daar zij al sinds 2006 rente over de tweede Privélimiet Plus en het Flexibel Krediet aan de bank betaalt. Haar vordering is dus reeds verjaard in 2011, aldus de bank.

3.3.

Het verjaringsberoep slaagt. [appellante] heeft op dit door de bank in haar conclusie van antwoord opgeworpen verweer pas bij pleidooi in hoger beroep gereageerd. Zij stelt dat de verjaring is gestuit, doordat zij “direct contact heeft opgenomen” met de bank. Dit beroep op stuiting had zij echter op grond van de zogenoemde tweeconclusieregel in haar memorie van grieven moeten doen. Dit beroep is dus te laat, zodat het reeds daarom faalt. Bovendien is niet aangevoerd dat het gestelde “contact” de vorm heeft gehad van een schriftelijke aanmaning of mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt, zoals artikel 3:317 lid 1 BW bepaalt. Ook inhoudelijk strandt dit beroep op stuiting dan ook.

3.4.

Ten overvloede zal het hof de grieven 2 tot en met 4 behandelen (grief 5 mist zelfstandige betekenis). Deze grieven komen er op neer dat ten aanzien van de tweede Privélimiet Plus ad 6.200,00 sprake is van overkreditering en dat de bank aldus haar zorgplicht heeft geschaad, waardoor zij onrechtmatig jegens [appellante] heeft gehandeld. [appellante] heeft haar hoger beroep uitdrukkelijk beperkt tot de tweede Privélimiet Plus. Haar stellingen ten aanzien van onrechtmatig handelen of nalaten van de bank ten aanzien van het Flexibel Krediet zijn in hoger beroep dus niet meer aan de orde.

Het hof zal er met partijen van uitgaan dat de Gedragscode van de Vereniging van Financieringsondernemingen in Nederland van 28 april 2005 (hierna: de Gedragscode) van toepassing is. Het hof laat daarom in het midden dat de tweede Privélimiet Plus noodgedwongen tot stand is gekomen doordat [appellante] gebruik heeft gemaakt van het Flexibel Krediet, hoewel dat enkel bedoeld was om de eerste Privélimiet Plus af te lossen (rov. 2.2.).

Het hof gaat uit van de volgende componenten van het vaste inkomen van [appellante] per maand in juli 2006:

UWV/Pensioenfonds S&G € 1.571,66

Zorgtoeslag € 33,00

Huurtoeslag € 219,00

Totaal € 1.823,66

Het hof houdt geen rekening met de kinderalimentatie ad € 650,40, die de bank opvoert maar volgens [appellante] ten onrechte omdat zij deze in werkelijkheid niet ontving. Niet valt in te zien, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, dat de zorg- en huurtoeslag niet tot het vaste inkomen gerekend moeten worden, zoals [appellante] ongemotiveerd stelt. Ook heeft zij de hoogte van haar inkomen van het UWV/Pensioenfonds S&G niet (voldoende) gemotiveerd betwist.

Partijen zijn het eens over de volgende vaste lasten per maand in juli 2006 van [appellante] :

Huur € 458,00

Flexibel Krediet € 500,00

Totaal € 958,00

Het hof is bij de berekening van het verschuldigde maandelijkse bedrag voor de Privélimiet Plus uitgegaan van de effectieve rente van 11,3% per jaar en een aflossing van 2,5% per maand, daar dit de “werkelijke verplichtingen” zijn waarmee volgens de toelichting onder Ad 2 bij de Gedragscode gerekend moet worden. Het hof komt dan uit op een maandelijkse last van € 213,38. Het hof houdt geen rekening met twee in grief 3 aangevoerde kredieten van [appellante] bij Fortis ad € 5,000,00 en Rabobank ad € 2.000,00. Deze kredieten zijn immers gemotiveerd betwist door de bank met overlegging van een - niet gemotiveerd weersproken - BKR-uitdraai betreffende [appellante] .

Dit betekent dat in juli 2006 maandelijks voor [appellante] resteerde:

€ 1.823,66 - € 1.171,38 (€ 958,00 + € 213,38) = € 652,28. Daarmee bleef zij boven de in 2006 volgens de Gedragscode geldende leefnorm van € 566,00, zodat van overkreditering en schending van een waarschuwingsplicht, zoals in grief 4 en 2 aangevoerd, geen sprake is geweest.

Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt voorts niet in te zien dat [appellante] , die in juli 2006 blijkens haar eigen stellingen ervaring had met meerdere kredieten en kredietverleners en gelet op het eenvoudige karakter van de Privélimiet Plus, meer of anders had moeten worden voorgelicht door de bank, zoals zij verder betoogt in

grief 2. Bovendien was er geen andere keuze voor [appellante] , nu de tweede Privélimiet Plus noodgedwongen door haar toedoen tot stand is gekomen, zoals hiervoor is overwogen (vgl. HR 16 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1107).

3.5.

De slotsom is dat de grieven falen. Indien en voor zover [appellante] bedoeld heeft bij pleidooi in hoger beroep nieuwe grieven aan te voeren, worden deze grieven buiten beschouwing gelaten als zijnde in strijd met de tweeconclusieregel. Haar bewijsaanbod wordt gepasseerd, aangezien zij geen feiten en omstandigheden heeft gesteld, die, indien bewezen, tot een ander oordeel kunnen leiden. Het vonnis waarvan beroep zal dan ook worden bekrachtigd.

[appellante] zal als in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten van het geding in hoger beroep.

4. Beslissing

Het hof:

bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;

veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van de bank begroot op € 741,00 aan verschotten en € 3.342,00 voor salaris en op € 163,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,00 voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;

verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit arrest is gewezen door mrs. W.A.H. Melissen, J.W.M. Tromp en M. Bijkerk en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2021.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature