Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Wijziging huwelijkse voorwaarden staande huwelijk.

Geen misbruik van omstandigheden.

Artikel 3:44 Burgerlijk Wetboek .

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



GERECHTSHOF AMSTERDAM

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

Zaaknummer: 200.262.689/01

Zaaknummers rechtbank: C/15/264903 / FA RK 17-5798 en C/15/272252 / FA RK 18-1789

beschikking van de meervoudige kamer van 22 december 2020 inzake

[de bewindvoerder] ,

wonende te [woonplaats] ,

handelend in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van

[de man] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoeker in principaal hoger beroep,

verweerder in incidenteel hoger beroep,

eerstgenoemde hierna te noemen: de bewindvoerder,

laatstgenoemde hierna te noemen: de man,

advocaat: mr. E.J.M. Stals te Weert,

en

[de vrouw] ,

wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,

verweerster in principaal hoger beroep,

verzoekster in incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. E.B. Warmerdam-Wolfs te Alkmaar.

1 Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, (hierna te noemen: de rechtbank) van 17 april 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2 Het geding in hoger beroep

2.1

Bij beschikking van 15 oktober 2019 in deze zaak heeft het hof de man ontvankelijk verklaard in het door hem ingestelde hoger beroep en is de vrouw in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in het principaal hoger beroep in te dienen.

Voor het verloop van de procedure tot dat tijdstip verwijst het hof naar deze tussenbeschikking.

2.2

De man heeft op 15 oktober 2019 een verweerschrift in het incidenteel hoger beroep ingediend.

2.3

De vrouw heeft op 27 november 2019 een verweerschrift in het principaal hoger beroep ingediend.

2.4

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

- een journaalbericht van de zijde van de man van 6 maart 2020 met bijlagen (productie 39 t/m 42), ingekomen op 9 maart 2020;

- een journaalbericht van de zijde van de man van 30 maart 2020 met bijlagen (productie 43 t/m 46), ingekomen op 31 maart 2020;

- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 20 augustus 2020 met bijlagen (overzichten producties en brief met producties 3 t/m 10), ingekomen op 21 augustus 2020;

- een brief van de zijde van de man van 21 augustus 2020 met bijlagen (producties 47 t/m 50), ingekomen op 24 augustus 2020;

- een brief van de zijde van de man van 21 augustus 2020, ingekomen op 24 augustus 2020 (verzoek toestemming aanwezigheid op zitting van de bewindvoerder van de man);

- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 25 augustus 2020 met bijlage (vervangende productie 5), ingekomen op 26 augustus 2020;

- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 25 augustus 2020 (verzoek extra spreektijd), ingekomen op dezelfde dag;

- een journaalbericht van de zijde van de man van 25 augustus 2020 (verzoek extra spreektijd), ingekomen op dezelfde dag;

- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 27 augustus 2020 met bijlagen (brief en producties 7 en 8), ingekomen op 28 augustus 2020;

- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 27 augustus 2020 (in verband met pleitnota en spreektijd), ingekomen op dezelfde dag.

2.5

De behandeling van de zaak is ter terechtzitting van 3 september 2020 voortgezet, alwaar zijn verschenen:

- de man, bijgestaan door zijn advocaat;

- [de bewindvoerder] voornoemd (zoon van de man), daarbij tevens optredende in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over het vermogen van de man;

- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.

Partijen hebben ieder het woord gevoerd, ieder van de advocaten aan de hand van aan het hof overgelegde pleitaantekeningen.

2.6

Bij journaalberichten van 1 oktober 2020 hebben partijen het hof bericht dat geen minnelijke regeling is bereikt en hebben zij arrest gevraagd.

2.7

Na afloop van de mondelinge behandeling is door mr. Stals bevestigd dat hij mede namens de bewindvoerder optreedt. Hiervan is de wederpartij op de hoogte gebracht en van deze zijde is binnen de gestelde termijn geen reactie ontvangen.

3 De feiten

3.1

De man en de vrouw hebben elkaar in april 2007 leren kennen. Nadat de man zijn testament had gewijzigd, in die zin dat de vrouw na zijn overlijden nog een jaar in de woning zou kunnen blijven wonen, zijn zij eind 2007/begin 2008 gaan samenwonen in de woning in [plaats a] die de man kort daarvoor had gekocht. De man woonde voordien in [plaats b] , waar hij een makelaarsbedrijf had. De man heeft thans nog een onroerend goedportefeuille.

3.2

De man en de vrouw zijn [in] 2009 gehuwd na het opmaken van huwelijkse voorwaarden.

Blijkens de akte huwelijkse voorwaarden van 24 juli 2009 (hierna ook wel: HVW 2009), opgemaakt door mr. L.D. Malherbe, notaris te Weert, zijn zij met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen gehuwd.

In de in de akte opgenomen slotverklaringen is (onder meer) te lezen:

“De verschenen personen verklaarden voorts:

- dat zij volledig bewust zijn van en door mij, notaris, uitdrukkelijk gewezen zijn op het feit dat er zowel tijdens het huwelijk als ook bij echtscheiding geen enkele verrekening van inkomen en/of vermogen plaats zal vinden tussen partijen.

3.3

Op 30 december 2011 is de man met een aneurysma ruptuur opgenomen in het VU ziekenhuis te Amsterdam, alwaar hij drie dagen in coma heeft gelegen. Daarna heeft hij begin 2012 twee maal een herseninfarct gekregen. Hij is op 25 januari 2012 overgebracht naar het Medisch Centrum Alkmaar (MCA) in Alkmaar. Vervolgens is hij op 13 februari 2012 voor revalidatie overgeplaatst naar Heliomare in Wijk aan Zee, waar hij tot 26 april 2012 heeft verbleven. Van daar is hij teruggekeerd naar de echtelijke woning in [plaats a] .

3.4

Volgens de conclusie van het rapport van het MCA van 13 februari 2012 was ten tijde van het consult op 25 januari 2012 ten gevolge van de herseninfarcten bij de man sprake van halfzijdige verlamming, afasie en cognitieve stoornissen, waardoor hij op alle domeinen van functioneren beperkt was. Tijdens de opname was de conditie van de man verbeterd, waarna hij op 8 februari 2012 werd aangemeld voor de actieve wachtlijst van Heliomare. In het ontslagbericht van Heliomare van 27 april 2012 staat over het psychisch functioneren van de man het volgende: “Er bestaat geen stemmingsproblematiek. Het cognitief functioneren is duidelijk verbeterd (. . .). De concentratie is verbeterd. Problemen op het gebied van kortetermijngeheugen die eerder werden waargenomen zijn nagenoeg onveranderd aanwezig. Patiënt ervaart cognitief weinig problemen en wil hier ook maar weinig aandacht aan besteden.”

3.5

Op 1 februari 2012 is bij akte, opgesteld door notaris Nagtglas Boot, notaris te Alkmaar, een volmacht (levenstestament) opgemaakt, waarbij de vrouw door de man volledig werd gemachtigd de belangen van de man te behartigen.

Notaris Malherbe heeft daarover in een e-mailbericht van 26 februari 2019 geschreven dat hij door de man was gevraagd naar het MCA te komen. Bij het gesprek was ook de zus van de man aanwezig. De man heeft hem gevraagd een algehele volmacht voor de vrouw op te stellen, waarop de notaris hem heeft verteld daarmee geen probleem te hebben. Vanwege de eenvoud is de notaris Malherbe direct naar notaris Nagtglas Boot gegaan en heeft hij de situatie aan deze voorgelegd. Notaris Nagtglas Boot heeft daarop het levenstestament opgesteld dat op 1 februari 2012 door de man is getekend.

3.6

De man heeft op enig moment in maart 2012, nog tijdens zijn verblijf in Heliomare, de afhandeling van zijn zakelijke aangelegenheden weer zelf ter hand genomen.

3.7

Blijkens de akte wijzigen huwelijksvoorwaarden van 13 april 2012 (hierna ook wel: HVW 2012), evenals voornoemd levenstestament opgemaakt door notaris Nagtglas Boot, hebben partijen de huwelijkse voorwaarden gewijzigd in die zin dat voortaan tussen hen zal bestaan de wettelijke gemeenschap van goederen.

In de akte is te lezen:

“Zij maakten toen (op 24 juli 2009; hof) deze huwelijkse voorwaarden omdat zij de gevolgen van de wettelijke gemeenschap van goederen te verstrekkend vonden. De reden voor de huwelijkse voorwaarden is inmiddels veranderd omdat zij de gevolgen van de wettelijke gemeenschap van goederen niet meer te verstrekkend vinden en zij hun vermogens nu wel wensen te delen.”

3.8

Voorafgaand aan de totstandkoming van de HVW 2012 op 13 april 2012 heeft op 29 februari 2012 in Heliomare een gesprek plaatsgevonden van de man en de vrouw met notaris Malherbe. In zijn reeds genoemde e-mail van 26 februari 2019 heeft de notaris daarover verklaard dat de man hem had gevraagd om te komen.

In zijn brief van 13 maart 2012 aan de man en de vrouw heeft notaris Malherbe over de man geschreven dat het hem deugd deed de “ouderwetse [naam man] ” weer te zien. Kernpunten van de bespreking waren, zo schrijft de notaris Malherbe, het volledig opheffen van de huwelijkse voorwaarden en een testament ten behoeve van de vrouw als langstlevende. De voornaamste reden voor het aangaan van de HVW 2009 was destijds erin gelegen de nadelige gevolgen die de man bij zijn eerdere echtscheiding had ondervonden, te voorkomen. De notaris Malherbe heeft uit de gesprekken (ook van gesprekken met de man van voor zijn ongeval) kunnen opmaken dat partijen samen “een prima koppel" vormen. Hij acht de voorgestelde wijzigingen dan ook niet onlogisch. Ook heeft hij uit het gesprek op 26 februari 2019 opgemaakt dat de man helder van geest was en wat hem betrof meer dan bekwaam was om zijn wil te bepalen. De notaris Malherbe wijst erop dat hij volgens de richtlijnen een onderzoek dient in te stellen. Dit onderzoek richt zich in dit geval op de emotie van de man. De psycholoog van Heliomare heeft de notaris laten weten dat bij hersenschade na een ernstig ongeval een ander denkpatroon en een andere kijk op het leven kan ontstaan. Na een korte termijn als in dit geval is niet vast te stellen of dit komt door een karakterverandering of de emotie die is ontstaan door het ongeval en het overleven daarvan. Een verandering van karakter zal een blijvend ander denkpatroon opleveren. De emotie kan van korte duur zijn. De notaris Malherbe herhaalt dat de man hem meerdere malen duidelijk heeft gemaakt nooit meer in gemeenschap van goederen te zullen trouwen. “Gezien de huidige ommezwaai” kan hij dan ook niet beoordelen of dit een blijvende verandering van het karakter betreft, dan wel of de beslissing van de man is genomen uit emotionele gronden. De notaris Malherbe is daarom tot de conclusie gekomen om op dat moment niet te kunnen meewerken aan het opheffen van de HVW 2009, hetgeen niet wil zeggen dat hij daaraan voor altijd zijn medewerking zal onthouden.

Notaris Malherbe heeft in zijn e-mail van 26 februari 2019 bevestigd dat de man tijdens het gesprek een goede indruk maakte en dat de reden voor het vooralsnog geen medewerking verlenen tweeledig was: de eerder uitgesproken wens van de man nooit meer in gemeenschap van goederen te huwen en de mogelijkheid van een te snelle emotionele beslissing.

Voorts heeft notaris Malherbe in zijn e-mail van 26 februari 2019 laten weten dat de man na zijn brief van 13 maart 2012 telefonisch contact met hem heeft opgenomen. De man was ontsteld over de inhoud van de brief en heeft gevraagd wanneer de notaris wel zou willen meewerken. Daarop heeft de notaris Malherbe de man laten weten dat er tenminste een jaar overheen zou moeten gaan voordat hij er opnieuw over zou willen praten.

3.9

Vervolgens heeft de man notaris Nagtglas Boot benaderd en heeft een bespreking van partijen met deze notaris plaatsgevonden. De door de notaris van dit gesprek gemaakte aantekeningen houden het volgende in: “Man is ernstig ziek geweest en wil nu huwelijkse voorwaarden met koude uitsluiting naar gemeenschap van goederen (. . .) Gewezen op risico na echtscheiding helft moet dan verdeeld (. . .)”

3.10

Op 13 april 2012 heeft een tweede gesprek met partijen en notaris Nagtglas Boot plaatsgevonden. Daarbij was ook kandidaat-notaris Oosterbaan aanwezig. De aantekeningen van notaris Nagtglas Boot van dit gesprek luiden als volgt:

“13/4.2012. Nadere bespreking met als aanwezige (. . .) Oosterbaan. Man herhaalt het in het vorige gesprek (. . .)”

De aantekeningen van kandidaat-notaris Oosterbaan houden het volgende in:

“ [de man] en [de vrouw]

[de man] (. . .) vertelt zelf – op verzoek van de notaris – wat hij wil en wat daarvan de consequentie is.

[de man] (. . .) legt zelf uit waarom hij nu anders denkt dan in 2009. Bij het maken van de huwelijksvoorwaarden destijds voorzichtig. Nu ziet meneer het ‘na ervaring’ van drie jaar huwelijk anders.

GNB (hof: Nagtglas Boot): wijst op risico van echtscheiding/verdelen van vermogens (. . .).

[de man] kan ook (. . .) vragen beantwoorden over de vermogensopstelling en helpt ‘misverstanden’ – hoe zit het met panden op naam van de kinderen – uit de weg.

mw. verklaart positief vermogen te hebben – c. 150.000 (. . .)

Beiden verklaren geen schuldeisers te benadelen.”

3.11

De man heeft op 25 mei 2012 zijn testament gewijzigd, waarbij de vrouw, zijn vier kinderen en de twee kinderen van de vrouw tot erfgenaam zijn benoemd.

3.12

De man heeft in september 2012 een bijeenkomst in het Van der Valk hotel in Breukelen georganiseerd. Tijdens deze bijeenkomst heeft de man in aanwezigheid van de vrouw aan zijn vier kinderen uiteengezet dat de huwelijkse voorwaarden waren gewijzigd, in die zin dat partijen in gemeenschap van goederen waren gehuwd. Deze bijeenkomst is geëindigd in ruzie tussen de man en zijn kinderen.

3.13

Op 7 juli 2014 heeft de man zijn testament opnieuw gewijzigd, in die zin dat de kinderen van de vrouw niet langer erfgenaam zijn.

3.14

Het huwelijk van partijen is op 21 augustus 2019 ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de - in zoverre niet bestreden - beschikking van de rechtbank van 17 april 2019, waarbij de echtscheiding tussen partijen is uitgesproken.

3.15

Prof. dr. Rudolf W.H.M. Ponds (hierna: Ponds), klinisch neuropsycholoog van Maastricht UMC, heeft op 5 augustus 2019 een neuropsychologisch expertise-onderzoek verricht ter bepaling van mogelijke cognitieve stoornissen/beperkingen bij de man als gevolg van multipele CVA’s in 2012. In zijn rapport van 13 augustus 2019 heeft hij daarover het volgende geschreven:

“Uit de beschikbare rapportage uit het ziekenhuis en uit het revalidatiecentrum Heliomare is op te maken dat er in 2012 sprake was van cognitieve problemen aansluitend op de doorgemaakte CVA’s. Ook wordt duidelijk dat onderzochte zelf daar weinig aandacht voor had (. . .). Men spreekt over het verbloemen dan wel het bagatelliseren van met name de geheugenproblemen. Ook bij dit onderzoek valt dat weer op: tijdens het interview is er bij gericht doorvragen duidelijk sprake van geheugenhiaten, waar onderzochte gemakkelijk overheen stapt.(. . .)

Onderzochte is een sociaal zeer vaardige en welbespraakte man waarmee hij naar mijn inschatting veel geheugenlacunes weet te verhullen (. . .). Voor de buitenwereld zullen de geheugenproblemen daardoor niet altijd te bemerken zijn. Ik schat ook in dat betrokkene vanuit zijn trotse grondhouding niet gemakkelijk toegeeft zaken ‘niet te weten’ en daar met zijn al genoemde sociale vaardigheden en welbespraaktheid gemakkelijk overheen weet te stappen in het sociale verkeer.

Een belangrijke vraag is in hoeverre deze ernstige geheugenproblemen ook al aanwezig waren in 2012 als gevolg van de doorgemaakte CVA’s. Ik acht dit aannemelijk, gezien het feit dat de geheugenproblemen zijn ontstaan direct volgend op de CVA’s. Ik acht het ook aannemelijk dat de geheugenproblemen toen zelfs nog ernstiger waren dan nu. (. . .)

Op grond van bovenstaande acht ik het daarom aannemelijk dat onderzochte cognitieve stoornissen had bij het tekenen van de notariële akte in 2012, meer in het bijzonder zal er sprake zijn geweest van een ernstige geheugenstoornis. Dit zal hem zeker hebben beperkt in het volledig kunnen begrijpen van een complexe notariële akte. Mocht hij dat zelf al hebben bemerkt, dan acht ik het waarschijnlijk dat hij gegeven zijn persoonlijkheid (trots, regie houden) daar geen blijk van heeft gegeven. Daarmee kan de indruk zijn ontstaan dat onderzochte volledig begrip had van hetgeen is besproken en ondertekend, waar dit feitelijk niet zo was.”

3.16

Vervolgens heeft Ponds op aanvullende vragen van de advocaat van de man op 21 augustus 2019 onder meer het volgende geschreven.

Op de vraag in hoeverre het aannemelijk is dat de cognitieve beperkingen en emotionele verstoringen van de man zodanig zijn dat sprake is van een ernstige wijziging van emoties c.q. het niet kunnen overzien van (juridische) beslissingen: “zeer aannemelijk. Het betreft hier met name het niet kunnen overzien van (juridische) beslissingen. Ik kan niet overzien of er destijds ook sprake was van een ernstige wijziging van emoties.”

3.17

Bij beschikking van de rechtbank Limburg van 26 november 2019 - hangende de procedure in hoger beroep - zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan de man wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand onder bewind gesteld, met ingang van 1 december 2019. De ter zitting van het hof aanwezige zoon is daarbij tot bewindvoerder benoemd.

4 De omvang van het geschil

4.1

Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en afgewezen het zelfstandig verzoek van de man de tussen partijen tijdens huwelijk op 13 april 2012 opgestelde huwelijkse voorwaarden te vernietigen, althans voor recht te verklaren dat deze vernietigd zijn ten gevolge van het beroep op een wilsgebrek en partijen aldus zijn gehuwd met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen overeenkomstig de akte van huwelijkse voorwaarden verleden op 24 juli 2009. De behandeling ten aanzien van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap is pro forma aangehouden tot 15 mei 2019 in afwachting van stukken van partijen als bedoeld onder 2.5.23 van de beschikking en voorts is bepaald dat de man € 2.115,- per maand dient te betalen aan de vrouw als uitkering tot levensonderhoud, met ingang van de dag van inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.

in principaal hoger beroep

4.2

De man (in het navolgende is hiermee ook wel bedoeld de bewindvoerder die hangende de procedure in hoger beroep als vertegenwoordiger van de man is opgekomen) verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen voor wat betreft de daarbij gegeven eindbeslissing die ziet op de afwikkeling van de verdeling / huwelijkse voorwaarden, en, opnieuw rechtdoende, zo nodig onder wijziging of aanvulling van gronden en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de tussen partijen tijdens huwelijk op 13 april 2012 ten overstaan van notaris mr. G.W. Nagtglas Boot te Alkmaar opgestelde huwelijkse voorwaarden vernietigd worden, althans voor recht te verklaren dat deze vernietigd zijn ten gevolge van het beroep op een wilsgebrek en partijen aldus zijn gehuwd met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen overeenkomstig de akte van huwelijkse voorwaarden verleden ten overstaan van notaris mr. L.D. Malherbe op 24 juli 2009.

4.3

De vrouw verzoekt het door de man verzochte af te wijzen.

in incidenteel hoger beroep

4.4

De vrouw verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre en voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de man € 3.934,- per maand aan partneralimentatie dient te betalen met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, althans een zodanig bedrag en met ingang van een zodanige datum als het hof juist acht.

4.5

De man verzoekt de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel haar verzoek af te wijzen.

5 De motivering van de beslissing

In principaal hoger beroep

5.1

De rechtbank heeft overwogen dat de omstandigheid dat de man ten tijde van de wijziging van de huwelijkse voorwaarden herstellende was van een aneurysma, weliswaar een bijzondere omstandigheid vormt als bedoeld in artikel 3:44 BW , maar dat niet is komen vast te staan dat de vrouw wist dat de man door de bijzondere omstandigheid waarin hij verkeerde werd bewogen tot het wijzigen van de huwelijkse voorwaarden en dat evenmin de vrouw het tot stand komen van de gewijzigde huwelijkse voorwaarden heeft bevorderd.

5.2

Samengevat komen de grieven van de man neer op het volgende. De man heeft door de doorstane ziekte ernstig hersenletsel opgelopen. Er was sprake van geheugenproblematiek, waardoor hij de gevolgen van de wijziging van de huwelijkse voorwaarden niet heeft kunnen overzien. Ook was als gevolg van de ziekte sprake van een sterke emotionele verstoring. De vrouw had daar wetenschap van en heeft druk op de man uitgeoefend “om iets te regelen”, omdat hij niet lang meer zou leven.

5.3

Het hof overweegt allereerst dat het beroep van de vrouw op verjaring niet slaagt, gelet op de verlenging van de verjaringstermijn tussen echtgenoten als voorzien in artikel 3:321 lid 1 sub a BW. Voor het overige overweegt het hof het volgende.

5.4

Ingevolge artikel 3:44 lid 1 BW is een rechtshandeling vernietigbaar, wanneer zij door bedreiging, bedrog of misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen. Misbruik van omstandigheden is volgens artikel 3:44 lid 4 BW aanwezig, wanneer iemand die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden, zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling, het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen hij weet of moet begrijpen hem daarvan zou behoren te weerhouden.

Bij de beoordeling van misbruik van omstandigheden gaat het om de vraag of de wil van de betrokkene is beïnvloed door het bestaan van de bijzondere omstandigheden, terwijl de wederpartij wist of moest begrijpen dat de betrokkene door bijzondere omstandigheden tot de betrokken rechtshandeling werd bewogen en in verband daarmee zich van medewerking aan de rechtshandeling had moeten onthouden. Aan het wettelijk vereiste dat de rechtshandeling is bevorderd, is niet slechts voldaan indien het initiatief van de ander is uitgegaan of als deze zich actief heeft opgesteld. Ook kan onder omstandigheden het bevorderen (reeds) worden aangenomen indien de ander enkel in verband met diens bekendheid met bijzondere omstandigheden van medewerking aan de rechtshandeling behoorde af te zien.

5.5

Bij de beoordeling van de grieven is het volgende van belang. De vrouw heeft aangevoerd dat de man al voor zijn ziekte een slecht geheugen had, maar dat hij ook na zijn ziekte geen problemen had met het behartigen van zijn zaken en ook zijn pincode nog kende. De man was voor zijn ziekte stellig en zelfbepalend. Met uitzondering van de dagen dat hij in het VU ziekenhuis verbleef, was de man ook zo na zijn ziekte. Voor zijn ziekte, in 2010 of 2011, heeft de man een aantal keren gesproken over wijziging van de huwelijkse voorwaarden. De man heeft daarbij tegen haar gezegd dat hij het niet goed voor haar had geregeld. De vrouw had er indertijd niet zoveel problemen mee dat notaris Malherbe niet wilde meewerken aan de wijziging van de huwelijkse voorwaarden. Zij heeft daarover met de man gesproken en gezegd dat hij het ook een jaar kon uitstellen. De man is daarop volgens de vrouw “bijna tegen het plafond gevlogen” en heeft gezegd dat zijn kinderen al genoeg hadden. De vrouw wilde de man rust geven door in te stemmen met de wijziging. De man heeft dit alles niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken. Het hof gaat daarom uit van de juistheid van dit betoog van de vrouw.

5.6

Beide besprekingen met notaris Nagtglas Boot over de HVW 2012 hebben plaatsgevonden in Heliomare. Tijdens het eerste gesprek is de ziekte van de man besproken. Volgens de vrouw is daarbij ter sprake gekomen dat notaris Malherbe de huwelijkse voorwaarden niet wilde wijzigen, waarop notaris Nagtglas Boot heeft gezegd dat hij het zelf zou beoordelen. Dit is door de man niet, althans onvoldoende gemotiveerd besproken. Ook heeft de notaris de man tijdens het eerste gesprek gewezen op de gevolgen van de gewenste wijziging. De notaris heeft aanleiding gezien het tweede gesprek in aanwezigheid van een kandidaat-notaris te houden. In dat gesprek heeft hij de man zelf laten vertellen wat hij wilde bewerkstelligen en wat daarvan de gevolgen zouden zijn, wat de reden voor het aangaan van de eerdere huwelijkse voorwaarden was en de reden voor de gewenste wijziging. Voorts heeft hij de man uitleg laten geven over zijn vermogensopstelling, waarbij de man zelf opheldering heeft gegeven bij misverstanden. Hieruit blijkt dat de notaris aanvankelijk alleen en vervolgens samen met de kandidaat-notaris als onpartijdige getuige het nodige onderzoek heeft verricht en op grond daarvan geen reden heeft gezien om de akte niet te passeren. Weliswaar is niet komen vast te staan dat de notaris het stappenplan wilsbekwaamheid heeft gevolgd, maar dat doet niet af aan het oordeel dat de notaris onderzoek heeft gepleegd en daarbij zorgvuldig te werk is gegaan.

5.7

Voorafgaand aan de gesprekken bij de notaris heeft de man de vrouw gevolmachtigd zijn zaken waar te nemen. Na ongeveer zes weken heeft de man de behartiging van zijn zakelijke belangen zelf weer opgenomen. Hij heeft zelf contact gezocht met notaris Malherbe voor het opstellen van de HVW 2012 en, nadat deze zijn medewerking had geweigerd, een afspraak gemaakt met notaris Nagtglas Boot. Notaris Malherbe heeft na zijn weigering schriftelijk aan partijen laten weten dat hij uit het gesprek, waarbij hij de “ouderwetse [naam man] ” weer had gezien, heeft opgemaakt dat er in de cognitieve vermogens van de man geen beletsel bestond om de akte te passeren. Hij heeft slechts in de mogelijkheid van een kortdurende emotie aanleiding gezien voorlopig niet mee te werken.

5.8

Heliomare heeft in 2012 melding gemaakt van problemen bij de man op het gebied van het kortetermijngeheugen, en Ponds, die in 2019 ernstige geheugenproblemen bij de man heeft vastgesteld, acht het aannemelijk dat deze direct na de herseninfarcten in 2012 aanwezig waren. Daarmee is evenwel voor het hof nog niet komen vast te staan dat de geheugenproblemen ten tijde van de wijziging van de huwelijkse voorwaarden daadwerkelijk zo ernstig waren als Ponds schrijft. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat, indien de problemen zodanig ernstig waren als Ponds meende dat in 2012 het geval was, het in de rede zou hebben gelegen dat Heliomare van ernstige dan wel zeer ernstige geheugenproblemen had gesproken. Dat is niet het geval. Evenmin heeft Heliomare inzicht gegeven op welk gebied de problemen met het geheugen waren geconstateerd, zoals zijn dagelijks/praktisch functioneren en/of het functioneren bij het voeren van inhoudelijke gesprekken. Voorts neemt het hof daarbij in aanmerking de bevindingen van notaris Malherbe, die al sinds vele jaren zakelijke en privétransacties van de man heeft begeleid en uitgevoerd, over het zien van de “oude [naam man] ” en de bevindingen van notaris Nagtglas Boot en kandidaat-notaris Oosterbaan, die onderzoek (als onder 3.10 en 5.6 beschreven) hebben verricht alvorens de akte te passeren. Tenslotte weegt het hof ook mee hetgeen hiervoor is overwogen over de door de man zelfstandig verrichte handelingen voorafgaand aan de totstandkoming van de HVW 2012 en de niet bestreden stelling van de vrouw dat de man geen problemen had met het behartigen van zijn zakelijke belangen. Gelet op dit alles is niet komen vast te staan dat sprake was van zodanige door zijn ziekte veroorzaakte geheugenproblemen dat de man de gevolgen van de wijziging van de huwelijkse voorwaarden niet heeft kunnen overzien.

5.9

Evenmin is komen vast te staan dat bij de man sprake was van een emotionele verstoring, en wel op grond van het navolgende. Ponds heeft desgevraagd aan de advocaat van de man laten weten niet te kunnen overzien of na de ziekte van de man sprake was van een ernstige wijziging van emoties. Volgens het ontslagbericht van Heliomare was bij de man geen sprake van stemmingsstoornissen. Notaris Malherbe heeft geen emotionele verstoring vastgesteld, maar er de voorkeur aan gegeven nog even te wachten om te bezien of de wens tot wijziging van de huwelijkse voorwaarden niet door een dergelijke verstoring was ingegeven. Notaris Nagtglas Boot, op de hoogte van de ziekte van de man en de weigering van notaris Malherbe tot medewerking, heeft geen aanleiding gezien de akte niet te passeren. Gevraagd naar de reden voor de wijziging van de huwelijkse voorwaarden, heeft de man verklaard dat hij er na drie jaar huwelijk anders over is gaan denken. Zijn ziekte heeft hij daarbij niet genoemd. De man had - zo heeft de vrouw onbestreden aangevoerd - al voor zijn ziekte meerdere keren aan de vrouw te kennen gegeven dat hij de huwelijkse voorwaarden wilde wijzigen “omdat hij het niet goed voor haar had geregeld”, welke wens hij na zijn ziekte heeft uitgevoerd. Daarna heeft hij in 2012 zijn testament gewijzigd waarbij de vrouw tot erfgenaam is benoemd en later een bijeenkomst georganiseerd waarin hij de kinderen heeft uiteengezet dat de huwelijkse voorwaarden waren gewijzigd en wat deze wijziging inhield. Daarna is de man niet eerder dan in het verweerschrift in de echtscheidingsprocedure op de huwelijkse voorwaarden teruggekomen, ook niet bij de wijziging van zijn testament in 2014 - waarbij de vrouw erfgenaam is gebleven en waarin wordt vermeld dat partijen in wettelijke gemeenschap van goederen zijn gehuwd - en evenmin nadat de relatie van partijen was verslechterd. Volgens de informatie die notaris Malherbe van de psycholoog van Heliomare had gekregen kan de emotie, in tegenstelling tot een verandering van karakter na een herseninfarct, van korte duur zijn. De man is evenwel ook na het aangaan van de HVW 2012 nog gedurende een groot aantal jaren standvastig gebleven in zijn wens tot wijziging, althans liggen aan het hof geen feiten voor waaruit anders blijkt.

5.10

Nu niet is komen vast te staan dat bij de man sprake was van als gevolg van zijn ziekte ontstane geheugenproblemen en/of een emotionele verstoring, kan niet worden geoordeeld dat de man daardoor werd bewogen tot het aangaan van de HVW 2012.

5.11

In dit verband heeft de man verder nog betoogd dat de vrouw zijn kinderen tegen hem heeft opgezet waardoor hij hen niet zag en dat de man sterk afhankelijk was gemaakt van de vrouw. De man heeft daartoe onder meer verwezen naar de brief van zijn zoon [de bewindvoerder] van 12 juni 2012.

Het hof overweegt als volgt. In de brief van de zoon [de bewindvoerder] wordt verslag gedaan van een aantal voorvallen dat zich na het ziek worden van de man tussen de vrouw en zijn kinderen heeft voorgedaan. Dat de man daarna zijn kinderen niet meer heeft kunnen zien, blijkt daaruit niet. Wel valt in de brief te lezen dat sprake was van verschil van mening tussen de man en zoon [de bewindvoerder] , die indertijd het initiatief heeft genomen tot een verzoek onderbewindstelling van de goederen en de man, en dat [de bewindvoerder] behoefte had aan een gesprek daarover met de man. Voor het oordeel dat de man, zoals hij stelt, tot onderbewindstelling is geadviseerd, ontbreken aanknopingspunten. Volgens zoon [de bewindvoerder] in zijn brief was de vrouw akkoord met zijn voorstel dat hij de zaken van de man zou regelen totdat de man daartoe zelf weer in staat zou zijn, maar heeft de vrouw haar medewerking aan een verzoek tot onderbewindstelling geweigerd. De vrouw heeft daarover ter zitting verklaard dat de man altijd heeft gezegd dat hij niet wilde dat zijn zoons zijn financiën zouden doen en dat zij wilde wachten totdat de man buiten coma was. Dit komt het hof niet onaannemelijk voor, gelet op de opmerking van zoon [de bewindvoerder] in zijn brief dat uit gesprekken met de andere zoon [X] naar voren is gekomen dat het de man dwars zat dat [de bewindvoerder] de onderbewindstelling heeft willen regelen. Met het levenstestament heeft de man de vrouw de teugels in handen gegeven, niet alleen ten aanzien van beslissingen aangaande hemzelf, maar ook ten aanzien van beslissingen over zijn onderneming. Gesteld noch gebleken is dat dit is geschied op initiatief van de vrouw; te minder nu de vrouw niet aanwezig was bij het gesprek van notaris Malherbe en de man, en haar na afloop het resultaat van het gesprek is meegedeeld: zij zou tot gevolmachtigde worden benoemd. Daarna heeft de man telkens zelf contact opgenomen met de notarissen en heeft de vrouw gezegd wel een jaar te willen wachten, maar heeft de man het aangaan van de HVW 2012 doorgezet. Gelet hierop en nu ook overigens niet aannemelijk is geworden dat de man afhankelijk was van de vrouw, kan ook niet worden geoordeeld dat een bijzondere omstandigheid waardoor de man tot het aangaan van de HVW 2012 werd bewogen, is gelegen in zijn ziekte en de gevolgen daarvan tezamen met een grote afhankelijkheid van de man van de vrouw.

5.12

Daarenboven geldt het volgende.

De man was, zoals gezegd, zowel voor als na zijn ziekte stellig en zelfbepalend. Hij heeft de vrouw tijdens zijn ziekte gevolmachtigd en korte tijd later zijn zakelijke belangen zelf weer ter hand genomen, waarmee hij geen problemen had. De man is zowel voor als na zijn ziekte standvastig geweest in zijn wens tot het wijzigen van de huwelijkse voorwaarden, hij heeft zelf daartoe de afspraken met de notarissen geregeld en hij heeft, toen de vrouw, zoals zij onweersproken heeft aangevoerd, voorstelde de wijziging van de huwelijkse voorwaarden een jaar uit te stellen, dit niet willen accepteren.

Notaris Malherbe, die al vele jaren zaken met de man had gedaan en op grond van zijn ervaring als notaris in staat kan worden geacht te kunnen beoordelen of zijn gesprekspartner het gesprokene al dan niet heeft begrepen, heeft na zijn gesprek met de man, die hij toen heeft ervaren als de “ouderwetse [naam man] ”, in diens cognitieve vermogens op zichzelf genomen geen beletsel gezien om de akte te passeren. Notaris Nagtglas Boot, van wie eveneens verwacht kan worden in staat te zijn te kunnen beoordelen of zijn gesprekspartner het gesprokene al dan niet heeft begrepen, en die bovendien samen met een collega daartoe onderzoek heeft verricht, heeft noch in de cognitieve vermogens van de man, noch op een andere grond aanleiding gezien zijn medewerking aan de totstandkoming van de HVW 2012 te onthouden.

Ponds heeft in zijn rapport over de geheugenproblemen van de man opgemerkt dat de man een sociaal vaardige en welbespraakte man is waarmee hij veel geheugenlacunes weet te verhullen, waardoor de geheugenproblemen voor de buitenwereld niet altijd te bemerken zijn. De indruk kan zijn ontstaan dat de man, gegeven zijn persoonlijkheid (trots, regie houden), volledig begrip had van hetgeen is besproken en ondertekend, waar dit feitelijk niet zo was, aldus Ponds. In het licht van (al) het voorgaande zijn onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld of gebleken die tot het oordeel leiden dat de vrouw wist dan wel had moeten begrijpen dat de man door geheugenproblemen en/of een emotionele verstoring werd bewogen tot het aangaan van de HVW 2012.

Evenmin kan worden gezegd dat de vrouw de totstandkoming van de gewijzigde huwelijkse voorwaarden heeft bevorderd doordat zij de man onder druk heeft gezet om “iets te regelen” omdat de man niet lang meer zou leven dan wel doordat zij de man van haar afhankelijk had gemaakt, zoals de man heeft gesteld. Zoals hiervoor is overwogen vindt deze stelling van de man geen steun in de, door hem ter onderbouwing van zijn stelling aangehaalde, brief van zijn zoon [de bewindvoerder] van 12 juni 2012 en ook overigens zijn geen, althans onvoldoende concrete feiten of omstandigheden gesteld die een dergelijke conclusie kunnen dragen.

Tot slot geldt dat ook niet kan worden gezegd dat de vrouw van medewerking aan de wijziging van de huwelijkse voorwaarden had behoren af te zien. De vrouw heeft onweersproken verklaard dat zij na de mededeling van notaris Malherbe dat hij voorlopig een jaar niet aan de totstandkoming van de HVW 2012 zou meewerken, tegen de man heeft gezegd dat de man het wijzigen van de huwelijkse voorwaarden ook een jaar kon uitstellen. De man is hierover ontstemd geraakt en heeft gezegd dat zijn kinderen al genoeg hadden. De vrouw wilde de man rust geven door met de wijziging in te stemmen, rust die, zo begrijpt het hof, voor de man in zijn toenmalige situatie zeer nodig was. De man heeft dit alles, zoals ook hiervoor is overwogen, niet weersproken, zodat van de juistheid daarvan dient te worden uitgegaan. Gelet hierop, bezien in het licht van de hiervoor in 5.5 weergegeven omstandigheden en hetgeen het hof hiervoor in 5.8, 5.9 en 5.11 heeft geoordeeld, kan aan de vrouw niet worden tegengeworpen dat zij haar medewerking aan het passeren van de akte HVW 2012 niet heeft onthouden.

Conclusie in principaal hoger beroep

5.13

De conclusie van het voorgaande is dat de grieven in het principaal hoger beroep falen. Het beroep van de vrouw op rechtsverwerking behoeft in het licht van het voorgaande geen bespreking. De man heeft zijn stellingen onvoldoende onderbouwd met concrete feiten en omstandigheden die, indien bewezen, tot het oordeel kunnen leiden dat de bestreden beschikking op de door de man aangevoerde gronden niet in stand kan blijven. Een deel van zijn bewijsaanbod wordt op die grond niet gehonoreerd. Voor het overige is het bewijsaanbod niet ter zake dienend. Het hof zal in het principale hoger beroep de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, bekrachtigen.

In incidenteel hoger beroep

5.14

De rechtbank heeft aanleiding gezien voor de vaststelling van de behoefte van de vrouw uit te gaan van het bedrag dat de vrouw tijdens het huwelijk van de man heeft ontvangen, namelijk € 2.500,- netto per maand. De vrouw betaalde daarvan de huishoudelijke kosten, kleding en uitjes.

5.15

De grieven van de vrouw houden in dat de rechtbank ten onrechte haar behoefte heeft vastgesteld op € 2.500,- netto per maand en haar aanvullende behoefte op € 2.155,- netto per maand. Zij voert daartoe aan dat de man tijdens het huwelijk de woonlasten en verzekeringen voldeed. Rekening houdend met woonlasten, verzekeringen en overige vaste lasten bedraagt haar behoefte € 4.080,- netto per maand. De behoeftebepaling van de rechtbank doet geen recht aan de welstand van partijen na het huwelijk.

5.16

Het hof begrijpt het over en weer door partijen aangevoerde aldus dat de behoefte opnieuw moet worden vastgesteld en dat, indien het hof tot een andere behoefte zou komen, de draagkracht opnieuw moet worden berekend.

5.17

Het door de vrouw in hoger beroep aangevoerde komt erop neer dat haar behoefte € 2.500,- netto per maand bedraagt, vermeerderd met woonlasten, verzekeringen en overige vaste lasten. De man heeft betwist dat het tijdens het huwelijk door hem maandelijks overgemaakte bedrag uitsluitend voor de vrouw werd aangewend. Uit de bankafschriften van de vrouw waarop dit bedrag werd gestort blijkt dat, naast kosten van de huishouding en privékosten van de vrouw, ook bedragen zijn overgemaakt naar opleidingsinstituten van haar beide kinderen. Het dient er daarom voor te worden gehouden dat het maandelijkse bedrag van € 2.500,- tevens voor het levensonderhoud van de kinderen werd aangewend.

5.18

Het voorgaande brengt met zich dat voor de bepaling van de behoefte moet worden uitgegaan van de in hoger beroep overgelegde behoeftelijst van de vrouw. De vrouw heeft nagelaten de bij de diverse onderdelen genoemde bedragen te onderbouwen. Dit klemt met name omdat de vrouw wel woonlasten van € 1.650,- heeft opgevoerd, terwijl de vrouw deze thans feitelijk niet heeft. Zij woont bij haar zoon, die een pand van de man huurt. Over de opgevoerde woonlasten kan daarom niet worden geoordeeld dat zij een reële woonlast betreffen. Evenmin kan worden vooruitgelopen op de periode waarin de vrouw weer zelfstandig is gaan wonen. Gelet op het oordeel van het hof in het principale hoger beroep is de vrouw immers gerechtigd tot de helft van de huwelijksgoederengemeenschap, waarin zich onder meer een groot aantal onroerende zaken bevindt.

5.19

Bij gebrek aan voldoende duidelijkheid over het inkomen van de man tijdens het huwelijk van partijen kan het hof niet uitgaan van de zogenaamde hofnorm voor de vaststelling van de behoefte van de vrouw. De conclusie luidt dat de vrouw niet voldoende heeft onderbouwd dat de door de rechtbank vastgestelde netto behoefte van € 2.500,- per maand onjuist is en dat deze € 4.080,- per maand bedraagt. De vrouw heeft voorts geen feiten of omstandigheden aangedragen op grond waarvan moet worden geoordeeld dat, rekening houdend met een netto behoefte van € 2.500,- per maand en haar inkomen uit AOW, haar aanvullende behoefte anders was uitgekomen dan op € 2.155,-.

Conclusie in incidenteel hoger beroep

5.20

De grieven falen. Ook in incidenteel hoger beroep zal de bestreden beschikking worden bekrachtigd.

6 Beslissing

Het hof:

in principaal en incidenteel hoger beroep

bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.

Deze beschikking is gegeven door mr. T.A.M. Tijhuis, mr. H.A. van den Berg en mr. J. Jonkers in tegenwoordigheid van mr. A. Paats als griffier en is op 22 december 2020 in het openbaar uitgesproken door de oudste raadsheer.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature