U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Stiefvader is gebonden aan overeenkomst waarin hij het betalen van schoolgeld voor zoon uit eerder huwelijk van zijn echtgenote als eigen verplichting op zich heeft genomen over de jaren dat die stiefzoon onderwijs heeft genoten ook in het geval hij en de moeder buiten gemeenschap van goederen waren gehuwd en het huwelijk gedurende de periode dat de zoon de school bezocht door echtscheiding is ontbonden.

Uitspraak



GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I

zaaknummer : 200.257.100/01

zaak/rolnummer rechtbank Noord-Holland: 7019705/ CV EXPL 18-4307

arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 21 juli 2020

inzake

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

appellant,

advocaat: mr. T.O. Sohansingh te Amsterdam,

tegen

HET BAKEN ALMERE,

STICHTING VOOR INTERCONFESSIONEEL VOORTGEZET ONDERWIJS,

gevestigd te Almere,

geïntimeerde,

advocaat: mr. H.C. Vroege te Hilversum.

1 Het geding in hoger beroep

1.1

Partijen worden hierna [appellant] en Het Baken genoemd.

1.2

Bij dagvaarding van 25 maart 2019 is [appellant] in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord Holland, locatie Alkmaar (hierna: de kantonrechter), op 7 november 2018 gewezen tussen hem en [X] (hierna: [X] ) als gedaagden en Het Baken als eiseres. De dagvaarding bevat de grieven.

1.3

[appellant] heeft zes grieven tegen het vonnis aangevoerd, producties in het geding gebracht, bewijs aangeboden en geconcludeerd het vonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende de vordering van Het Baken af te wijzen, te bepalen dat Het Baken het door [appellant] (teveel) afgeloste bedrag aan [appellant] moet terugbetalen en Het Baken te veroordelen in de kosten van de procedure in beide instanties.

1.4

Het Baken heeft bij memorie van antwoord de grieven van [appellant] bestreden en geconcludeerd - bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest - het vonnis te bekrachtigen met veroordeling van [appellant] in de kosten van de procedure.

1.5

Partijen hebben de zaak door hun genoemde advocaten doen bepleiten op 18 december 2019. Beide advocaten hebben zich bediend van pleitaantekeningen die aan het hof zijn overgelegd. Partijen hebben voorts vragen van het hof beantwoord.

1.6

Ten slotte is arrest gevraagd.

2 Feiten

2.1

De kantonrechter heeft in het vonnis onder 2 (2.1 tot en met 2.4) de feiten vastgesteld die hij bij het vonnis tot uitgangspunt heeft genomen. Over deze feiten bestaat tussen partijen geen geschil. Ook het hof zal deze feiten daarom tot uitgangspunt nemen.

2.2

Het gaat in deze zaak om het volgende:

Het Baken exploiteert een onderwijsinstelling, die onder de naam “International School Almere” (ISA) Engelstalig voortgezet onderwijs aanbiedt gericht op het verkrijgen van een “International Baccalaureate”. Op 31 januari 2013 hebben [appellant] en zijn toenmalige echtgenote [X] ISA bezocht en een “Application Form” ingevuld en ondertekend ten behoeve van [Y] (hierna: [Y] ), de zoon van [X] . In het formulier is [appellant] aangeduid als “father” van [Y] en is onder het kopje “Person responsible for school fees” zowel bij “father” als bij “mother” de Y (hof: yes) niet doorgestreept en de N (hof: no) wel. Het formulier besluit met een “Declaration”, voor zover van belang luidende:

“By signing below you are agreeing that:

- You have read and will abide by the International School Almere Standard Terms and Conditions including all school fee obligations

(…)”.

[Y] heeft onderwijs bij ISA gevolgd gedurende de (vijf) schooljaren 2013 - 2014 tot en met 2017 - 2018. Tussen 24 september 2014 en 13 april 2018 heeft Het Baken ter attentie van de ouders/verzorgers van [Y] twaalf facturen verstuurd tot een totaalbedrag van € 16.065,-- ter zake van “school fee” en onderwijs gerelateerde kosten, waarvan een bedrag van € 3.869,17 is gecrediteerd.

3 Beoordeling

3.1

Het Baken vorderde in eerste aanleg hoofdelijke veroordeling van [appellant] en [X] tot betaling van € 12.196,83 en (pro resto) € 377,23 ter zake van wettelijke rente verschuldigd tot 4 juni 2018, te vermeerderen met wettelijke rente over€ 12.196,83 vanaf 4 juni 2018, met € 818,59 ter zake van buitengerechtelijke kosten en met de proceskosten. Het Baken stelde ter onderbouwing van haar vordering dat [appellant] en [X] als ouders van [Y] aansprakelijk zijn voor de “school fee” voor het genoten onderwijs, de kosten van schoolreizen en de bij het onderwijs behorende IPad met benodigdheden. De door Het Baken ter zake aan [appellant] en [X] verzonden facturen zijn echter tot het in deze procedure gevorderde bedrag onbetaald gebleven.

3.2

De kantonrechter heeft de vorderingen van Het Baken na verweer zijdens [appellant] (en [X] ) bij het vonnis (hoofdelijk tegen beiden) toegewezen en hen veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter heeft daarbij - kort weergegeven - overwogen dat [appellant] en [X] door het invullen en ondertekenen van het “Application Form” [Y] hebben ingeschreven voor het volgen van onderwijs bij ISA en zich hebben verplicht tot het betalen van schoolgeld en daarmee een onderwijsovereenkomst met Het Baken hebben gesloten. Zij hebben daarom beiden betalingsverplichtingen jegens Het Baken in verband met het door [Y] genoten onderwijs en de daarbij behorende kosten. Het feit dat [appellant] niet de biologische vader van [Y] is, geen gezag over hem heeft en ook overigens in geen enkele rechtsverhouding tot hem staat, zoals hij ten verwere had aangevoerd, is volgens de kantonrechter niet van belang. Dat geldt ook voor de stelling van [appellant] dat hij en [X] onder huwelijkse voorwaarden waren gehuwd en inmiddels zijn gescheiden. Tegen deze beslissing en de gronden waarop deze berust, richten zich de grieven van [appellant] . [X] is niet van het vonnis, voor zover tegen haar gewezen, in appel gekomen. Het hoger beroep betreft dus uitsluitend het tegen [appellant] gewezen vonnis.

3.3

De grieven 1, 2 en 3 en 7 strekken ten betoge dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat er door het invullen en ondertekenen door [appellant] en [X] van het “Application Form” een overeenkomst voor het volgen van onderwijs door [Y] tot stand gekomen is voor de gehele schoolperiode. Daarover bestond geen wilsovereenstemming. [appellant] bezocht op de datum dat het desbetreffende stuk getekend werd, 31 januari 2013, de open dag van ISA. Bij die gelegenheid werd de aspirant leerlingen de mogelijkheid geboden om een dag mee te lopen bij ISA en [appellant] verkeerde in de veronderstelling dat hij met het tekenen van het genoemde stuk als verzorgende ouder [Y] opgaf voor die open dag. Hij stelt dat daarom op grond van het ondertekenen door hem van het “Application Form” niet aangenomen kan worden dat een geldige overeenkomst met Het Baken tot stand is gekomen voor het volgen van een opleiding door [Y] . In de overeenkomst is voorts vermeld dat de “Standard Terms and Conditions” van toepassing zijn maar van die voorwaarden heeft [appellant] geen kennis kunnen nemen. Ze zijn niet overhandigd bij het ondertekenen van het formulier en ook niet te vinden op de website van Het Baken. Het “Application Form” is volgens [appellant] slechts het begin van de aanmeldingsprocedure. Er moeten volgens de website van Het Baken daarna nog vele stappen gezet worden om toegelaten te worden tot de school. Uit niets blijkt dat die stappen in dit geval zijn doorlopen. [appellant] heeft nimmer zijn uitdrukkelijke toestemming gegeven voor het volgend door [Y] van onderwijs op ISA. Bovendien vermeldt de site van Het Baken dat er pas een plek voor een student wordt gereserveerd als de school fee is voldaan. Voor [Y] is nooit fee betaald. Volgens [appellant] wilde Het Baken [Y] ingeschreven houden om hun licentie als erkende internationale school te behouden en van het Ministerie van Onderwijs subsidie voor [Y] te ontvangen. De betalingen die Het Baken bij de berekening van haar vordering in aanmerking neemt, betreffen crediteringen. [appellant] voert verder aan Het Baken ouders jaarlijks vraagt een “school fee agreement” te tekenen, waarmee zij zich verplichten die fee te betalen. In die overeenkomst is bepaald dat het tekenen en retourneren van die overeenkomst onderdeel is van de toelating/hertoelating tot ISA. De toelating is dus pas compleet als ook de “school fee agreement” is ondertekend. [appellant] verwijst naar een procedure bij de rechtbank Midden-Nederland, waarin Het Baken volgens [appellant] , anders dan in deze procedure, juist het standpunt heeft ingenomen dat zij geen meerjarige contracten met de ouders van de leerlingen van ISA sluit. [appellant] heeft nooit een “school fee agreement” getekend. Hij wijst erop dat de in het geding gebrachte “school fee agreement” voor het schooljaar 2017-2018 uitsluitend is ondertekend door [X] .

3.4

Het hof volgt [appellant] niet in dit betoog. Met het ondertekenen van het “Application Form”, waarin uitdrukkelijk is vermeld dat ( [appellant] als) “Father” en ( [X] als) “mother” “Person responsible for school fee” zijn, hebben [appellant] en [X] een onderwijsovereenkomst gesloten ten behoeve van het volgen door [Y] van onderwijs aan ISA en heeft [appellant] zich (naast [X] ) tegenover Het Baken verplicht school fees te betalen indien [Y] de door Het Baken geëxploiteerde school zou bezoeken. Voor de stelling van [appellant] dat zijn wil niet gericht was op het aangaan van een onderwijsovereenkomst maar dat hij slechts beoogde [Y] op te geven voor een open dag zodat er geen sprake is van wilsovereenstemming, is in de tekst van de “Application Form” geen steun te vinden. In de “Application Form” wordt over een open dag niets vermeld en [appellant] kan in redelijkheid niet hebben gedacht dat hij zoveel gegevens over [Y] en hemzelf diende te verstrekken als hij heeft verstrekt, als hij [Y] slechts aanmeldde voor een open dag. Bovendien mocht Het Baken de ondertekening door [appellant] van de “Application Form” redelijkerwijze aanmerken als het aanmelden van [Y] voor ISA, zodat [appellant] ook op die grond geen beroep toekomt op het ontbreken van zijn wil. De verwijzing van [appellant] naar de verschillende stappen die na het tekenen van het “Application Form” nog zouden moeten worden doorlopen om tot een onderwijsovereenkomst te komen - waaronder het ondertekenen van een “school fee agreement” -, baat hem niet. [appellant] heeft in dat verband verwezen naar hetgeen ter zake thans op de website van de school is vermeld maar [appellant] heeft de stelling van Het Baken dat zij in 2013 nog niet met een “school fee agreement” werkte niet betwist. Gesteld noch gebleken is dat er in het kader van het aanmelden van [Y] voor ISA destijds nog andere overeenkomsten dan de onderhavige tussen het Baken en [X] zijn gesloten, waarbij [appellant] geen partij was.

3.5

Niet in geschil is dat [Y] vijf jaar onderwijs bij ISA heeft genoten. Dat betekent dat [appellant] , anders dan hij betoogt, voor die vijf jaar schoolgeld verschuldigd is geworden. Zelfs als de site van Het Baken vermeldt dat er eerst een plek voor een student wordt gereserveerd als het schoolgeld is voldaan, betekent dat niet dat er geen schoolgeld verschuldigd is indien en zolang Het Baken een student toelaat zonder dat het schoolgeld is betaald. De door [appellant] in het geding gebrachte uitspraak van de rechtbank Midden Nederland van 20 oktober 2015 had betrekking op de vraag of Het Baken het schoolgeld gedurende de looptijd van de onderwijsovereenkomst mocht verhogen. Daaruit kan niet worden afgeleid dat in het onderhavige geval geen meerjarige onderwijsovereenkomst tot stand is gekomen. De vordering van Het Baken is tenslotte niet gebaseerd op enige bepaling in de door haar gehanteerde algemene voorwaarden. Het is daarom niet van belang of die vooraarden destijds voor [appellant] kenbaar waren of konden zijn. Aan zijn stellingen daaromtrent wordt voorbijgegaan. De grieven 1 tot en met 3 en 7 falen.

3.6

Grief 4 klaagt erover dat de kantonrechter [appellant] heeft aangemerkt als ouder of verzorger van [Y] en grief 5 strekt ten betoge dat [appellant] ten onrechte als procespartij in deze procedure is aangemerkt. Hij is niet de biologische vader van [Y] , heeft geen gezag over hem en staat dus in geen enkele rechtsverhouding tot hem. Misschien had [appellant] een zorgplicht jegens [Y] in de tijd dat hij met [X] was gehuwd maar de echtscheiding tussen hen is op 18 maart 2015 ingeschreven. [appellant] is dus geen partij bij deze procedure, het betreft een schuld van

[X] . Zij en [appellant] waren op huwelijkse voorwaarden gehuwd, waarbij iedere gemeenschap was uitgesloten. Kennelijk heeft Het Baken niet geweten van de echtscheiding maar dat komt voor de eigen rekening en verantwoordelijkheid van Het Baken. Op grond van haar zorgplicht tegenover [Y] – zij had naar zijn thuissituatie moeten informeren – had zij dat kunnen weten.

3.7

Ook deze grieven treffen geen doel. Voor de vraag of [appellant] naast [X] aansprakelijk is voor de verplichtingen die uit de overeenkomst met Het Baken voortvloeien, is (het voortduren van) het huwelijk tussen [appellant] en [X] en de tussen hen onderling gemaakte afspraken niet van belang. Hetzelfde geldt voor de vraag of [appellant] vader van [Y] is dan wel jegens [Y] een zorgplicht heeft, gezag over hem uitoefent of anderszins tot [Y] in enige rechtsverhouding staat. [X] en [appellant] hebben zich immers beiden verplicht de onderhavige betalingsverplichtingen jegens Het Baken na te komen. Het betalen van de facturen van Het Baken is een eigen verplichting van [appellant] , zodat niet van belang is welk huwelijksgoederenregiem partijen hadden en of hun huwelijk gedurende de looptijd van de onderhavige overeenkomst is geëindigd. Omdat [appellant] zelf partij was bij de onderwijsovereenkomst mocht Het Baken hem in rechte betrekken ter zake van de nakoming van zijn verplichtingen uit die overeenkomst, zoals zij heeft gedaan.

3.8

Grief 6 strekt ten betoge dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat het voor rekening en risico van [appellant] komt dat hij de brieven en aanmaningen van en namens Het Baken, die zijn verstuurd naar het adres van de echtelijke woning, niet heeft ontvangen. [appellant] heeft, zo voert hij aan, tot maart 2015 op het adres van de echtelijke woning ingeschreven gestaan maar heeft daar al vanaf april 2013 niet meer gewoond. Op het “Application Form” staan zijn e-mailadres en telefoonnummer en noch Het Baken noch haar incassogemachtigde hebben rechtstreeks contact met hem opgenomen. [appellant] betwist verder dat hij aansprakelijk is voor facturen die dateren van na de echtscheidingsdatum,18 maart 2015. De facturen van Het Baken zijn gericht aan de ouder of verzorger van [Y] en dat laatste was hij vanaf die datum in ieder geval niet meer.

3.9

Ook deze grief faalt. Anders dan [appellant] blijkbaar meent, had het op zijn weg gelegen Het Baken van zijn adreswijziging op de hoogte te stellen en kon Het Baken hem op het haar bekende adres aanschrijven zolang haar niet door [appellant] bekend was gemaakt dat hij daar niet meer woonde. Hiervoor is reeds overwogen dat [appellant] met het ondertekenen van de “Application Form” de verplichting tot het betalen van “school fee” als eigen verplichting is aangegaan. Niet is overeengekomen dat [appellant] die verplichting niet (langer) zou hebben als hij niet langer verzorger van [Y] zou zijn. Dat betekent dat zijn stelling dat hij de facturen die dateren van na maart 2015 niet hoeft te betalen, niet opgaat.

3.10

De conclusie is dat de grieven falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen. Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [appellant] veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep.

4 Beslissing

Het hof:

bekrachtigt het bestreden vonnis voor zover aan zijn oordeel onderworpen;

veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Het Baken begroot op € 741,-- aan verschotten en € 3.222,-- aan salaris advocaat;

verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit arrest is gewezen door mrs. A.M.A. Verscheure, J.C. Toorman en I.A. Haanappel-van der Burg en is door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2020.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature