Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Autoverzekering . Schademelding. Vervolg op ECLI:NL:GHAMS:2020:2447. Opzettelijk verzwegen dat de motor vóór het ongeval in slechte technische staat verkeerde? Opzet om te misleiden? Bewijswaardering na getuigenverhoor.

Uitspraak



GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.265.545/01

zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : C/13/641479 / HA ZA 18-35

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 16 november 2021

inzake

1 [naam V.O.F.] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

2. [appellant sub 2] ,

wonend te [woonplaats] ,

appellanten,

advocaat: mr. R.J. de Boer te Paterswolde,

tegen

NATIONALE-NEDERLANDEN

SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,

gevestigd te Den Haag,

geïntimeerde,

advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.

1 Verder verloop van het geding

Partijen worden hierna de vof, [appellant sub 2] en Nationale-Nederlanden genoemd.

De vof en [appellant sub 2] worden gezamenlijk ook [appellanten] genoemd.

Bij arrest van 8 september 2020 (hierna: het tussenarrest) heeft het hof [appellanten] toegelaten tot tegenbewijs.

Nationale-Nederlanden heeft op 9 september 2020 een exemplaar van het rapport van Dekra van 17 februari 2016 in het geding gebracht waarop de foto’s in kleur zichtbaar zijn en op 13 januari 2021 een elektronisch bestand houdende een geluidsopname van een op 25 mei 2016 telefonisch met [C] gehouden interview.

[appellanten] hebben als getuigen doen horen: [C] op 18 februari 2021 en [appellant sub 2] op 27 mei 2021. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt.

Van de zijde van Nationale-Nederlanden zijn geen getuigen voorgebracht om te worden gehoord.

[appellanten] hebben een memorie na enquête ingediend. Nationale-Nederlanden heeft een memorie van antwoord na enquête ingediend.

Vervolgens hebben partijen wederom arrest gevraagd.

2 Verdere beoordeling

2.1

In het tussenarrest heeft het hof als vaststaand aangenomen dat de motor van de BMW vóór het ongeval in slechte technische staat verkeerde. Verder heeft het hof in het tussenarrest overwogen dat voorshands bewezen is dat [appellant sub 2] dit wist. Dat laatste oordeel heeft het hof in het tussenarrest gebaseerd op:

a. het vaststaande feit dat de auto rond 7 september 2015 bij [F] Autotechniek ter reparatie is aangeboden vanwege een tik in de motor; en

b. het verslag van het interview met [F] van 3 mei 2016, dat vermeldt dat [F] heeft verklaard dat hij aan de broers [appellanten] , althans aan één van hen, het volgende heeft meegedeeld:

- de krukas vertoonde slijtage;

- als de krukas niet vervangen zou worden, was het aannemelijk dat er weer een tikkend geluid in de motor zou ontstaan en dat de lagerschalen weer defect zouden raken;

- de kosten van aanschaf en montage van een nieuwe krukas zouden tussen de € 10.000,- en € 13.000,- bedragen.

[appellanten] zijn toegelaten tot tegenbewijs tegen de stelling dat [appellant sub 2] ten tijde van de schademelding wist dat de motor vóór het ongeval in slechte technische staat verkeerde. Zij zijn dus in de gelegenheid gesteld het voorshands gegeven bewijsoordeel te ontzenuwen. Daarin zijn zij niet geslaagd. Dit oordeel steunt op de volgende overwegingen.

2.2

[appellant sub 2] en [C] hebben belang bij de uitkomst van het geding. Dat is reden om hun getuigenverklaringen met behoedzaamheid te hanteren. [F] en de experts van Dekra hebben een dergelijk belang niet.

2.3

[C] heeft onder meer verklaard:

“ [F] heeft mij op geen enkel moment geadviseerd de krukas te vervangen. Hij heeft mij op geen enkel moment gezegd dat de krukas slijtage vertoonde. Hij heeft niet gezegd dat de drijfstanglagers slijtage vertoonden. Hij heeft niet over de drijfstanglagers gesproken. Hij heeft wel gezegd dat er een schaal van de motor niet goed was en vervangen moest worden.

(...)

U houdt mij mijn handgeschreven verklaring voor (productie 13 bij dagvaarding). Dat is inderdaad mijn verklaring. Ik heb die naar waarheid opgesteld. U zegt mij dat daarin staat: “Mij is verteld dat de tik werd veroorzaakt door de drijfstanglagers”. Dat weet ik nu niet meer. Zoals ik het mij nu herinner heeft [F] niet gesproken over de drijfstanglagers, maar wel over de schaal, zoals ik zojuist verklaarde. Het is inmiddels vijf jaar geleden.

Als [F] mij had gezegd dat de krukas vervangen moest worden en dat dat meer dan tienduizend euro zou kosten, dan had ik ook de optie gehad om de motor te vervangen. Dan zou ik vijfeneenhalf à zesduizend euro aan een ruilmotor kwijt zijn geweest.

(...)

Ik heb verklaard dat [F] belde met de mededeling dat de SMG-pomp vervangen moest worden. U vraagt mij of ik nog met mijn broer overlegd heb, voordat ik [F] goedkeuring gaf om de SMG-pomp te vervangen. Dat weet ik niet meer.”

2.4

[appellant sub 2] heeft als getuige onder meer verklaard:

“Ik heb wel aan mijn broertje gevraagd wat er met de auto was en mijn broertje heeft ook antwoord gegeven, maar van dat antwoord heb ik niets begrepen. Dat was dokterstaal voor mij. Op uw vraag of mijn broertje mij nog gewaarschuwd heeft dat ik moest opletten of de tik nog terugkwam, antwoord ik dat ik dat niet meer weet.

(...) Mr. De Boer vraagt of mijn broertje tegen mij heeft gezegd dat de auto nog een ingrijpender reparatie nodig had. Nee. Dat weet ik niet meer. De raadsheer-commissaris zegt dat daar een verschil tussen is. Ik weet het niet meer, het kan best. Mr. de Boer vraagt of de auto wel of niet goed was. Toen die naar [F] ging, was die niet goed. Toen die bij [F] vandaan kwam, was hij 100% goed.”

2.5

Met betrekking tot de vraag of [F] aan [C] de mededelingen heeft gedaan als hiervoor onder 2.1 samengevat weergegeven, wijkt de getuigenverklaring van [C] af van zijn handgeschreven verklaring (productie 13 bij de dagvaarding), zoals tijdens het getuigenverhoor ook aan de orde is geweest. Met betrekking tot de vraag wat [C] aan zijn broer heeft doorgegeven over de mededelingen van [F] , heeft [C] nauwelijks iets relevants verklaard en heeft [appellant sub 2] verklaard dat [C] hem wel iets heeft gezegd, maar dat hij het niet begreep. Ook heeft [appellant sub 2] verklaard dat het best kan dat zijn broer hem gezegd heeft dat de auto nog een ingrijpende reparatie nodig had.

Gelet op dit alles acht het hof bewezen dat [F] mededelingen aan [C] heeft gedaan van de strekking als hiervoor onder 2.1 samengevat weergegeven, althans een mededeling van de strekking dat er nog een kostbare reparatie nodig zou zijn om te voorkomen dat er weer een tikkend geluid in de motor van de auto zou ontstaan. Verder acht het hof bewezen dat [C] dit aan [appellant sub 2] heeft doorgegeven in bewoordingen die hij begreep. Ook wie weinig verstand van auto’s heeft, kan de mededeling begrijpen dat een kostbare reparatie nodig is om te voorkomen dat een tikkend geluid terugkeert. Niet is toegelicht waarom [C] een dergelijke mededeling, die belangrijk voor [appellant sub 2] moet worden geacht, niet aan hem zou doorgeven. Op grond van dit alles moet als bewezen worden aangenomen dat [appellant sub 2] ten tijde van de schademelding wist dat de motor vóór het ongeval in slechte technische staat verkeerde.

2.6

Daarnaast staat, zoals in rov. 2.6 van het tussenarrest is weergegeven, in het rapport van Dekra van 17 februari 2016 vermeld dat Dekra op basis van het schadebeeld heeft geconcludeerd dat de geluiden van de motor duidelijk afwijkend moeten zijn geweest en dat duidelijk hoorbaar dan wel merkbaar moet zijn geweest dat de motor niet naar behoren functioneerde. Dit sterkt het hof in zijn overtuiging dat [appellant sub 2] ten tijde van de schademelding wist dat de motor vóór het ongeval in slechte technische staat verkeerde.

2.7

De grieven falen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. [appellanten] worden in het ongelijk gesteld en zullen daarom worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.

3 Beslissing

Het hof:

bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;

veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Nationale-Nederlanden begroot op € 2.020,- aan verschotten en € 3.342,- voor salaris en op € 163,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 85,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;

verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Hoekzema, G.C.C. Lewin en M. Bijkerk en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 november 2021.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature