Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Verdachte heeft in een periode van ruim drieënhalf jaar een gewoonte gemaakt van witwassen. De verdachte heeft onder andere grote geldbedragen, een auto, een motorfiets, een stuk grond en woning met zwembad op Curaçao witgewassen.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



Afdeling strafrecht

Parketnummer: 23-003249-18

Datum uitspraak: 9 juni 2021

TEGENSPRAAK

Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 6 september 2018 in de strafzaak onder parketnummer

15-871622-15 tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1980,

adres: [adres 1] .

Omvang van het hoger beroep

Blijkens de akte van 19 september 2018 is namens de verdachte het hoger beroep onbeperkt ingesteld. Bij telefax van 15 oktober 2018 heeft de raadsman de griffier gemachtigd en verzocht het hoger beroep partieel, te weten voor wat betreft de feiten 2 en 3, in te trekken. De griffier heeft hier gevolg aan gegeven, zij het in minder gelukkige bewoordingen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman bevestigd dat het de bedoeling van zijn cliënt was het hoger beroep partieel in te trekken als hierboven omschreven. Het hof zal daarom alleen de onder 1 ten laste gelegde feiten onderzoeken en voor de feiten 2 en 3 de straf bepalen.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van

26 mei 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, ten laste gelegd dat:

1.hij op een of meer tijdstippen in op of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 12 juli 2016, te Breda, althans (elders) in Nederland en/of in Curacao, tezamen en in vereniging met een ander (te weten [medeverdachte] ) van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, in elk geval zich een of meermalen schuldig heeft gemaakt aan witwassen, althans aan schuldwitwassen, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader (telkens):

INCIDENT 1.

een of meermalen (van) een (contant) geldbedrag(en) (tot een totaalbedrag van euro 18.110,00), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op die/dat geldbedrag(en) was/waren en/of voorhanden had(den), en/of verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt,terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die/dat geldbedrag(en) onmiddellijk en/of middellijk- uit enig misdrijf afkomstig was/waren,

EN/OF INCIDENT 2.

(van) een personenauto, merk Volkswagen Golf kenteken [kenteken 1] en/of een of meer (contante) geldbedragen waarmee voornoemde personenauto werd betaald, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op die voornoemde personenauto en/of die/dat geldbedrag(en) was/waren en/of voorhanden had(den), en/of verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt,terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die personenauto en/of die/dat geldbedrag(en) onmiddellijk en/of middellijk- uit enig misdrijf afkomstig was/waren,

EN/OF INCIDENT 3 een of meermalen (van) de via het GWK (contant betaalde) geldtransacties (naar derden) (tot een totaalbedrag van euro 21.558,32), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op die/dat geldbedrag(en) was/waren en/of voorhanden had(den), en/of verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt,terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die/dat geldbedrag(en) onmiddellijk en/of middellijk- uit enig misdrijf afkomstig was/waren,

EN/OF INCIDENT 4. (van) een motorfiets, merk Piaggio, kenteken [kenteken 2] en/of een of meer (contante) geldbedrag(en) waarmee voornoemde motorfiets werd betaald, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op die motorfiets en/of die/dat geldbedrag(en) was/waren en/of voorhanden had(den), en/of verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt,terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die motorfiets en/of die/dat geldbedrag(en) onmiddellijk en/of middellijk- uit enig misdrijf afkomstig was/waren,

INCIDENT 5. (van) een kavel (grond) te [adres 2] te Curacao en/of (van) een of meer (contante) geldbedrag(en) waarmee al deze voornoemde kavel werd betaald, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op die voornoemde kavel en/of op die/dat geldbedrag(en) was/waren en/of voorhanden had(den), en/of verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist, althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat die kavel en/of die/dat geldbedrag(en) -onmiddellijk en/of middellijk- uit enig misdrijf afkomstig was/waren,

INCIDENT 6. (van) een perceel en/of een woning en/of een zwembad (gelegen op/aan de [adres 2] te Curacao) en/of (van) een of meer geldbedragen waarmee dit perceel en/of (de bouw van en/of bouwwerkzaamheden aan) die woning en/of (de bouw van en/of bouwwerkzaamheden aan) dat zwembad werd(en) betaald,de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld, althans verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat perceel en/of die woning en/of dat zwembad en/of die/dat geldbedrag(en) was/waren en/of voorhanden had(den), en/of verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dit perceel en/of die woning en/of dat zwembad en/of die/dat geldbedrag(en) - onmiddellijk en/of middellijk uit enig misdrijf afkomstig was/waren;

Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Bewijsmotivering

Standpunt van de advocaat-generaal

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat de bewezenverklaring kan volgen van alle tenlastegelegde incidenten onder 1. Uit het onderzoek volgt dat er een onverklaarbaar verschil zit tussen het legale inkomen van verdachte en zijn partner en hun uitgaven.

De politie heeft geverbaliseerd over hoeveel contant geld de verdachte en zijn partner daadwerkelijk hebben kunnen beschikken en dat is € 27.000,00. Dat is door verdediging niet betwist en zeer zorgvuldig berekend. De incidenten 1 tot en met 4 betreffen contante uitgaven die niet verklaard kunnen worden door legaal verkregen gelden en betreffen aldus witwassen.

Wat betreft incident 5. De verdachte heeft geprobeerd aan te tonen dat de kavel in Curaçao onder meer is betaald met geld afkomstig van zijn moeder en met geld dat hij gewonnen heeft via bookmaker [plek ] . Ten aanzien van de gokwinst, neemt de advocaat-generaal aan dat dit een legale winst betreft. Wel is volstrekt onaannemelijk dat de verdachte geld heeft geleend van zijn moeder, gelet op haar financiële situatie, zoals uit het dossier blijkt. Dit incident betreft eveneens witwassen.

Wat betreft incident 6 is de advocaat-generaal van mening dat het volstrekt onaannemelijk is dat getuige [getuige] de verdachte twee keer € 65.000,00 heeft geleend. De verdachte heeft tot zijn vierde of vijfde verhoor verklaard dat hij geen geldlening had afgesloten. Vervolgens verklaart hij over [getuige] en legt hiertoe eerst een kladje over en vervolgens geantedateerde overeenkomsten waarop de geldleningen zijn vastgelegd. [getuige] is met 32 anderen ook geldleningen aangegaan en dat is allemaal giraal geregeld. Enkel de verdachte zou een contante lening hebben gekregen voor een aanzienlijk hoger bedrag dan de overige leningen die [getuige] heeft uitstaan. Niet voorstelbaar is dat [getuige] in zee gaat met iemand die hij niet kent en een dergelijk bedrag zou geven zonder enige zekerheid. Ook dit incident kan bewezen worden verklaard.

Standpunt van de verdediging

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich ten aanzien van incidenten 1 tot en met 4, naar het hof begrijpt, gerefereerd aan het oordeel van het hof.

Ten aanzien van incident 5 heeft de raadsman verwezen naar zijn pleidooi eerste aanleg waarin hij heeft aangevoerd dat de verdachte voor de bedragen die naar de notaris zijn overgemaakt om de kavel te kopen – € 30.000,00 uit gokwinst en € 19.300,00 van de rekening van de moeder van verdachte – een aannemelijke en verifieerbare verklaring heeft afgelegd. Het geld van zijn moeder is afkomstig van een uitgekeerde letselschadevergoeding door de verzekeringsmaatschappij. De verdachte zou van dit incident moeten worden vrijgesproken.

Ten aanzien van incident 6 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de lening bij de getuige [getuige] voldoende is onderbouwd met bewijs en dat de bouwkosten niet juist zijn geschat. Ten aanzien van de lening met [getuige] heeft de raadsman aangevoerd dat van [getuige] bekend is dat hij [loterij] heeft gewonnen. Hij had derhalve legaal geld om aan de verdachte uit te lenen. Dat de lening daadwerkelijk bestaat blijkt ook uit een vonnis van de rechtbank Breda, waarin het volle bedrag van de lening is toegewezen. Er is een werkelijke vordering en die kan worden geëxecuteerd. Dat is voldoende bewijs om het bestaan van de lening aan te tonen. Wat betreft de bouwkosten is het is onduidelijk wat de kwalificaties zijn van de twee getuigen die zich hebben uitgelaten over de (her)bouwwaarde, hoe hun verklaring tot stand is gekomen en het is onbekend of de waarde is geschat op basis van de buitenkant van de woning of dat belangrijke onderdelen zoals constructie ook zijn nagegaan. Verder is er een verschil tussen de hoogte van het bedrag dat de verdachte aan de bouw van de woning heeft besteed en wat de herbouwwaarde nu zou zijn.

Oordeel van het hof

Het hof neemt hetgeen de rechtbank in haar vonnis heeft overwogen onder ‘Aanleiding van het onderzoek’ (pagina 3), ‘Het juridische kader’ (pagina 4), ‘De bewijsoverwegingen’(pagina 15) ‘Ten aanzien van feit 1 witwasincident 5’ (pagina’s 16 en 17) en ‘Ten aanzien van feit 1 witwasincident 6’ (pagina’s 17 en 18) over.

Feit 1 witwasincident 6

De verdediging heeft in hoger beroep stukken overgelegd, te weten een vonnis in kort geding van 3 mei 2019 waarin de verdachte veroordeeld is om aan eiser – te weten de getuige [getuige] – te betalen de hoofdsom uit hoofde van de geldlening van € 130.000,00 en een boete van € 13.000,00. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman ter verdere onderbouwing van de geldlening de onderliggende dagvaarding met bijbehorende producties van de getuige [getuige] overgelegd.

Uit de door het hof overgenomen motivering van de rechtbank volgt dat de verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij een geldlening ter hoogte van € 130.000,00 bij de getuige [getuige] had afgesloten, ongeloofwaardig is. Zo heeft de verdachte pas in zijn vijfde verhoor verklaard dat hij een geldlening zou hebben afgesloten, terwijl hij dit in eerdere verhoren nog ontkende. De in hoger beroep overgelegde stukken veranderen dit oordeel niet en roepen alleen maar meer vragen op. De leningen dateren van 2014 en 2015, maar zijn volgens de getuige [getuige] pas in 2017 op verzoek van de verdachte – en geantedateerd - op papier gezet. De leningen zouden zijn aangegaan voor de duur van tien jaren en er hoefde tussentijds niets op te worden afgelost. In maart 2019 zou zijn getracht een hypotheekrecht ten behoeve van [getuige] te vestigen op de woning. Dit heeft geen doorgang gevonden, omdat op het onroerend goed in 2016 reeds conservatoir beslag was gelegd door het openbaar ministerie. Desgevraagd heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep niet kunnen verklaren waarom tijdens de aflossingsvrije looptijd van de lening toch is getracht om een zekerheidsrecht te vestigen.

Het overgelegde civiele vonnis kan niet dienen ter ondersteuning van de lezing van de verdachte, nu het een verstekvonnis betreft en in een civiele zaak de rechter uitgaat van de door de partijen (in dit geval dus alleen eiser) gestelde feiten.

Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat alle zes de incidenten bewezenverklaard kunnen worden en dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

1.hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 12 juli 2016, te Breda, althans in Nederland en/of in Curaçao, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte:

INCIDENT 1. meermalen van contante geldbedragen (tot een totaalbedrag van euro 18.110,00), de werkelijke aard, de herkomst, verborgen en/of verhuld, en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, terwijl hij, verdachte, telkens wist dat die geldbedragen onmiddellijk en/of middellijk- uit enig misdrijf afkomstig waren.

EN INCIDENT 2. van een personenauto, merk Volkswagen Golf kenteken [kenteken 1] en/of een contant geldbedrag waarmee voornoemde personenauto werd betaald, de werkelijke aard, de herkomst, verborgen en/of verhuld, en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet terwijl hij, verdachte, wist dat die personenauto en/of dat geldbedrag onmiddellijk en/of middellijk- uit enig misdrijf afkomstig was.

EN INCIDENT 3 meermalen van de via het GWK contant betaalde geldtransacties naar derden tot een totaalbedrag van euro 21.558,32, de werkelijke aard, de herkomst, verborgen en/of verhuld, en/of voorhanden gehad en/of overgedragen terwijl hij, verdachte, telkens wist, dat die geldbedragen onmiddellijk en/of middellijk- uit enig misdrijf afkomstig waren,

EN INCIDENT 4. van een motorfiets, merk Piaggio, kenteken [kenteken 2] en een contant geldbedrag waarmee voornoemde motorfiets werd betaald, de herkomst, verborgen en verhuld, en die motorfiets verworven en voorhanden gehad en dat contante geldbedrag overgedragen terwijl hij, verdachte wist, dat die motorfiets en dat geldbedrag onmiddellijk en/of middellijk- uit enig misdrijf afkomstig was.

INCIDENT 5. van een kavel grond te [adres 2] te Curaçao en/of van contante geldbedragen waarmee voornoemde kavel werd betaald, de werkelijke aard en de herkomst verborgen en/of verhuld, en/of verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet terwijl hij, verdachte, wist, dat dat kavel en die geldbedragen -onmiddellijk en/of middellijk- uit enig misdrijf afkomstig waren.

INCIDENT 6. van een woning en/of een zwembad gelegen op/aan de [adres 2] te Curaçao en van geldbedragen waarmee de bouw van en/of bouwwerkzaamheden aan die woning en/of de bouw van en/of bouwwerkzaamheden aan dat zwembad werden betaald, de werkelijke aard, de herkomst, verborgen en/of verhuld, en/of verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet terwijl hij, verdachte, telkens wist dat die woning en dat zwembad en die geldbedragen - onmiddellijk en/of middellijk uit enig misdrijf afkomstig waren.

Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.

Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Strafbepaling conform artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering voor het onder 2 en 3 bewezenverklaarde

Nu het hoger beroep is beperkt tot feit 1 en de verdachte door de rechtbank tevens is veroordeeld voor de feiten 2 en 3, en de rechtbank voor de feiten 1, 2 en 3 één straf heeft opgelegd, dient het hof overeenkomstig het bepaalde in artikel 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering de straf te bepalen die de rechtbank voor de onder 2 en 3 bewezen verklaarde misdrijven heeft opgelegd. Het hof bepaalt deze straf op een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het voor het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden en heeft zich niet willen uitlaten over de straf die het hof voor de feiten 2 en 3 zou moeten bepalen.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het onder 1 bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

Verdachte heeft in een periode van ruim drieënhalf jaar een gewoonte gemaakt van witwassen. De verdachte heeft onder andere grote geldbedragen, een auto, een motorfiets, een stuk grond en woning met zwembad op Curaçao witgewassen. Met zijn handelen heeft verdachte geprobeerd directe of indirecte opbrengsten van misdrijf te onttrekken aan het zicht van justitie en de belastingdienst. Dat levert een bedreiging op van de legale economie en vormt een aantasting van de integriteit van het financieel en economisch bestel. Door het handelen van personen als de verdachte, wordt aan criminele gelden een (schijnbaar) legale herkomst verschaft en wordt het genereren van illegale winsten uit criminele activiteiten in stand gehouden en bevorderd. Witwassen is een ernstig feit dat bijdraagt aan de instandhouding van criminaliteit in diverse vormen en om die reden de rechtsstaat ondermijnt.

Het hof neemt het de verdachte kwalijk dat hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn handelen en dat hij daarvan kennelijk het laakbare niet inziet.

Witwassen is een ernstig feit, waarop in beginsel met (gedeeltelijk) onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur wordt gereageerd. Dat is ook in deze zaak noodzakelijk.

Mede gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de periode die sinds het plegen van de feiten is verstreken is, alles in aanmerking genomen, een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren in beginsel passend en geboden.

Overschrijding redelijke termijn

In artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is gewaarborgd het recht van iedere betrokkene om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Volgens vaste rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EHRM) dient een berechting te zijn afgerond binnen een redelijke termijn vanaf het moment waarop sprake is van een 'criminal charge'.

De op redelijkheid te beoordelen termijn is in dit geval aangevangen op 12 juli 2016, de datum waarop de verdachte in verzekering is gesteld. De rechtbank heeft uitspraak gedaan op 6 september 2018, zodat in eerste aanleg de redelijke termijn van twee jaren met anderhalve maand is overschreden. Gelet op de datum van onderhavig arrest, beloopt de procedure in hoger beroep een periode van twee jaar en negen maanden, en betreft dus een overschrijding van de redelijke termijn van negen maanden.

Dit brengt mee dat het hof van de gevangenisstraf van zestien maanden een gedeelte groot zes maanden voorwaardelijk zal opleggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet opnieuw recht:

Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.

Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Verklaart het onder 1 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden.

Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Bepaalt de door de rechtbank opgelegde straf voor het onder 2 en 3 bewezen verklaarde op een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.

Bepaalt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. M. Jurgens en mr. M. Lolkema, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 juni 2021.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature