Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Witwassen. Aan de verklaring van de verdachte over een legale herkomst van het bedrag is door het onderzoek elke grond komen te ontvallen. Derhalve dient een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring te gelden.

Uitspraak



afdeling strafrecht

parketnummer: 23-003246-17

datum uitspraak: 2 oktober 2020

TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)

Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 5 september 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-720068-16 tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Italië) op [geboortedag] 1988,

adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van

18 september 2020 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.

Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen behalve ten aanzien van de strafoplegging – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat de gronden zullen worden gewijzigd in die zin dat de bewijsoverweging van de politierechter wordt vervangen door onderstaande overweging.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De verdachte heeft een verklaring gegeven voor de herkomst van het geld . Hij heeft dit geld verdiend door (zwart) te werken en heeft dit met stukken onderbouwd.

Het hof stelt voorop dat naar bestendige jurisprudentie in een geval als het onderhavige, waarin geen direct bewijs aanwezig is voor inkomsten uit brondelicten, witwassen bewezen kan worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen afkomstig zijn uit enig misdrijf. Het ligt op de weg van het openbaar ministerie om zicht te bieden op het bewijs waaruit zodanige feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid. De toetsing door de rechter dient daarbij de volgende stappen te doorlopen.

Allereerst zal moeten worden vastgesteld of de aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Indien dit zich voordoet, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Die verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol. Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal dienen te blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst heeft en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.

De verdachte is op 23 juli 2016 op Schiphol aangetroffen met een contant geldbedrag van € 26.105,00, voor een groot deel bestaande uit grote coupures van € 100,00 en € 500,00. De verdachte had het geld verstopt op verschillende plekken op zijn lichaam en in zijn kleding, waaronder achter zijn broeksband ter hoogte van het kruis. De verdachte wilde naar Colombia reizen waarbij hij in eerste instantie heeft verklaard een enkele reis te hebben geboekt terwijl hij in werkelijkheid enkele dagen voor vertrek een retourticket had aangeschaft. Onder de verdachte is een notitieboekje aangetroffen, waarin voor verschillende zaken het wachtwoord “[wachtwoord]” werd gehanteerd en in de iPad van de verdachte zijn documenten aangetroffen waaruit blijkt dat de verdachte betrokken is bij een Italiaanse strafzaak die ziet op verdovende middelen.

Op basis van de vorenstaande feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang beziend is sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen.

Het op 23 juli 2016 op Schiphol onder de verdachte aangetroffen contante geldbedrag van € 26.105,00 zou volgens de verdachte afkomstig zijn uit arbeid in Italië, Australië en de Filipijnen. Een deel zou uit de erfenis van zijn ouders afkomstig zijn en een ander deel uit verzekeringsuitkeringen. De verdachte is eerst in hoger beroep met stukken gekomen die zijn verklaring over de herkomst van het geld zouden moeten onderbouwen. Deze verklaring van de verdachte en de door hem overgelegde stukken zijn door het openbaar ministerie onderzocht, wat heeft geresulteerd in een aanvullend proces-verbaal van 25 september 2019. De uitkomst van dat onderzoek is dat de inhoud van de door de verdachte overgelegde bescheiden de legale herkomst van het op 23 juli bij de verdachte aangetroffen geldbedrag niet aan heeft kunnen tonen.

Aan de verklaring van de verdachte over een legale herkomst van het bedrag is door het onderzoek elke grond komen te ontvallen. Derhalve dient een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring te gelden.

Oplegging van straffen

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 weken met aftrek van het voorarrest.

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.

Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een bedrag van ruim € 26.000,00.

Witwassen vormt een ernstige bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.

Het bewezen verklaarde feit is dermate ernstig dat niet met een andere straf dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan worden volstaan. Het hof heeft acht geslagen op de straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd en op het Uittreksel Justitiële Documentatie ten name van de verdachte van 9 september 2020, waaruit blijkt dat hij in Nederland niet eerder voor enig feit strafrechtelijk is veroordeeld.

Het hof acht, alles afwegende, een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven geldbedrag van in totaal € 26.000,00 dient te worden verbeurdverklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met behulp van dat geldbedrag, dat aan de verdachte toebehoort, is begaan.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht .

Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de strafoplegging en doet in zoverre opnieuw recht.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken.

Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 3 (drie) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:

- een geldbedrag van 26.000,00 euro.

Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.L. Bruinsma, mr. P.C. Römer en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van mr. R. Vosman, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van

2 oktober 2020.

mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

=========================================================================

[…]


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature