Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Klacht tegen een voormalig (toegevoegd) gerechtsdeurwaarder. Keuze van de plaats van aanplakken van een aanplakbiljet met aankondiging executoriale verkoop. Verkeerde indruk gewekt dat het executoriale verkoop van beslagen zaken in de winkel betrof?

Uitspraak



beslissing

___________________________________________________________________ _ _

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht

zaaknummer : 200.253.937/01 GDW

nummer eerste aanleg : C/13/633258/DW RK 17/769

beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 14 januari 2020

inzake

[naam] ,

voormalig toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [plaats] , gemeente [gemeente] ,

appellant,

gemachtigde: [X] ,

tegen

[klager] ,

wonend te [woonplaats] ,

geïntimeerde,

gemachtigde: mr. [Y] .

1 Het geding in hoger beroep

1.1.

Appellant (hierna: de gerechtsdeurwaarder) heeft op 5 februari 2019 een beroepschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend tegen de (aan deze beslissing gehechte) beslissing van de kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam (hierna: de kamer) van 8 januari 2019. De kamer heeft in de bestreden beslissing de klacht van geïntimeerde (hierna: klager) gegrond verklaard en de gerechtsdeurwaarder ter zake daarvan de maatregel van berisping opgelegd.

1.2.

Klager heeft op 11 april 2019 een verweerschrift - met bijlagen - bij het hof ingediend.

1.3.

Het hof heeft de stukken uit de eerste aanleg van de kamer ontvangen.

1.4.

De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 31 oktober 2019. De gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder en klager, vergezeld van zijn gemachtigde, zijn verschenen en hebben het woord gevoerd.

2 Feiten

Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.

Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.

2.1.

Bij vonnis van de kantonrechter te ’s-Hertogenbosch van 30 april 2015 is de echtgenote van klager veroordeeld tot betaling van een geldsom.

2.2.

Klager drijft een onderneming in zonwering en rolluiken. Hij heeft een werkplaats en een winkel. Op 10 mei 2017 is op de winkelruit op de begane grond een aanplakbiljet met de tekst “Verkoop bij executie” aangeplakt. Klager en zijn echtgenote wonen in de woning boven de winkel.

3 Standpunt van klager

Klager verwijt de gerechtsdeurwaarder - in de kern - dat hij een aanplakbiljet van openbare verkoop midden op de winkelruit heeft aangebracht, terwijl hij goed op de hoogte was van de plaatselijke situatie en de feitelijke omstandigheden. Hierdoor heeft de gerechtsdeurwaarder de indruk gewekt dat de executie van de winkel werd aangekondigd. Als gevolg hiervan is een belangrijke offerte geannuleerd en is de goede naam van het bedrijf van klager ernstig aangetast, waardoor klager schade heeft geleden. In zijn winkel bevonden zich echter geen zaken die aan zijn echtgenote toebehoorden. Bovendien wist de gerechtsdeurwaarder dat er niets te executeren viel, aangezien zijn echtgenote geen inkomen en/of bezittingen had, aldus klager.

4 Standpunt van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft verweer gevoerd en voert - samengevat weergegeven - aan dat hij de wettelijke voorschriften en de benodigde zorgvuldigheid in acht heeft genomen. Volgens de gerechtsdeurwaarder is “de plaats”, als bedoeld in artikel 464 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), het pand waar de verkoop zal plaatsvinden en zijn daarbij door de wetgever geen beperkingen opgelegd. De wet verplicht evenmin tot vermelding op het aanplakbiljet van bijvoorbeeld de naam van de persoon ten laste van wie de executieverkoop zal plaatsvinden of een exacte omschrijving van de beslagen zaken. Een aanplakbiljet heeft als doel zoveel mogelijk potentiële kopers te bereiken. Een gerechtsdeurwaarder zal daarom voor het aanbrengen van een aanplakbiljet altijd een plek kiezen die goed zichtbaar is vanaf de openbare weg en voor een ondergrond die glad en schoon is waarop het plakband van het aanplakbiljet zal (blijven) hechten. Wanneer een aanplakbiljet op een pand is aangeplakt, kunnen volgens de gerechtsdeurwaarder altijd zaken in het pand aanwezig zijn die niet onder het beslag vallen en die niet zullen worden verkocht. Hij heeft uitdrukkelijk melding gemaakt van “Inboedel en andere roerende zaken” en aldus geprobeerd duidelijk te maken dat het om huisraad ging en niet om winkelinventaris. De gerechtsdeurwaarder voert verder aan dat klager, zijn echtgenote en de eenmanszaak van klager hetzelfde adres hebben zonder huisnummertoevoeging of andere indicatie. Het betreft één gezamenlijk pand met één gezamenlijke voordeur, één brievenbus en één deurbel. Hij heeft dan ook geen verkeerde indruk gewekt, althans hij had geen mogelijkheden om een eventuele verkeerde indruk te beperken. Het aanplakken op de muur (onder de deurbel) was volgens de gerechtsdeurwaarder geen optie, omdat het van belang is dat een aanplakbiljet langere tijd blijft zitten. Bovendien had ook in dat geval niet kunnen worden voorkomen dat een verkeerde indruk zou zijn gewekt, aangezien de deurbel zich tussen de ramen en de voordeur van de winkel bevindt. Daarbij komt dat een aanplakbiljet tevens wordt aangeplakt in het gemeentehuis en de inhoud daarvan wordt gepubliceerd in de krant, waarbij evenzeer de verkeerde indruk zou kunnen ontstaan dat de winkelinventaris in plaats van de inboedel van de bewoners boven de winkel openbaar wordt verkocht, aldus de gerechtsdeurwaarder.

5 Beoordeling

5.1.

Artikel 464 lid 1 Rv bepaalt dat in de gemeente binnen welke de verkoop zal geschieden, ter plaatse daartoe bestemd, biljetten zullen worden aangeslagen, houdende aanduiding van de plaats, de dag en het uur van de verkoop, alsmede van de aard van de zaken, doch zonder vermelding van nadere bijzonderheden.

Ingevolge het tweede lid van die bepaling worden de biljetten in elk geval aangeslagen aan de plaats waar de zaken zich bevinden en aan die waar de verkoop zal plaatsvinden.

5.2.

Het hof stelt voorop dat het aanplakken van een aanplakbiljet als bedoeld in artikel 464 Rv ertoe dient om zoveel mogelijk potenti ële kopers te bereiken. Het hof acht het weliswaar voorstelbaar dat het aanplakbiljet op een andere plek dan in het midden van de winkelruit van klager zou zijn aangeplakt, maar acht het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar dat de gerechtsdeurwaarder het aanplakbiljet op die plek heeft aangeplakt. Ook als het aanplakbiljet op een andere plek, zoals op of naast de voordeur of deurbel zou zijn aangeplakt, zou bij het winkelend publiek mogelijk de verkeerde indruk zijn gewekt dat het de executoriale verkoop van beslagen zaken in de winkel betrof. Bezoekers van de winkel zouden, ongeacht de plek waar het aanplakbiljet zou zijn aangebracht, zijn geconfronteerd met het aanplakbiljet en zouden dit hebben kunnen associëren met de winkel. Het feit dat zich naast de deurbel (met intercom) een naambordje met de vermelding “ [klager] / [A] ” bevindt, maakt dit naar het oordeel van het hof niet anders. In dat verband acht het hof van belang dat er slechts één voordeur met één deurbel is en dat men - zoals klager ter zitting in hoger beroep heeft verklaard - via deze deur direct in de winkel terechtkomt.

Op grond van het voorgaande is het hof, anders dan de kamer, van oordeel dat de klacht in zoverre ongegrond is. De bestreden beslissing dient derhalve te worden vernietigd.

5.3.

Met betrekking tot het verwijt dat de gerechtsdeurwaarder op de verkeerde zaken beslag heeft gelegd, overweegt het hof dat een oordeel hierover is voorbehouden aan de civiele rechter. Het hof is niet gebleken dat de gerechtsdeurwaarder tegen beter weten in beslag heeft gelegd op zaken die niet toebehoorden aan de persoon ten laste van wie het beslag werd gelegd. Het hof acht de klacht in zoverre daarom eveneens ongegrond.

5.4.

Klager heeft in hoger beroep bewijs aangeboden van zijn stellingen met alle middelen rechtens, in het bijzonder door het doen horen van getuigen. Het hof ziet in dit bewijsaanbod niet een voldoende concrete aanduiding van de specifieke feiten en omstandigheden die, indien bewezen, tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. Het hof zal dit bewijsaanbod reeds daarom passeren.

5.5.

Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.

5.6.

Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

6 Beslissing

Het hof:

- vernietigt de bestreden beslissing;

en, opnieuw beslissende:

- verklaart de klacht ongegrond.

Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, J.W.M. Tromp en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2020 door de rolraadsheer.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature