Uitspraak
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003267-19
datum uitspraak: 21 oktober 2020
VERSTEK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 20 augustus 2019 in de strafzaak onder parketnummer 15-192215-19 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 1988,
zonder bekende woon- of verblijfplaats.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 oktober 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd – primair – dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het hoger beroep en – subsidiair – dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat in de enkele omstandigheid dat de verdachte niet ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen en hij de ter terechtzitting verschenen raadsman niet heeft gemachtigd om namens hem het woord te voeren, geen grond vormt voor de conclusie dat de verdachte geen belang heeft bij de behandeling van de zaak in hoger beroep. Ook (overigens) is geen sprake van een situatie waarbij toepassing van artikel 416, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering aan de orde is, nu de raadsman bij brief 15 juli 2020 namens de verdachte grieven tegen voornoemd vonnis heeft opgegeven.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 8 augustus 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer een reisdocument en/of identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht , te weten een nationaal paspoort van Griekenland voorzien van het nummer [nummer] (op naam van [naam] geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 1988), waarvan, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals of vervalst was, heeft afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een iets andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 augustus 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een reisdocument / identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht , te weten een nationaal paspoort van Griekenland voorzien van het nummer [nummer] (op naam van [naam] geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 1988), waarvan de verdachte wist dat deze vervalst was, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezenverklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert op:
een reisdocument/identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht voorhanden hebben, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat het vals of vervalst is.
Strafbaarheid van de verdachte
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft bij aankomst op Schiphol een paspoort gebruikt dat was voorzien van een vervalst personaliablad, terwijl hij wist dat het vervalst was. Door dit gebruik heeft de verdachte bewust beoogd de controle van zijn identiteit te omzeilen. Daarmee heeft de verdachte het vertrouwen geschonden dat moet kunnen worden gesteld in de van overheidswege verstrekte identiteitspapieren en heeft hij geprobeerd met een valse identiteit Nederland in te reizen.
Gelet op de ernst van het feit kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere straf dan een vrijheidsbenemende. Het hof heeft bij het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstraf gelet op de straffen die in vergelijkbare zaken plegen te worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt een gevangenisstraf van twee maanden genoemd. Het hof neemt die straf tot uitgangspunt. Er is niet gebleken van persoonlijke omstandigheden op grond waarvan in dit geval een andere dan een gevangenisstraf in aanmerking dient te komen of die aanleiding geven tot matiging van de duur van die straf.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van twee maanden passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit wettelijke voorschrift wordt toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N. van der Wijngaart, mr. F.M.D. Aardema en mr. K.J. Veenstra, in tegenwoordigheid van mr. L. Pothast, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 oktober 2020.
Mr. N. van der Wijngaart is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[…]